Vanaf eind jaren zestig wordt in Nederland met infiltranten gewerkt en aangenomen mag worden dat politile undercover-operaties nog veel ouder zijn. Noot Aanvankelijk worden met enige regelmaat pseudokopen uitgevoerd door de Amerikaanse Drugs Enforcement Administration (DEA), en pas geleidelijk gaat ook de Nederlandse politie zich daar georganiseerd op toeleggen. Omstreeks 1978 is door de Amsterdamse hoofd-inspecteur Sietsma naar Canadees model begonnen met pseudokoopteams die zich gaandeweg ook met verdergaande vormen van infiltratie hebben beziggehouden. Welbewust is toen eind jaren zeventig door middel van de Tallon-zaak een uitspraak van de Hoge Raad met betrekking tot infiltratie uitgelokt. Het experimentele karakter van infiltratie leidde tot problemen rond 1980; ook op het optreden in de direct daarop aansluitende periode wordt tegenwoordig teruggezien alsof het er toen nogal amateuristisch aan toeging.
In het rapport Opsporing gezocht worden de volgende vraagpunten met betrekking tot het gebruik van
infiltranten geformuleerd.
5A. Kan worden volstaan met richtlijnen voor infiltratie en het runnen van informanten?
5B. Moeten de richtlijnen voor infiltratie en het runnen van informanten herzien worden vanwege het
meerduidige karakter van deze richtlijnen?
5C. Hoe gaan politie en justitie in de praktijk om met de opsporingsmethoden infiltratie en het runnen van
informanten? Zijn daar ontwikkelingen in te onderkennen?
5D. Hoe kan in het algemeen de onafhankelijke positie van politie en justitie ten opzichte van informanten
worden gewaarborgd?
5E. In hoeverre worden informanten gebruikt als infiltranten?
5F. Welke grenzen dienen gesteld te worden aan de reikwijdte van infiltratievormen?
5G. Hoe moet de sturing en controle van infiltratie-acties plaatsvinden?
5H. In hoeverre kunnen politie en justitie participeren in het plegen van strafbare feiten teneinde informatie te
krijgen over te plegen of gepleegde strafbare feiten?
5I. Welke voor- en nadelen zijn te onderkennen aan de inzet van politie-infiltranten en burgerinfiltranten?
In het navolgende wordt achtereenvolgens ingegaan op de definitie en de verschijningsvormen van de
methode (5.2), de juridische grondslag (5.3), het feitelijk gebruik (5.5), alsmede de controle en samenwerking
(5.5). Na enkele casus (5.6.) volgen de conclusies (5.7).
volgende         inhoudsopgave en zoeken