Door de commissie-de Wit worden drie vormen van infiltratie onderscheiden: I. Het door een politiefunctionaris of burger, al dan niet onder de dekmantel van een aangenomen identiteit, onder gezag en regie van politie en openbaar ministerie, binnendringen in het criminele milieu of deel uitmaken van een criminele organisatie, ten behoeve van opsporing en vervolging. II. Het, onder gezag en regie van politie en openbaar ministerie, gebruik maken van een persoon die reeds deel uitmaakt van een criminele organisatie en zich als zodanig, met toestemming van politie en openbaar ministerie, schuldig maakt aan bepaalde strafbare feiten.
III. Het, onder gezag en regie van politie en openbaar ministerie, nebenbei, om een criminele organisatie heen, opzetten en exploiteren van een coverbedrijf of een structuur van coverbedrijven, door middel waarvan facilitaire ondersteuning, in de vorm van goederen of diensten aan de criminele organisatie wordt aangeboden op het moment dat die organisatie daarom vraagt. Noot
Op voet van dit onderscheid definieert de commissie infiltratie als het met het oog op opsporing en vervolging onder gezag en regie van politie en openbaar ministerie binnendringen in een criminele organisatie of groep, het ervan deel uitmaken, het gebruik maken van personen die er reeds deel van uitmaken of het (desgevraagd) ondersteunen ervan, indien dit optreden gepaard gaat met het I) aannemen van een valse identiteit en/of II) plegen van strafbare feiten en/of III) aanbieden van goederen en/of diensten aan de criminele organisatie of groep.
Zoals in hoofdstuk 4 reeds is beschreven, merkt de commissie een gestuurde informant dus aan als burgerinfiltrant, indien hij onder gezag en regie van politie en openbaar ministerie strafbare feiten pleegt of de criminele organisatie ondersteunt, dan wel optreedt onder een valse identiteit. Veel personen die in de praktijk als informant (in politiejargon soms informatiepositie genoemd) worden aangemerkt, voldoen aan het criterium dat zij als gestuurde informant de criminele organisatie ondersteunen. Deze benadering heeft - wellicht daardoor - feitelijk nog niet algemeen ingang gevonden. Dikwijls worden personen als informant aangeduid, waar zij volgens voormelde criteria infiltrant zijn. Zo is opgemerkt dat van de informanten 20% zou kunnen worden aangemerkt als burgerinfiltrant. In de praktijk wordt het onderscheid met grote verschillen gemaakt. Ter illustratie daarvan dient het volgende. In overeenstemming met de door de commissie gekozen definitie zijn in de praktijk aangetroffen opmerkingen dat een informant infiltrant wordt, zodra hij met toestemming strafbare feiten pleegt, of als hem gevraagd wordt een loods te huren, omdat een transport wordt verwacht en hij vervolgens ook met medeweten of onder regie van het openbaar ministerie die loods huurt.
Verder dan de commissie gaat de in de praktijk ook wel aangetroffen opvatting dat een gestuurde informant (die andere activiteiten gaat verrichten dan hij uit zichzelf zou doen) een infiltrant wordt. Ook verder gaat de door een CID-officier geuite opvatting dat een informant die diep in de organisatie functioneert een infiltrant is.
Onderscheid dient te worden gemaakt tussen de navolgende verschijningsvormen van infiltratie: pseudo-koop, pseudo-verkoop, projectmatige infiltratie, frontstores en gecontroleerde aflevering en (gecontroleerde) doorlating. Elk van deze vormen kan met gebruikmaking van politie dan wel burger-infiltranten plaatsvinden.
Pseudo-koop
Pseudo-koop is een vorm van infiltratie, gericht op de aankoop of poging daartoe van een goed, teneinde
strafprocessueel te kunnen optreden tegen de verkoper(s) en anderen die met betrekking tot dat goed een
strafbaar feit hebben gepleegd of gaan plegen.
In de meeste landen beginnen experimenten met infiltratie via de pseudo-koop. Dat was ook in ons land het
geval. Tot 1990 ging het vooral om eenmalige pseudo-kopen die geschiedde op basis van inlichtingen van
een informant.
Pseudo-verkoop
Pseudo-verkoop is een vorm van infiltratie gericht op de verkoop of poging daartoe van een goed, teneinde
strafprocessueel te kunnen optreden tegen de koper(s) en anderen die met betrekking tot dat goed een strafbaar
feit hebben gepleegd of gaan plegen. Dit uit de Amerikaanse literatuur als reverse sting bekend staande
middel wordt nog als een zeer bijzonder middel beschouwd. Het verwerven van een hoeveelheid drugs om als
toonmonster te kunnen dienen of iets dergelijks is ingewikkelder dan het lijkt. Het is niet zo dat eenvoudigweg
eerder in beslag genomen drugs kunnen worden aangeboden. Juridisch is een probleem dat de politie
daarmee (in strijd met het hierna te bespreken Tallon-criterium) dreigt de koper uit te lokken. Feitelijk is er een
probleem van geheimhouding, omdat er dan officieel veel mensen op de hoogte moeten worden gebracht van
de reden waarom de drugs de zogenaamde deponeerkamer zouden moeten verlaten. Eenmaal kwam
pseudo-verkoop bij de Hoge Raad in de zaak Hugo (1993) Noot aan de orde.
In die zaak was door de Bundeskriminalamt te Wiesbaden (BKA) een transport- en opslagonderneming
genaamd Metrans opgericht (frontstore).
Deze onderneming, die grote partijen cocane in het bezit had van een organisatie uit Zuid-Amerika, werd gerund door twee politieambtenaren, van wie n als eigenaar te boek stonden. Een centrale rol binnen Mertrans werd vervult door burger-infiltrant Hugo. Hij zorgde voor de verkoop van (onder meer) 125 kilo cocane aan de Nederlander M. Deze partij is gecontroleerd afgeleverd (aanhoudingen volgden). De Hoge Raad noemde deze verkoop, in navolging van het hof, een pseudo-actie en toetste aan de criteria die gelden voor een gewone pseudo-koop.
Projectmatige infiltratie
Projectmatige infiltratie is het al dan niet onder de dekmantel van een aangenomen identiteit binnendringen
in of deel uitmaken van een (criminele) organisatie, dan wel het leveren van goederen of diensten aan die
organisatie. Het gaat erom zicht te krijgen op personen, activiteiten en werkwijzen, ten aanzien waarvan
concrete aanwijzingen bestaan van gepleegde of nog te plegen misdrijven die tot de georganiseerde
criminaliteit gerekend kunnen worden, met als doel het geheel of gedeeltelijk beindigen van criminele
activiteiten en/of het ontnemen van het wederrechtelijk verkregen voordeel (het kan betekenen dat de infiltrant
zich metterwoon in een andere dan zijn eigen plaats moet vestigen).
Een goed voorbeeld biedt het in mei 1992 gestarte en in 1995 beindigde onderzoek naar Turkse drugshandelaren. In dat onderzoek zijn 9 politie-infiltranten werkzaam geweest. Daarbij moet bedacht worden dat enkelen van hen slechts een of twee keer hebben geacteerd, terwijl n (of twee) politie-infiltrant(en) daadwerkelijk veel contact heeft gehad met de criminele organisatie. Er waren in totaal drie Duitse politie-infiltranten bij de zaak betrokken. Van januari 1993 tot juni 1995 zijn de politie-infiltranten in verschillende combinaties in totaal 119 maal opgetreden. Na een jaar opbouw van de cover werd door de criminele organisatie aan de infiltranten 2 kg hard drugs (cocane) te koop aangeboden, nadien is nog circa vijf keer 2 ( 3) kg herone gekocht. Vervolgens heeft het infiltratieteam f.100.000 meegenvesteerd in een transport van 160 kg harddrugs uit Turkije. In verband met dit transport werd met medeweten van de vreemde autoriteiten buiten Nederland geopereerd en hebben de infiltranten uiteindelijk 20 kg harddrugs geleverd gekregen. In het totaal is in deze zaak 31 kg harddrugs aangekocht en f.623.000,- genvesteerd in de aankopen. Noot
Projectmatige infiltraties kennen een lange termijn. Maar wanneer (of bij welke totale tijdsduur) een infiltratie-actie als zodanig wordt aangeduid is overigens niet helder. Daarbij komt dat projectmatige infiltratie vaak eindigt met een pseudo-koop: dan is de grens met pseudo-koop minder helder. In de eerste plaats kan het gebeuren dat een pseudo-koop voorafgegaan wordt door een milieu-verkenning om de relevante personen te identificeren. Zo'n milieuverkenning kan 3 of 4 maanden duren. Bovendien vinden soms diverse pseudo-koopacties plaats eer men tot arrestatie overgaat; zo kan een pseudo-koopactie 4 weken duren. De tendens is dat (met name politie-)infiltratie-acties langer gaan duren.
Frontstore
Een frontstore-operatie is het opzetten en/of exploiteren van een coverbedrijf of een structuur van coverbedrijven, door middel waarvan desgevraagd facilitaire ondersteuning in de vorm van goederen of diensten aan criminele groeperingen of organisatie wordt aangeboden. Soms wordt onderscheidt gemaakt tussen frontstores en backstores.
De praktijk leert dat het opzetten van een frontstore zeer ingewikkeld is. Het vergt uiteraard papieren, een postadres en een bankrekening. Ook is denkbaar dat ten behoeve van de opbouw van een juiste fiscale positie van het bedrijf contact wordt gelegd met het ministerie van Financin, maar in de praktijk gebeurt dit niet. Noot De infiltrant gaat bijvoorbeeld zelf een boekhoudcursus volgen om met de belastingdienst om te kunnen gaan.
Tot nu toe hebben er geen frontstore-operaties gefunctioneerd, waarbij (zoals in het Verenigd Koninkrijk wel gebeurt) publiekscontacten bestaan. De diensten worden verleend aan de onderzoekssubjecten. Velen staan vanwege de complexiteit sceptisch tegenover dit middel. Enkele malen is gewag gemaakt van de mogelijkheid expertise van buitenlandse of Nederlandse bijzondere opsporingsambtenaren te gebruiken bij het opzetten ervan.
Gecontroleerde aflevering en doorlating
Gecontroleerde aflevering is de methode waarbij wordt toegelaten dat clandestiene of verdachte zendingen met medeweten en onder toezicht van de bevoegde autoriteiten worden verplaatst, teneinde personen te identificeren die betrokken zijn bij het begaan van strafbare feiten, dan wel bewijs tegen die personen te verzamelen. Deze definitie is een parafrase van art. 1 sub g van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, Wenen 20 december 1988. Twee vormen worden onderscheiden: a) die waarbij de politie zich beperkt tot observatiewerkzaamheden en geen invloed heeft op de verrichtingen van het subject van observatie en b) die, waarbij sprake is van koeriersdiensten verricht door infiltranten, werkzaam onder gezag en regie van politie en openbaar ministerie. Dit kunnen zowel politiefunctionarissen als burgers zijn.
Bij de gebruikelijke gecontroleerde aflevering wordt getracht om kort na of tegelijk met de vaststelling wie de
betrokken personen zijn tot arrestatie over te gaan en de gevolgde zendingen in beslag te nemen. In sommige
gevallen wordt echter besloten niet de eerste ontvanger te arresteren, maar na diens identificatie te bezien aan
wie hij de zending doorlevert. De inbeslagneming kan ook (al dan niet in combinatie met een arrestatie) in de
tweede of derde hand geschieden. In een aantal gevallen zullen dan personen die bij de eerste aflevering
betrokken waren niet (meer) kunnen worden gearresteerd. Voor de situatie waarin wel inbeslaggenomen wordt,
maar geen arrestaties plaatsvinden wordt de term geveegd gehanteerd.
vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken