9.2 Informanten

9.2.1 Casus

Persoonlijke relatie runner-informant

Een belangrijk deel van het werk van de criminele inlichtingendienst (CID) bestaat uit het onderhouden van contacten met informanten; personen die informatie willen verstrekken omtrent criminaliteit en haar daders. Informanten zullen doorgaans de meeste informatie verstrekken wanneer er een vertrouwensband bestaat tussen hen en de informatierechercheurs (of runners). Tijdens het onderzoek is gebleken dat de contacten tussen de informant en zijn runner(s) enkele jaren kunnen duren, in een enkel geval zelfs wel twintig jaar. Binnen een dergelijk tijdsbestek komt het voor dat de verhouding tussen de politieman en de informant uitgroeit tot meer dan een werkrelatie. Een (voormalige) runner vertelde bijvoorbeeld dat hij aan het ziekbed van een van zijn informanten heeft gezeten en er zijn gevallen bekend waarin de runner de begrafenis van zijn informant heeft bijgewoond.

De volgende twee casus laten zien hoe een vriendschappelijke relatie tussen een rechercheur en een informant zich kan ontwikkelen en op welke manier dat op gespannen voet kan komen te staan met het op een integere wijze uitvoeren van politiewerkzaamheden. Door een CID-chef werd opgemerkt dat er volgens hem bij het runnen van informanten teveel informatie terug het criminele milieu ingaat. In de gevallen die hieronder
worden beschreven ontstaat de verdenking dat de betrokken politiemensen al of niet bewust politie-informatie doorgeven aan hun informant.
Casus 1. Een (tactisch) districtsrechercheur is in het midden van de jaren zeventig betrokken bij een aantal drugonderzoeken naar een plaatselijk bekende crimineel. Vanaf die tijd hebben beiden regelmatig contact, waarbij de rechercheur met goedvinden van zijn superieuren de crimineel feitelijk als informant runt. Wanneer in het midden van de jaren tachtig in het district een CID wordt ingesteld, draagt de rechercheur zijn informant over aan twee CID-runners. De informant en de rechercheur hebben hierna echter nog steeds geregeld contact. Mede naar aanleiding van een belastende verklaring van een gedetineerde, onderzoekt de Rijksrecherche de relatie tussen beiden. Uit het onderzoek blijkt dat ze in de loop der jaren een vrij hechte band hebben opgebouwd. De rechercheur heeft verschillende malen, wanneer de informant in de gevangenis zat, bescherming geboden aan de echtgenote van de informant als deze zich bedreigd voelde. De rechercheur en de informant zijn tot twee keer toe samen met hun beider echtgenotes gaan eten. De rekening werd beide keren door de informant voldaan. Een van die twee etentjes was kort nadat de informant op vrije voeten was gesteld. Bij een huiszoeking bleek de rechercheur op de verjaardagskalender van de informant te staan. Bovendien is gebleken dat de rechercheur en de informant er een gewoonte van gemaakt hadden om elkaar verjaardagskaarten en vakantiegroeten te sturen. Tijdens het rijksrecherche-onderzoek is van het wegtippen van informatie aan de informant over een op stapel staande huiszoeking, zoals de gedetineerde in zijn verklaring beweerde, niets gebleken.

Casus 2. Een wachtmeester van de Rijkspolitie heeft op verzoek van - en onder begeleiding van - de CID een aantal jaren een informant gerund. Hun relatie is in verschillende opzichten opmerkelijk te noemen. De wachtmeester was eerder bijvoorbeeld nauw betrokken bij het in verzekering stellen van de informant, wegens diens betrokkenheid in een zaak van uitkerings-fraude. Hij heeft naar aanleiding van die zaak bovendien een reprimande van zijn chef gekregen omdat hij daags na de aanhouding de verdachte weer in vrijheid heeft gesteld, zonder enige vorm van overleg vooraf met bijvoorbeeld de hulpofficier van justitie. De wachtmeester werd er in de tijd dat hij de informant runde - die hij ten opzichte van anderen aanduidde als mijn man - door collega's regelmatig voor gewaarschuwd hun relatie niet te vertrouwelijk te laten worden. Desondanks bleek uit verschillende verklaringen in het kader van een rijksrecherche-onderzoek onder meer, dat de wachtmeester een gemeenteambtenaar en zelfs de burgemeester persoonlijk heeft benaderd met het verzoek om de korting op de bijstandsuitkering van zijn informant - vanwege diens betrokkenheid in de fraude-zaak - op te heffen. Op verzoek van de wachtmeester heeft diens chef, voorafgaand aan de zitting in de fraude-zaak - met de officier van justitie overlegd over het eventueel seponeren van de zaak. De officier van justitie heeft toen geen toezeggingen hierover gedaan en nadrukkelijk gevraagd hun overleg kabinet (vertrouwelijk) te houden. Later blijkt dat de wachtmeester zijn informant toch hiervan op de hoogte heeft gesteld. De informant verschijnt uiteindelijk niet op de zitting, maar meldt zich ziek. Gevraagd naar de (werkelijke) weigering van de informant om te verschijnen, antwoordt de wachtmeester desgevraagd: Als hij naar de zitting zou gaan wordt hij veroordeeld en kan de gemeente het totale bedrag op hem terugvorderen en dat zou toch te gek zijn. Een nauwe relatie tussen de informant en zijn runner kan er toe leiden dat het voor de politieman steeds moeilijker wordt om bijvoorbeeld cadeaus van zijn criminele kennis te weigeren of ze zelfs als zodanig te herkennen. Illustratief zijn in dit verband een CID-rechercheur die van een crimineel een paar dure schoenen aanneemt en van een CID-er die op kosten van een crimineel op vakantie gaat.

Tipgeld

Eerder werd al gewezen op het verschijnsel van de broodinformanten, die uitsluitend informatie verstrekken in ruil voor het tipgeld van Justitie of van verzekeringsmaatschappijen. Bij het runnen van informanten gaat veel geld om. Het ministerie van Justitie heeft bijvoorbeeld in 1994 f.1.576.100, aan tipgeld uitbetaald. Er lijkt bovendien sprake te zijn van een aanzienlijke stijging van het totaal aan tipgelden. In de praktijk kunnen zich ten aanzien van de uitbetaling van tipgeld verschillende corruptie-risico's voordoen. Het is bijvoorbeeld voorgekomen dat een CID voor de uitbetaling van zijn tipgelden een particulier bewakingsbedrijf had ingeschakeld, met alle gevaren van dien. De volgende casus illustreren nog een aantal andere risico's. Casus 3. De Rijksrecherche is een onderzoek gestart naar aanleiding van de verklaring van een informant dat hij geen tipgeld zou hebben ontvangen, terwijl hem dat wel was toegezegd. Tussen de uitbetaler en de ontvanger zou iets zijn blijven zitten, aldus een van de betrokken rijksrechercheurs. Dit bleek echter niet het geval te zijn geweest. Bij de uitbetaling van het tipgeld zijn geen onregelmatigheden aan het licht gekomen. Wel is gebleken dat de afspraken over de uitbetaling van het tipgeld in een n-op-n-situatie zijn gemaakt.
De Rijksrecherche heeft toen de aanbeveling gedaan dat in het vervolg runners beter met z'n tween kunnen opereren en een bewijs van betaling moeten laten ondertekenen.
Casus 4. Een voormalig runner is van baan veranderd en verricht nu andere politie-werkzaamheden. Hij onderhoudt echter nog wel regelmatig contact met enkele van zijn oude informanten. Een van hen heeft recentelijk nog belangrijke informatie geleverd en is hiervoor betaald door een verzekeringsmaatschappij. Het tipgeld wordt daarvoor eerst overgemaakt op de giro-rekening van de ex-runner. De Rijksrecherche heeft aanwijzingen dat het geld niet verder komt en dat de politieman het tipgeld in eigen zak stopt. Tijdens het onderzoek dat hierop volgt is hiervan echter niets gebleken. De voormalige runner maakt het tipgeld over van zijn giro-rekening naar de rekening van de informant. De Rijksrecherche heeft de politieman wel te kennen gegeven, dat hij - nu hij geen runner meer is - moet stoppen met het runnen van informanten. Casus 5. Uit diverse verklaringen en omstandigheden kan door de politie-leiding, die al langer argwaan jegens betrokkene koestert, worden opgemaakt dat een rechercheur delen van partijen inbeslaggenomen verdovende middelen, kennelijk samen met een informant waarmee hij zeer vriendschappelijke relaties onderhoudt, in het illegale handelsverkeer heeft gebracht en een fors deel van de inkomsten hieruit ook zelf heeft gend. De betrokken politieman ontkent dit maar geeft wel toe dat hij mee heeft gedeeld in hoge tipgelden die dezelfde informant door zijn toedoen heeft opgestreken. Ook komt vast te staan dat hij met deze persoon nog contacten onderhield nadat hem dit uitdrukkelijk was verboden. Na het nodige onderzoek wordt deze politieman ontslagen. Noot

Corruptie:

geleidelijk van kwaad tot erger

Wanneer in de praktijk sprake is van corruptie ten aanzien van het runnen van informanten, is dat soms het resultaat van een heel geleidelijk proces dat misschien begint als een vorm van normafwijkend gedrag en kan uitmonden in omkoping. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de volgende casus. Casus 6. Het begon met een simpel verzoek van de tipgever aan de rechercheur: of die even een kenteken voor hem wilde opvragen: voor wat hoort wat, nietwaar? Het volgende verzoek kwam enkele weken later: de tipgever wilde graag weten of mijnheer X bij de HKD (herkenningsdienst) bekend was. Ook die informatie werd hem verstrekt. Dat gebeurde nog een paar keer. Daar tussendoor een drankje en een etentje, alles op rekening van de informant. Het venijnige staartstuk kwam ongeveer een jaar later: de runner werd nu gerund en leverde de ene vitale strategische recherche-informatie na de andere aan zijn informant. De tegenprestatie bestond uit een (vaste) plaats op de loonlijst van een criminele organisatie. Noot

9.2.2 Interpretatie

De relatie tussen een informant en zijn begeleider kan op verschillende manieren aanleiding geven tot vormen van politile corruptie. Hierbij speelt ook een rol dat het overgrote deel van de informanten afkomstig is uit het criminele (drug)milieu. Over het nut van informanten wordt door politiemensen wel gezegd: hoe fouter hoe beter. Met andere woorden: een grote crimineel kan over de meeste informatie beschikken. En van de problemen bij het omgaan met informanten is, dat niet altijd duidelijk is wie de regie heeft: de runners of de informant. Wie-runt-wie? Het is van groot belang, dat de informant zich door de runner laat leiden en dat hij het initiatief niet van de runner overneemt. In de praktijk hebben zich inmiddels verschillende gevallen van omgekeerde sturing voorgedaan. Een bijzondere vorm hiervan is de informant die optreedt als dubbelspion en niet alleen informatie doorgeeft aan de politie, maar ook over de politie. Dit risico is volgens

sommigen toegenomen, doordat in toenemende mate gebruik wordt gemaakt van gestuurde informanten/burgerinfiltranten:

De heer Hiddema:
Er is een heel gevaarlijke trend, die zich aldus laat situeren. De criminele organisaties weten stuk voor stuk - er zijn immers zoveel processen geweest - dat er wordt gewerkt met burgerinfiltranten.
De voorzitter:
Maar dat weet men al jaren.
De heer Hiddema:
Ja. Maar dan gaat men ervan uit dat ook hun organisatie al is, of ooit bezocht zal worden, door een burgerinfiltrant. Wat doet men? Men anticipeert op die mogelijkheid; men stuurt zelf een vertrouweling naar het politiebureau. Die man moet dan zeggen: ik ben Pietje en ik wil graag infiltreren in de organisatie van Y, want daar weet ik alles van. Maar Y heeft hem zelf gestuurd. Dat is zeer profijtelijk, want zo neutraliseer je het effect van een politie-informant - het is immers je eigen informant - maar je kunt gelijktijdig ook in de politiekeuken kijken, om te zien wat ze tegen jou aan het uitbroeden zijn. Dat is een mogelijkheid die de

criminaliteit nooit zo sterk heeft gehad. Toen er geen burgerinfiltranten waren, kwam je daar ook niet zo makkelijk met een runner in. Noot
Uit het onderzoek blijkt dat het vasthouden van gewone normen voor runners een probleem is. Als grootste probleem van de runners wordt wel gezien ethisch te blijven. Het gevaar bestaat dat runners zich te vriendschappelijk opstellen ten opzichte van informanten (casus 1, 2). Informanten bewegen zich veelal in het criminele milieu en hebben vermoedelijk regelmatig de beschikking over gestolen goederen, waarvan de herkomst niet makkelijk valt te achterhalen. Het is niet uitgesloten dat informanten hun contacten met politieambtenaren aangaan, met de intentie om er uiteindelijk zelf beter van te worden. Hoewel het door politieambtenaren wordt tegengesproken, zal men niet zo snel geneigd zijn een goede informant actief te vervolgen voor door hem (buiten regie van de politie) gepleegde strafbare feiten. Een informant zou, om zich die gunstige positie te verwerven, een politieambtenaar (runner) voor zich kunnen winnen door hem cadeaus en/of geld te geven (casus 1, 6). Derhalve lijkt het voor de hand te liggen dat maatregelen zouden moeten worden genomen, die ten doel hebben dat runners en informanten geen al te vriendschappelijke betrekkingen aangaan, maar er slechts sprake kan zijn van zakelijke contacten.

Over het vertrouwen dat runners van hun chefs krijgen in hun contacten met criminelen wordt gezegd dat runners altijd alles terugkoppelen naar hun teamchef en dat laatstgenoemde er bovenop dient te zitten. De teamchef moet kritisch luisteren en vragen stellen. Er dient een maximale garantie en zorgvuldigheid te zijn. Men veronderstelt dat de CID wel degelijk de regie heeft, mits men maar in staat is om de runners goed te begeleiden en men goed contact met hen heeft. De wens, die een genterviewde uitsprak en waarin hij zei te pleiten voor het invoeren van een formulier, dat CID-ers dienen te ondertekenen en waarin zij zich tot een bepaalde erecode verplichten, sluit aardig aan bij de Ethische Code, die door de Rechercheschool in Zutphen is ontworpen. Noot In die code worden 41 stellingen geponeerd, waarvan een aantal hieronder wordt weergegeven:

1. Onder alle omstandigheden worden informanten door twee CID-rechercheurs gerund. 2. Met informanten worden geen priv-contacten onderhouden.
3. Informanten worden niet uitgelokt tot het plegen van strafbare handelingen. 4. Tussen runners en informant wordt geen ruilhandel bedreven.
5. Informantenrunners (en andere politiefunctionarissen) nemen geen enkel geschenk aan. 6. Tussen informantenrunners en informant bestaat een relatie, waarbij door eerstgenoemden steeds de nodige afstand wordt bewaard.

7. De politie voert de regie over het optreden van de informant.
8. Bij het regisseren van de informant staan controleerbaarheid en beheersbaarheid voorop. 9. Op basis van het aangaan van een contract met de informant wordt uitgegaan van diens zakelijke betrouwbaarheid. Met de informant dienen zakelijke afspraken te worden gemaakt die, liefst tweezijdig, maar in ieder geval door de politie, moeten worden vastgelegd.

10. Binnen een CID wordt alle informatie en worden alle (ambts-)handelingen schriftelijk vastgelegd. Datzelfde geldt voor gemaakte werkafspraken.
11. De directe chef van informanten-runners is tevens hun controller. Dit houdt ondermeer in een directe controle op het werk (het invulling geven aan het recht op controle van de runners), het begeleiden van het werk en het beschermen van en bieden van veiligheid aan de runners. Begrippen als steun en betrokkenheid staan hierbij centraal.

12. De directe chef van informanten-runners runt zelf geen informanten.
13. De directe chef van informanten-runners let op het richtig aanwerven van informanten.

9.2.3 Corruptie-gevoeligheid informanten: enkele voorlopige conclusies

Ten aanzien van het runnen van informanten en de risico's van politile corruptie die deze methode mogelijk met zich brengt, kunnen de volgende voorlopige conclusies worden geformuleerd: 1. Bij het runnen van informanten bestaat het risico dat de runner de regie over de informant verliest en de informant de runner leidt in plaats van andersom.

2. De relatie tussen een informant en zijn runner kent een paradoxaal karakter. Aan de ene kant wordt van de runner verwacht dat hij het vertrouwen van de informant probeert te winnen om op die manier zoveel mogelijk informatie te kunnen verzamelen. Anderzijds geldt dat hoe groter het onderlinge vertrouwen tussen beiden is, hoe groter het risico wordt dat er priv-contacten tussen hen ontstaan.

3. Het runnen van informanten door rechercheurs die hiervoor niet zijn opgeleid maakt deze opsporingsmethode extra gevoelig voor corruptie.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken