Een onderwerp dat in de praktijk regelmatig in verband wordt gebracht met corruptie, is de (politile) infiltratie. Onder infiltratie verstaat de commissie: het met het oog op opsporing en vervolging onder gezag en regie van de politie en het openbaar ministerie binnendringen in een criminele organisatie of groep, het ervan deel uitmaken, het gebruik maken van personen die er reeds deel van uitmaken en het (desgevraagd) ondersteunen ervan, indien dit optreden gepaard gaat met het I) aannemen van een valse identiteit en/of II) verrichten van strafbare feiten en/of III) bieden van steun aan de criminele organisatie of groep. Momenteel zijn er vier zogenaamde politile infiltratie teams (PIT's) operationeel. In totaal waren er in 1995 25 mensen werkzaam bij de infiltratieteams. Noot In bijlage 5 methoden, hoofdstuk 5 Infiltratie wordt uitgebreider op deze opsporingsmethode ingegaan. In deze paragraaf zullen aan de hand van een aantal casus verschillende corruptie-risico's bij infiltratie worden beschreven. Een (voormalig) hoofdinspecteur van de gemeentepolitie schrijft hierover bijvoorbeeld:
Daar waar door het OM gedekte opsporingsmethodieken als pseudo-koop en criminele infiltratie het voor de uitvoerende politiefunctionaris niet altijd even gemakkelijk maken een duidelijk beeld te behouden over wat wel en niet is toegestaan in de bestrijding van de georganiseerde misdaad, wordt de drempel voor de politie lager om haar eigen bevoegdheid op te rekken en te overtreden. Juist een goede intentie en de behoefte aan tastbare opsporingsresultaten kunnen leiden tot politile corruptie. Noot
Priv-contacten met criminele werkrelaties
De methode van infiltratie vereist dat een politieambtenaar (soms zeer lange tijd) intensieve contacten onderhoudt met het criminele milieu. Het voortzetten van deze contacten nadat hij zijn functie als infiltrant heeft beindigd kan leiden tot verschillende risico's, zo blijkt uit de volgende casus. Casus 7. Een informant verklaart aan een criminele inlichtingendienst dat een begeleider van een unit pseudo-kopers vertrouwelijke politie-informatie verkoopt. Naar aanleiding van onder andere deze verklaring wordt een onderzoek naar de betrokken politieman gestart. Tijdens het onderzoek worden geen aanwijzingen gevonden voor de beschuldiging van de informant, maar blijkt wel dat de betrokken politieman veelvuldig priv-contacten onderhoudt met personen uit het criminele milieu. Er komt onder meer naar voren dat hij regelmatig een caf bezoekt waar hij ook komt voor zijn politiewerk. In het caf wordt in goud gehandeld. De betrokken politieman koopt hier onder meer goud voor zichzelf en hij wordt er bovendien van verdacht de handelaar zijn diensten aan te bieden als bewaker. De politieman heeft verschillende kennissen in de bouwwereld en krijgt zo korting bij de aanschaf van bouwmaterialen voor zichzelf en voor anderen. Een aantal van deze kennissen, zo blijkt uit het onderzoek, hebben criminele contacten of hebben zelf een crimineel verleden. De betrokken politieman heeft bovendien op zijn huisadres telefonisch contact met personen uit het criminele milieu. Hij bemiddelt op die manier onder andere bij de aanschaf van een auto voor een vriend en op verzoek van een kennis heeft de politieman in het verleden wel eens het HKD systeem geraadpleegd om na te gaan of hij, wanneer hij op wintersport zou gaan, op Schiphol zou worden aangehouden voor openstaande boetes. Voordat betrokkene werkzaam was als begeleider van een unit pseudo-kopers, is hij in de jaren zeventig vanwege disciplinaire redenen overgeplaatst naar een ander politiebureau. De directe aanleiding hiervoor was dat hij samen met zijn echtgenote een gala-avond had bezocht, op uitnodiging van een bevriende medewerker van een particulier beveiligingsbedrijf die ook hun toegangsbewijzen betaalde. Hierdoor, en door een aantal andere omstandigheden, wekte hij de indruk dat hij voor het bedrijf bewakingswerkzaamheden zou verrichten. Betrokkene is vanaf eind jaren tachtig werkzaam geweest als begeleider van een pseudo-koop team en werkt op dit moment niet meer bij de politie.
Lekken van politie-informatie
Bovenstaand voorbeeld (casus 7) illustreert hoe de methode van politile infiltratie ook risico's kan opleveren
ten aanzien van het lekken van vertrouwelijke politieinformatie. Noot In de praktijk zal dit risico vaak nauw
samenhangen met andere vormen van corruptie, zo blijkt onder meer uit de volgende casus.
Casus 8. Naar aanleiding van belastende verklaringen door zijn ex-vrouw en een voormalige vriendin, stelt de
Rijksrecherche een onderzoek in naar een lid van een PIT. De betrokken politieman, die door zijn collega's
wordt omschreven als professioneel, gedreven en soms zelfs fanatiek, is naast part-time pseudokoper/infiltrant
ook werkzaam als CID-rechercheur. Uit het rijksrecherche-onderzoek blijkt onder meer dat hij aan familie,
vrienden en kennissen regelmatig zeer gedetailleerde verhalen vertelt over afgeronde of op stapel staande
pseudo-koop en infiltratie-acties en andere aspecten van zijn werk. Thuis in zijn studeerkamer hangen foto's die
zijn genomen tijdens inzetten van zijn team en bezoekers bij hem thuis laat hij politievideo's zien van zijn
werk. Zijn echtgenote heeft hij verschillende malen meegenomen naar enkele zogenaamde safe houses. De
betrokken politieman blijkt bovendien een illegaal vuurwapen (een riot gun) te bezitten dat hij bij een collega
in bewaring heeft gegeven. Tijdens de opleiding voor pseudo-koop/infiltratie wordt uitgebreid aandacht
besteed aan het simuleren van druggebruik. Betrokkene heeft met toestemming van zijn chefs, en uit het
budget van het PIT, een coke-setje voor het gebruik van cocane aangeschaft dat hij bij zich mocht dragen. Uit
het onderzoek van de Rijksrecherche blijkt dat hij, ondanks dat hem dit nadrukkelijk is verboden, een aantal
jaren priv cocane heeft gebruikt. Daarnaast maakt de politieman zich zowel binnen als buiten diensttijd
schuldig aan overmatig drankgebruik, onder andere onmiddellijk voorafgaand aan een actie (door hemzelf
bestempeld als voordrinken). Tegen de pseudo-koper/infiltrant bestond aanvankelijk ook de verdenking dat
hij samen met enkele collega's tegen betaling politie-informatie zou doorgeven aan een particulier
beveiligingsbedrijf, maar tijdens het rijksrecherche-onderzoek is dit niet aangetoond. Betrokkene blijkt enige
jaren niet in bezit te zijn geweest van een verplicht A-nummer omdat hij niet de vereiste opleiding voor
pseudo-koper heeft gevolgd. Toen hij zich aanmeldde voor deze opleiding bleek er op dat moment geen
plaats meer te zijn en daarom heeft hij in plaats daarvan de opleiding voor pseudo-koopbegeleider gevolgd.
De pseudo-koper/infiltrant, die in strijd met de Richtlijn infiltratie langer dan 4 jaar als zodanig werkzaam is
geweest, is inmiddels geschorst.
Risico om af te glijden
Bij infiltratie bestaat volgens sommigen voortdurend het gevaar van het afglijden van een politie-infiltrant in het criminele milieu. Nordholt licht tijdens zijn openbaar verhoor het besluit tot opheffing van de pseudo-koop teams in Amsterdam toe en hij benadrukt hierbij ook de risico's van de methode:
Casus 9. Er loopt ergens in Nederland al enige tijd een onderzoek naar een criminele organisatie die zich
bezig houdt met verschillende vormen van zware criminaliteit. Een criminele inlichtingendienst (CID) runt een
informant/infiltrant die regelmatig informatie over deze organisatie verschaft. Wanneer vanuit de groep
criminelen een gestolen auto te koop wordt aangeboden, laten de betrokken runners hun informant/infiltrant bij
de verkoop bemiddelen. De CID-ers verklaren later hieraan te hebben meegewerkt, teneinde hun informant het
vertrouwen van de criminelen te laten winnen en hem zo te laten infiltreren in de organisatie. De koper van de
auto is een persoonlijke kennis van een van de runners, die (uiteraard) in het ongewisse wordt gelaten over de
herkomst van de auto en de precieze omstandigheden rond de verkoop. Uit onder andere een telefoontap blijkt
dat de runners met hun informant/infiltrant hebben afgesproken dat zij zelf enkele duizenden guldens aan de
verkoop willen verdienen. Er bestaat bovendien de indruk dat ze betrokken zijn bij nog meer handeltjes met
de informant/infiltrant, waarbij ze eveneens in de winst zouden delen. Het onderzoek dat naar de runners is
ingesteld, toont niet aan dat ze daadwerkelijk geld hebben ontvangen bij de verkoop van de auto of in andere
zaken en wordt uiteindelijk gestaakt wegens gebrek aan bewijs. Intern beschrijft de bij het onderzoek betrokken
officier van justitie deze zaak als een goed voorbeeld van het gevaar dat volgens hem vooral bij CID-werk
dreigt, dat op zich goede politiefunctionarissen langzaam van het rechte pad afraken en terechtkomen in
situaties waarin zij niet behoren te verkeren.
Infiltratie is per definitie omgeven met de nodige risico's. Volgens een voormalig commandant van een politieel infiltratieteam is het risico voor de betrokken politieman de laatste jaren toegenomen als gevolg van de ingezette verschuiving van korte termijn infiltratie (pseudo-koop) naar project-infiltratie. Met name bij inzetten over een langere termijn komt volgens hem de politie-infiltrant te zwemmen met alle gevolgen van dien, doordat deze niet meer stap voor stap te begeleiden is. Noot Ook tijdens de openbare verhoren worden de risico's van deze methode benadrukt.
Bij (ex-)pseudo-kopers/infiltranten is regelmatig sprake van psycho-sociale problemen. Daarmee wenden zij zich
in een aantal gevallen tot de Bedrijfsmaatschappelijke Dienst. Zo is gewezen op een pseudo-koper, die al na
een half jaar zeer angstig was geworden. De echtgenote van de pseudokoper zei dat de man stil in een hoekje
zat en zich niet meer op straat durfde te vertonen. Hij kon zijn verhaal bij niemand kwijt. Het
rijksrecherche-onderzoek in deze zaak laat zien dat de psychosociale begeleiding van de pseudokopers niet
werkte. Gesprekken met de psycholoog of de psychiater waren facultatief en niet periodiek verplicht. Volgens
een betrokken arts bestond de indruk dat een aantal politiemensen niet graag naar een van de begeleiders
stapten, uit angst dat zij uit het team gezet zouden worden. Er zijn in dit onderzoek, los van het onderzoek bij
dit betreffende team, nog andere gevallen bekend geworden waar het kennelijk fout is gegaan bij begeleiding
van pseudokopers. Zo is melding gemaakt van een pseudo-koper, die tijdens een actie met een mes bedreigd
was. Hij heeft dat wel aan zijn begeleiders verteld, maar niet gezegd dat hij zowel op het moment van de
bedreiging als nog lang daarna angstig was. De pseudo-koper was bang dat, als hij vertelde angst te hebben,
hij niet meer geschikt voor infiltratie zou worden bevonden.
Uit de beschreven casus en andere aangehaalde gegevens blijkt dat infiltratie een gevoelige
opsporingsmethode is, die een goede begeleiding en een adequaat toezicht noodzakelijk maakt. Ook de
verslaglegging door de politie-infiltrant is hierbij van groot belang maar schiet er in de praktijk nog wel eens bij
in. De Werkgroep infiltratie formuleert in haar eindrapport onder andere de volgende conclusies en
aanbevelingen: Noot
a. Een langdurige inzet van politie-infiltranten binnen criminele organisaties, dient op grond van de huidige
ervaringen (vooralsnog) te worden afgewezen.
b. Vanuit de inmiddels opgedane ervaringen en evaluaties is een aantal van 10 medewerkers voor een
infiltratieteam het meest gunstig, terwijl een absolute onder- en bovengrens moet worden gesteld op 6,
respectievelijk 11.
c. Gelet op de grote (levensbedreigende) consequenties die het lekken van zeer vertrouwelijke informatie tot gevolg kan hebben, dient nadere studie plaats te vinden naar de mogelijkheid van strafverzwarende bepalingen indien men zich aan dergelijke feiten schuldig maakt.
Ten aanzien van de methode van infiltratie en de risico's van politile corruptie die deze methode mogelijk met zich brengt, kunnen de volgende voorlopige conclusies worden geformuleerd: 1. Politile infiltratie betekent dat politiemensen (voor een soms erg lange tijd) nauwe relaties onderhouden met het criminele milieu. Hier bestaat het risico van going native Noot , dat wil zeggen dat deze contacten, en de levensgewoonten die daarbij horen (drugs, wapens, grote hoeveelheden geld) worden voortgezet wanneer de infiltratie is beindigd.
2. Nauwe contacten met het criminele milieu, die zijn aangegaan vanuit het oogpunt van politile infiltratie, behelzen een risico voor het weglekken van vertrouwelijke politieinformatie. 3. Ondanks een gedegen opleiding en goede begeleiding zijn er aan politile infiltratie altijd risico's verbonden. Deze worden vergroot wanneer politiemensen als infiltrant worden ingezet, zonder dat zij de hiervoor vereiste opleiding hebben gevolgd. Dit risico lijkt toe te nemen nu, door het wegvallen van de PIT's in het westen van het land, volgens sommigen een groot gebrek aan politie-infiltranten bestaat. 4. Zowel de methode van politile als criminele infiltratie kent een afglijd-risico. De politile infiltrant kan overstappen naar de andere kant en zich schuldig maken aan criminele activiteiten. Bij criminele infiltratie bestaat het risico dat de politile begeleiders delen in criminele winsten. 5. Gezien de risico's van infiltratie is een strenge screening vooraf van potentile politie-infiltranten, alsmede een goede psychosociale begeleiding, erg belangrijk.
6. Een goede begeleiding betekent ook dat leidinggevenden open staan voor signalen van normafwijkend
gedrag.
vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken