7.2 De Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD)

7.2.1 De organisatie

De FIOD valt onder het Directoraat-generaal der belastingen van het ministerie van Financin, en in het bijzonder onder de Directie algemene fiscale zaken. Bij de FIOD zijn 750 personen werkzaam, verdeeld over de Fiscale recherche met elf regionale teams en n centraal team, de Douanerecherche met zes regionale teams en twee centrale teams, de Inlichtingendienst, alsmede twee stafafdelingen. In de nabije toekomst zal een reorganisatie plaatsvinden. Er komen drie resultaatgebieden: documentatie, informatie en opsporing. Binnen het resultaatgebied opsporing wordt geen onderscheid meer gemaakt in aparte afdelingen douanerecherche en fiscale recherche.

De FIOD voert een intern personeelsbeleid. De 344 rechercheurs worden geselecteerd uit de eenheden/districten van de belastingdienst en krijgen een rechercheopleiding van drie maanden. De rechercheurs zijn opgeleid op HBO-niveau en krijgen betaald volgens schaal 9-12. Het topechelon van de FIOD komt uit de eigen gelederen. Er zijn geen ex-politiemensen bij de FIOD in dienst. De Fiscale recherche is de opsporingsdienst voor de belastingdienst en wordt ingeschakeld wanneer uit belastingcontroles ernstige onregelmatigheden blijken.

Het ligt in de aard van het fiscale werk om opsporing te verrichten aan de hand van documenten (aanslagen e.d.). Zo'n aanslag heeft betrekking op feiten uit het verleden en eer de FIOD is ingeschakeld ligt dat verleden al twee jaar (of langer) terug.

De regiokantoren van de belastingdienst hebben gespecialiseerde teams geformeerd, bijvoorbeeld het Horecateam en het Bouwteam. Sommige belastingkantoren, onder andere in Amsterdam, hebben fiscale fraudeteams geformeerd voor de moeilijke zaken zoals criminele belastingplichtingen. Deze teams hebben ook rechtstreeks contact met de politie, dus zonder tussenkomst van de FIOD. Deze ontwikkeling is een proef. Het wordt als onwenselijk beschouwd als deze teams zich als kleine FIOD-afdelingen gaan gedragen. De Douanerecherche verzorgt de opsporing voor de douane.

De douane doet, anders dan de belastingdienst, onderzoek naar actuele verschijnselen. Ook de douane gaat naar een nieuwe controlestrategie, dit in het kader van de opengestelde grenzen: een mix van fysieke en administratieve controles bij het bedrijf, gebaseerd op een op de klant geconcentreerde risico-analyse. De controles zullen al bij het inladen bij de fabriek moeten plaatsvinden. In principe houdt de FIOD zich bezig met fiscale fraude in de breedste zin des woords, zoals fraude met omzetbelasting, vennootschapsbelasting en nationale en internationale fraude op het gebied van douanewetgeving. Hiernaast levert de FIOD een bijdrage aan de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit.

De Douanerecherche heeft frequenter van doen met de problematiek van de georganiseerde misdaad dan de Fiscale recherche. Dit neemt echter niet weg dat ook fiscaal rechercheurs worden gedetacheerd bij kernteams, voornamelijk om hun financile expertise. De opsporingsteams zullen samengaan tengevolge van de aankomende reorganisatie.

Verder is per 1 november 1989 een Ondersteunend rechercheteam opgericht dat technische ondersteuning biedt aan de Douanerecherche en de Fiscale recherche zoals dactyloscopie en observatie-werkzaamheden. Tevens beschikt deze dienst over een tapkamer.

Naast de Douanerecherche en de Fiscale recherche heeft de FIOD de beschikking over een Inlichtingendienst. Dit is een centrale dienst die niet op de opsporing maar op de belastingdienst is gericht. De Inlichtingendienst
zoekt informatie en informeert, onder meer via publikaties, de belastingdienst. De werkzaamheden vertonen overeenkomst met het in hoofdstuk 6 Overige informatie-inwinning van bijlage 5 Methoden beschreven fenomeenonderzoek. Belangrijk wordt het opbouwen van informatieposities op het gebied van EU-fraude en BTW-fraude geacht. In dit kader wordt veel tijd en mankracht besteed aan targeteren, dat wil zeggen het profileren van signalen die in een zo vroeg mogelijk stadium zicht geven op mogelijke onjuistheden. Hiermee kan tijdwinst worden geboekt in de opsporingsfase.

In de afdeling persoonsgebonden informatie wordt zogenaamde contra-informatie verzameld ter renseignering van aangiften van belastingplichtingen. De afdeling groepsgebonden informatie maakt doelgroepbeschrijvingen van de 150 grootste branches: bijvoorbeeld cafs, bars, nachtclubs, de bouw, advocatenkantoren, prostitutie. De doelgroepbeschrijvingen zijn niet zozeer richtlijnen, als wel adviezen hoe belastingtechnisch moet worden omgegaan met deze doelgroepen. Voorts is de Inlichtingendienst belast met de wederzijdse bijstand aan het buitenland, behalve voor zover het de douane betreft - dat doet het Douane Informatie Centrum.

De Inlichtingendienst zal tengevolge van de reorganisatie opgaan in het Bureau documentatie en het Bureau informatie. Dit laatste komt dan dichter op de opsporing te zitten en zal zich ook specifiek gaan richten op georganiseerde criminaliteit. Ook hier dringt de vergelijking met het fenomeenonderzoek zich op. De FIOD hanteert een soort checklist van punten die zicht geeft op het feit of er sprake is van georganiseerde criminaliteit. De lijst is gebaseerd op een analyse van de jurisprudentie over artikel 140 Sr. Vanaf 1990 is de FIOD zich eigenlijk pas gaan bezighouden met de bestrijding van de georganiseerde misdaad, in verband met verdovende middelen en het financieel rechercheren naar deze groeperingen. Voor die tijd werd ook aandacht besteed aan georganiseerde belastingfraude, zoals bijvoorbeeld de onderzoeken naar koppelbazen. Het Douane informatie centrum (DIC) vervult een vergelijkbare taak voor de douane en de douanerecherche als de Inlichtingendienst voor de belastingdienst. Het DIC is evenwel niet opgehangen aan de FIOD en strikt genomen mag de Inlichtingendienst zich derhalve ook bezig houden met materie die de douane betreft - dat gebeurt echter nauwelijks. Het DIC is opgericht ten bate van meer gerichte douanecontroles. Het analyseert daartoe wetgeving op fraudegevoeligheid en analyseert branches en goederenstromen op afwijkende patronen. Noot Op dit moment beperkt de analyse zich nog tot ladingsbescheiden in de maritieme sector, waarbij met name gedacht moet worden aan de Rotterdamse haven. De analyse richt zich op afwijkende patronen:

De heer Huisman :
Ik wil dat graag doen. Het Douane-informatiecentrum is een eenheid die in 1992 als een project is begonnen en in 1993 officieel is genstalleerd binnen de Nederlandse douane. Het is een ondersteunende eenheid. Ons werk ligt voornamelijk op het vlak van het analyseren van gegevens aan de hand waarvan de douane veel gerichter kan controleren. Immers, de douane is een controledienst. Maar met deze gegevens is het dus in een aantal gevallen goed mogelijk dat onze eigen opsporingsdienst, de FIOD, wat gerichter kan opsporen. Als ik praat over het analyseren, dan kunt u daar een aantal dingen in onderscheiden. Het eerste, en dat is ook datgene waar wij ooit mee begonnen zijn, is het analyseren van ladingbescheiden. Daarbij proberen wij - ik geef het maar wat eenvoudig weer - om zendingen te traceren die afwijken van het normale patroon. (...)
De heer Huisman:
Dan zijn er weer twee mogelijkheden. Het kan zijn dat wij zeggen: de zending wijkt wat af van het normale patroon, maar verder kunnen wij daar toch niet al te veel informatie omheen verzamelen. Dan wordt zo'n zending uitgezet ter controle bij de douane. Het kan ook zijn, en dat maakt het soms moeilijk, dat bij het analyseren van die ladingsbescheiden er zoveel informatie op tafel komt, dat wij zeggen: nu ontstaat er een redelijk vermoeden van een strafbaar feit. Dan wordt een dergelijke geselecteerde zending niet uitgezet bij de douane zelf, maar gaat die naar onze collega's van de FIOD. Noot
Een ander voorbeeld daarvan is dat op een bepaald moment wordt geconstateerd dat een enorme stroom sigaretten gaat lopen in transito via de Rotterdamse haven richting Oostbloklanden en wel in dermate grote hoeveelheden, dat wordt geoordeeld dat dit geen normale handel meer is. Een 40-voetscontainer levert ongeveer 1,8 miljoen gulden op aan ontdoken accijns. Een ander voorbeeld is, dat het opvalt als een lading fruitsappen in karton verpakt uit Zuid-Amerika komt. Normaal worden fruitsappen in 200-literdrums en in bevroren toestand vervoerd.

Volgend jaar wordt een begin gemaakt met de analyse van luchtvracht.
Omdat het DIC in beginsel voor een controledienst (de douane) werkt, volgt na de inlichtingenfase niet noodzakelijkerwijs een opsporingsfase. Wanneer het DIC uit analyse van ladingsbescheiden een vreemde zending ontdekt, zonder concrete vermoedens van een strafbaar feit, wordt de douane verzocht de partij te
controleren, waarna eventueel de Douanerecherche erbij betrokken wordt. Pas wanneer tijdens de DIC-analyse wl concrete vermoedens van een strafbaar feit zijn gerezen, wordt de Douanerecherche rechtstreeks ingeschakeld. Er wordt niet altijd op nationaal niveau actie ondernomen. Wanneer het transito-containers betreft die onderin schepen direct naar andere havens worden vervoerd, dan wordt dit doorgeven via het Maritieme informatiesysteem aan buitenlandse zusterdiensten. Noot Evenmin als de Inlichtingendienst maakt het Douane informatiecentrum gebruik van informanten die worden gerund (gestuurd). Wel is er contact met tipgevers. Het DIC hanteert informatie van de belastingdienst, het CBS, databanken zoals Dunn & Bradstreet, Lloyds Seadata en het mainframe van Brussel Noot , alsmede het systeem van gestolen voertuigen, statistieken van Europese goederenstromen, spottingen van de kustwacht etc. Met dat al lijkt het branche-onderzoek de kinderschoenen ontgroeid, het heeft een duidelijke plaats in de dienst. Wel valt op dat dit onderzoek in de eerste plaats de controle dient, en minder de opsporing. Wellicht valt hieruit de les te trekken dat ook dit soort onderzoek - evenals het fenomeenonderzoek, dat de politie verricht - meer op het bestuurlijke terrein thuishoort dan op het justitile.

7.2.2 De verantwoordingslijnen

De FIOD werkt onder verantwoordelijkheid van de minister van Financin. Direct contact met het Directoraat-generaal der belastingen vindt plaats bij publicitair gevoelige zaken. Dit is ongeveer 25 keer gebeurd in het afgelopen jaar. Bij ernstige zaken wordt de staatssecretaris op de hoogte gesteld. Het gezag over de opsporing wordt gedragen door de officier van justitie, zij het dat, zoals hiervoor reeds is vermeld, artikel 80 Algemene wet inzake rijksbelastingen hierop een uitzondering maakt. Benadrukt wordt dat de snelle wisselingen onder de dikwijls goed gemotiveerde fraude-officieren bezwaarlijk zijn. Vanuit het OM is echter blijk gegeven van enige zorg over de controle op de samenwerking tussen de Douanerecherche en de politile CID. De indruk bestaat dat het OM hierover niet alle noodzakelijke informatie krijgt. Ook wordt gesignaleerd dat de douane regelmatig werkzaamheden doet die de Douanerecherche zou moeten doen, zoals het doen van observatie of het begeleiden van een observatieteam. De grens tussen controle en opsporing (sfeerovergang) kan dan door de Douanerecherche (te) ruim worden gehanteerd. Afgesproken is in een convenant tussen de FIOD en het OM dat in 1994 landelijk 452 fiscale zaken vervolgd zouden worden. Het jaarverslag over 1994 laat echter zien dat deze doelstelling niet gehaald is. Er zijn 423 zaken ingediend en in 199 zaken is het tot een veroordeling gekomen. Noot De reden dat de FIOD minder zaken heeft aangeleverd is dat veel capaciteit in een aantal grote tijdrovende zaken is gestoken. De prioriteitenstelling van de te vervolgen zaken gaat als volgt: een zaak wordt door de belastingdienst of douane aangedragen in het selectie-overleg met inachtneming van de zogenaamde ATV-richtlijnen. Noot Deze richtlijnen zijn vastgesteld door de Vergadering van procureurs-generaal en gelden als recht in de zin van artikel 99 RO. Er vindt dan een prioriteitenbepaling plaats binnen dit selectie-overleg. Bij fiscale delicten nemen aan het selectie-overleg de fraudecordinator van de belastingeenheid, de FIOD en de contactambtenaar AWR deel. Bij douanedelicten nemen deel de FIOD en de contactambtenaar AWDA. Normaliter zal een zaak met zeven van de maximaal veertien te behalen ATV-punten terecht komen in het tripartite overleg, waaraan de contactambtenaar, de FIOD en het OM deelnemen teneinde opnieuw tot prioriteitenstelling te komen. Zaken die niet in het tripartite overleg worden ingebracht, worden administratief afgedaan door de belastingdienst.

Vermeden moet worden zaken te rechercheren die uiteindelijk niet succesvol worden afgedaan. De Fiscale recherche in Eindhoven heeft de afgelopen jaren slechts n maal meegemaakt dat een FIOD-onderzoek niet leidde tot dagvaarding, maar tot schikking. Met nadruk wordt gesteld dat het niet voorkomt dat een strafrechtelijk onderzoek wordt gestart terwijl bekend is dat dit kansloos is. Dit zou aantrekkelijk kunnen zijn met het oog op de mogelijkheid dat de zodoende verkregen gegevens in het fiscale traject kunnen worden gebruikt.

De heer Rabbae:
Kan het ooit gebeuren dat de FIOD zo'n lading niet overneemt vanwege ondercapaciteit of uitvoeringsproblemen?
De heer Huisman:
Zoals iedere overheidsdienst zijn wij beperkt in de mogelijkheden. Ook de FIOD kan niet in alle zaken opsporingscapaciteit stoppen. Dus in een aantal gevallen kan het ook gebeuren dat er een inbeslagname plaatsvindt en dat het daarbij blijft. Dan praat ik voornamelijk over verdovende middelen. Bij fiscale fraude zal er bijna altijd opsporingscapaciteit in gestopt worden.
De heer Rabbae:
Maar bij drugs niet?
De heer Huisman:
Nee, in een aantal gevallen wordt daar dus geen capaciteit in gestopt, maar wordt het gelaten bij wat men in vaktermen vegen noemt. De verdovende middelen worden dus uit de container gehaald en onder toezicht van een officier van justitie vernietigd. Noot

7.2.3 Samenwerking

Samenwerking tussen de FIOD en de politie geschiedt het meest structureel - via convenanten - in de kernteams. De FIOD heeft onder meer geparticipeerd in het multidisciplinaire team voor de TCR-zaak. Daarbij stelt de FIOD steeds als eis de eindverantwoordelijkheid te kunnen dragen voor het financile onderzoek; alleen als ook een CRI-accountant meedraait is deze verantwoordelijk voor het Pluk ze-gedeelte. Pas aan het einde van het gezamenlijk financieel onderzoek gaat deze eindverantwoordelijkheid gelden.

De heer Bakker:
Het is mijn ambtenaar, die fysiek en feitelijk ook daar werkzaam was. Hij was werkzaam in het kantoor van de RCID-Kennemerland. De leiding van zijn werkzaamheden lag bij het hoofd-RCID, en alle werkzaamheden zouden plaatsvinden onder leiding van een RCID-officier.
De heer Rabbae:
Maar formeel bent u verantwoordelijk voor zijn doen en laten? Zo is het toch?
De heer Bakker:
Ik ben verantwoordelijk voor mijn mensen. Hij wordt door Financin betaald, en hij is in mijn team werkzaam. Als u dat zo wilt zien, dan mag dat. Maar ik geef u aan dat de functionele en materile aansturing van deze man alleen kon plaatsvinden door het hoofd-RCID. Dat was ook onderdeel van het convenant dat ik gesloten had: de feitelijke aansturing van deze man vond plaats door het hoofd-RCID. Het informeren van een CID-officier was een verantwoordelijkheid van het hoofd-RCID. Dat was onderdeel van het convenant. Noot
Verder eist de FIOD in de regel een onderzoeksstrategieplan, een verhoorplan en een doorloopplan. Een belangrijk verschil tussen het functioneren van de politie en de FIOD binnen het kernteam zou liggen in de mate van begeleiding: de FIOD begeleidt veel nadrukkelijker de verbalisering en er wordt regelmatiger gevalueerd.

Tijdens het onderzoek wordt zo optimaal mogelijk gebruik gemaakt van alle mogelijkheden tot het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel.
In een aantal kernteams is de volgende samenwerkingsstructuur: in het beleidsoverleg participeren OM, teamleider politie en teamleider FIOD; het tactisch overleg, waar de operationele CID-informatie boven tafel komt onder verantwoordelijkheid van de CID-officier, wordt gevoerd door de cordinator van de politie en die van de FIOD. Ondanks afwezigheid van CID-status krijgt de FIOD-teamleider CID-informatie. Ook kunnen zij zelf CID-gegevens bezien. Overigens komt het volgens FIOD-ambtenaren geregeld voor dat open informatie als CID-informatie wordt gepresenteerd.

Er gaan binnen de FIOD stemmen op om het verblijf in een kernteam te maximeren tot 3 jaar, maar niet iedereen is daar voor, gezien het verlies van know-how in de kernteams.
Het komt voor dat een kernteam besluit iemand een hoge belastingaanslag toe te meten in de hoop dat hij contact zoekt met zijn financieel adviseur, zodat het kernteam de identiteit van deze adviseur te weten komt; omgekeerd komt het ook voor dat het kernteam de belastingambtenaar vraagt nog even te wachten met het opmaken van een aanslag, opdat betrokkene niet weet dat er aanwijzingen bestaan over zijn criminele betrokkenheid.

De heer Rabbae:
Weet u of de staatssecretaris op de hoogte is van het fiscaal aanslaan van criminele organisaties tot tientallen miljoenen guldens?
De voorzitter:
Laten wij het zo zeggen, er zijn personen in Nederland, althans met de Nederlandse nationaliteit, die ineens een heel grote aanslag in de bus krijgen, waar criminele inlichtingen een zekere rol bij spelen. Onze vraag was eigenlijk hoe de sleutel ligt van wat je opgelegd krijgt, omdat het een deel is van het ontmantelen. Het kan ook een fiscale aanslag zijn.
De heer Van Blijswijk:
Het kan alleen een fiscale aanslag zijn, als Financin er wat mee te maken heeft.
De voorzitter:
Het kan toch ook een fiscale aanslag zijn als middel om tot ontmanteling te komen, zoals in de stukken staat?
De heer Van Blijswijk:
Een fiscale aanslag is een instrument om te heffen over datgene wat is verdiend. Ik denk dat dit de taak is van de belastingdienst. Als er informatie is dat een persoon een bepaald inkomen of vermogen heeft verworven en daarover geen dan wel te weinig belasting heeft betaald, dan zal de verantwoordelijke eenheid van de belastingdienst op enig moment een aanslag opleggen. Noot
In kernteamverband is het wel voorgekomen dat iemand interessant wordt gevonden als mogelijke informant en dat daarom bij een belastingcontact wordt gevraagd hoe het met zijn belastingen staat. Iemand die in een fiscale klem zit, is gemakkelijker te stimuleren om te praten. In principe weet de inspecteur, de FIOD-rechercheur, de teamleider en de officier van justitie hiervan. Het komt voor dat mensen in die
omstandigheden zulke gevaarlijke dingen vertellen, dat ze volgens de FIOD - zonder dat ze er zelf om gevraagd hebben - toch vooral als informant in een CID-register moeten worden ingeschreven. Voor de bureaus financile ondersteuning (BFO's) heeft de belastingdienst n procent van zijn capaciteit beschikbaar gesteld - dat wil zeggen 45 tot 50 man, voornamelijk FIOD-mensen. Er wordt naar een andere vorm van uitlenen gezocht.

De voorzitter:
(...) heb ik het mis als ik zeg dat u niet helemaal gelukkig bent met het inschakelen van de FIOD bij de BFO's, de bureaus financile ondersteuning van de politie zonder dat u daarbij als het ware medestuurman bent?
De heer Van Blijswijk:
Ik denk dat het niet juist is te zeggen dat de FIOD is ingeschakeld bij de BFO's. De belastingdienst heeft mensen ter beschikking gesteld in het kader van een convenant met Justitie en Binnenlandse Zaken om die werkzaam te laten zijn in BFO's. De enige rol van de FIOD daarin is dat die mensen formeel, omdat zij ergens een plaats moeten krijgen, onder de FIOD zijn geplaatst. Feitelijk zijn het dus controlemedewerkers van de belastingdienst die voor een aantal jaren ter beschikking zijn gesteld van de BFO's. Dat convenant is dacht ik in 1992 gesloten en loopt per 1 januari 1996 af. In 1993 heeft de belastingdienst zich afgevraagd of het aan de hand van een convenant uitlenen van mensen wel de meest wenselijke manier van werken was. Vervolgens is een interdepartementale discussie gestart. Als het goed is, zal die discussie rond deze tijd haar voleinding moeten vinden.
De voorzitter:
Maar daar is de bureaucratische discussie nog over gaande.
De heer Van Blijswijk:
Die is nagenoeg afgerond. De lijn van de belastingdienst was aanvankelijk dat wij mensen in het kader van samenwerking ter beschikking zouden stellen. De ontwikkelingen gaan nu in die richting dat in principe de politie zelf een zekere mate van financile deskundigheid gaat aanwerven en dat, als dat in de overgangsfaseproblemen geeft, de belastingdienst bereid is gedurende een zekere tijd nog ondersteuning te bieden.
De voorzitter:
Dus u gaat zich daar meer uit terugtrekken?
De heer Van Blijswijk:
Het betekent dat wat betreft het uitlenen van mensen de belastingdienst zich terugtrekt, maar het betekent niet dat de belastingdienst zich terugtrekt uit allerlei vormen van samenwerking met de politie en bijzondere opsporingsdiensten. Noot
De detachering duurt lang en de band met de moederorganisatie dreigt verloren te gaan. Wellicht speelt daarbij het cultuurverschil tussen FIOD en politie een rol - dat trouwens ook blijkt in de kernteams. Dit verschil is deels te verklaren uit de hogere opleiding van de FIOD-ambtenaren en de daarbij behorende salarisschaal: er zitten vijf schalen verschil tussen politie- en FIOD ambtenaren binnen een BFO. Voorts wordt de FIOD gezien als een platte organisatie met veel ruimte voor discussie en overleg, terwijl de politie veel hirarchischer is. Dat werkt door in de samenwerking. Een ander verschil tussen politie en FIOD zou zijn dat de FIOD eigenwijs is en alles wil weten, terwijl de politie weinig interesse voor andere zaken zou hebben dan de eigen opdracht. FIOD-ambtenaren achten zich anders fanatiek. De politie zou te zeer gericht zijn op concrete resultaten. Dit anders fanatiek wordt door een politie-ambtenaar als volgt omschreven: Die FIOD-mensen hebben een bepaalde werkwijze, zijn wat rcksichtslos en zeggen gewoon: Pats, dat willen we, en dan gaan ze blind bepaalde dingen doen (..). Zij waren niet gewend om voorzichtig te werk te gaan (..) en wilden meteen Bam, als een olifant door de porseleinkast heen. De Pluk ze-wetgeving wordt beschouwd als een ongelukkige wet, ook door politieambtenaren die ermee van doen hebben. Er bestaat daardoor de neiging om contacten bij de belastingdienst te gebruiken, al dan niet via de FIOD. Dat sluit aan bij de opvattingen die op het departement van Financin leven, namelijk dat indien er een belastingschuld is deze eerst moet worden vereffend en dat dan pas de beurt is aan een eventuele actie in het kader van Pluk ze. Maar bovendien kan de fiscus meer, omdat in de meeste BFO's de belastingambtenaar in principe zijn bevoegdheden niet meer mag gebruiken. Een ander probleem is dat in een strafrechtelijk financieel onderzoek de inbeslaggenomen goederen op hun waarde gehouden moeten worden en dat kost geld: het gebeurde dat voor een sfo-beslagen boot maandelijks f.6500 havengeld betaald moest worden door het BFO, waarna de deurwaarder de boot verkocht. Er is daarom weleens afgesproken dat de belastingdienst wacht tot de afloop van het sfo en de helft van de opbrengst krijgt.

De problemen met Pluk ze zijn voornamelijk van niet-strafrechtelijke aard. De grote vraag is aan wie de vermogensbestanddelen feitelijk toebehoren: er zijn enorme problemen om te etiketteren en uit te winnen:
Men moet dan door de faade breken die opgericht is en waarachter de werkelijke eigenaar is verborgen. Om daardoorheen te breken, dat is echt een ramp.
Incidenteel wordt ten behoeve van fenomeenonderzoeken indirect voor de politie gewerkt door de Inlichtingendienst. Het DIC heeft een permanente vertegenwoordiger bij de CRI, waarmee bij maritieme operaties ook wordt samengewerkt.

Wat betreft de samenwerking met andere bijzondere opsporingsdiensten het volgende. De Douanerecherche stemt veel EG-zaken af met de AID. De AID richt zich op subsidies en restituties; de douane op de heffingen. Beide diensten zijn aangesloten op het Assistance Mutuel-systeem van de Europese Commissie. Ook werken beiden met informatie van het DIC.

De Fiscale recherche werkt bij grootschalige onderzoeken soms samen met het GAK, het Sociaal Fonds Bouwnijverheid e.d. Daar komen meer aanmeldingen voor opsporingsonderzoeken vandaan dan van de belastingdienst. Het wordt benadrukt dat samenwerking met bijzondere opsporingsdiensten goed is, mits de FIOD de eerste viool kan spelen. De FIOD roept eigenlijk alleen de hulp van andere diensten waaronder de douane in om menskracht te verkrijgen. Onder meer in Rotterdam wordt de douane gevraagd om partijen verdovende middelen te vegen of om mee te gaan met het OT. Ook wordt de douane wel gevraagd door de politie om behulpzaam te zijn bij het bevestigen van een peilzender aan een container die in de haven staat. De moeizame relatie tussen de douanesurveillance en de douanerecherche in Amsterdam is de vermoedelijke aanleiding geweest van het eigengereide optreden van de douane in de Coral Sea-zaak. Noot

7.2.4 Wettelijke bevoegdheden

Als belastingambtenaren kunnen de FIOD-ambtenaren belastingdossiers ('leggers') inzien ten behoeve van hun eigen werkzaamheden. Het wordt voor de gewone belastingambtenaren doorgaans verborgen gehouden dat informatie gebruikt wordt voor strafrechtelijk onderzoek doordat de FIOD zelf in de leggers kijkt. De Fiscale recherche werkt volgens sommigen in 99 procent van de strafzaken na een huiszoeking; volgens anderen in minder dan de helft van de gevallen. Huiszoeking bij een bank kan eventueel nodig zijn om toegang te krijgen tot een bankkluis. Bankgegevens kan de FIOD opvragen op grond van artikel 81 AWR en dat is gratis; als de FIOD op basis van artikel 105 Sv naar de bank gaat, kan de bank declareren bij de rechter-commissaris, in verband waarmee recentelijk richtlijnen zijn veranderd. Tegen deze achtergrond is te begrijpen dat FIOD-ambtenaren feitelijk rechtstreeks banken benaderen met verzoeken om inlichtingen. Ze trachten te vermijden te veel te vragen of bieden zelf aan de bankadministratie te bekijken, wat ook vaak gebeurt. Zo kunnen de personeelskosten voor de bank beperkt blijven.

De FIOD beschikt over een eigen tap-centrale met zestien telefoon- en twee faxlijnen. Soms wijkt men uit naar de tapinstallaties van de Kmar, de AID of de politie en omgekeerd komt de politie soms tappen bij de FIOD. Het komt voor dat er drie taps lopen op hetzelfde adres zonder dat de verschillende arrondissementen dit van elkaar weten, aldus een medewerker van de tapkamer. Uit technisch perspectief is de PTT-Groningen centraal actief voor tapactiviteiten. Zij schakelt ook door naar andere steden. Er wordt niet getapt zonder rechterlijke machtiging. In de praktijk stemt de rechter-commissaris altijd in met een verzoek om een tap. Een bijzonder probleem doet zich voor bij het tappen van autotelefoonverkeer. Dat is dikwijls moeilijk, niet alleen vanwege het GSM-net, maar ook omdat de meeste vrachtauto's op het Duitse telefoonnet zitten.

7.2.5 Methoden

De FIOD heeft een observatieteam dat bestaat uit drie ploegen waarvan de leden voornamelijk uit de douanewereld komen. In verband met capaciteitsproblemen wordt soms ondersteuning gevraagd bij de politie, de Kmar of de AID. Observatie is in douanezaken in de praktijk minder belangrijk. Heffingen over de import van een fraudegevoelig goed als sigaretten hoeven niet betaald te worden als de sigaretten worden doorgevoerd naar Polen, maar wel als ze worden ingevoerd in Nederland. Voorkomen moet worden dat iemand zegt dat hij doorvoert, maar in feite invoert zonder de heffingen te betalen die voor een container sigaretten zijn verschuldigd. Als een container sigaretten in Rotterdam aankomt, dan moet een expeditiebedrijf een T1-biljet opstellen en zich garant stellen middels een waarborgsom dat de heffingen op sigaretten niet ontdoken zullen worden: de waarborgsom verschilt per goed maar beloopt bij sigaretten
honderd procent. Bovendien wordt per computer aangekondigd aan de grenspost dat men over een dag een vrachtauto kan verwachten. Zodra de vrachtauto de Duits-Poolse grens over rijdt, wordt het document afgestempeld en wordt de waarborgsom vrijgegeven; als het document niet wordt afgestempeld draagt de expediteur de schade. Dankzij de dubbele voorzorg (waarborgsom en computerverbinding) is het niet nodig alle auto's te volgen.

Maar ook als de Douanerecherche of de Fiscale recherche bij de zaak wordt betrokken, wordt volgens de meeste sprekers bij observatie niet of nauwelijks met andere middelen gewerkt dan met auto's en het blote oog. In de auto's zijn twee drie schaduwkentekens aanwezig. De observatieteams beschikken wel over mobilofoons, portofoons, verrekijkers, film- en video-apparatuur. Ter besparing van observatie-kracht wordt vanuit ruimten aan de overkant van een te observeren pand of vanuit een autobusje gefilmd met 24-uursbanden. De daarvoor benodigde time-lapse recorder wordt betrokken van het KLPD.

Inkijkoperaties komen nauwelijks voor en in sommige gevallen is er bovendien twijfel over de vraag of zich in casu al dan niet sprake is van een inkijkoperatie. Zo is bijvoorbeeld in een aantal onderzoeken sprake van het huren van een loods door het opsporingsteam zelf, zodat de sleutel beschikbaar is. In EU-zaken wordt geen gebruik gemaakt van inkijkoperaties, maar bedacht kan worden dat sommige douane-ambtenaren permanent dienst hebben in opslagruimten en loodsen en dus hun ogen de kost kunnen geven. Getwijfeld wordt ook of het inkijken in containers door de Douanerecherche op het haventerrein, voordat een gecontroleerde aflevering aanvangt, een inkijkoperatie kan worden genoemd.

Vuilnissnuffel gebeurt door de FIOD al sinds mensenheugenis. Dit wordt niet als onrechtmatig beschouwd. Peilzenders worden zeer zelden door de Douanerecherche betrokken van het KLPD; het aanbrengen van een peilzender gebeurt vooral in samenwerking met een arrestatieteam (AT). De inbouw van bewegingsmelders in containers komt voor. Het Franse en Amerikaanse voorbeeld van het gebruik van satellietzenders om boten te kunnen volgen, wordt niet door FIOD en douane nagevolgd. Wel wordt gebruik gemaakt van de informatie die dit oplevert over de verblijfplaatsen van schepen. De Nederlandse douane is een controledienst en daar horen geen zenders bij; HM Customs and Excise is echter veel meer dan een controledienst. Deze dienst leidt de Britse drugsbestrijding en maakt derhalve gebruik van satellieten.

Er wordt geen gebruik gemaakt van bugs, maar er gaan stemmen op die uiting geven aan het verlangen om de mogelijkheid te hebben op afstand te luisteren of afluisterapparatuur te plaatsen. De FIOD heeft contact met informanten. Het woord informant heeft een beladen betekenis gekregen, zo bleek uit de verhoren.

De heer Rabbae:
(...) Sinds wanneer bestaan er informanten bij de FIOD?
De heer Van Blijswijk:
Ik geef er de voorkeur aan om te spreken over tipgevers. Er worden veel begrippen voor gebruikt: tipgevers, relaties of informanten. (...)
De heer Rabbae:
U spreekt liever over tipgevers dan over informanten. Wij hebben hier de heer Teeven gehad. Hij is u wel bekend, want hij is hoofd geweest van een team van de FIOD waar de heer De Jongh ook onder ressorteerde. De heer Teeven heeft gezegd dat hij tien informanten had, die hij moest overdragen aan Kennemerland. De heer De Jongh heeft het in een brief aan u, gedateerd 14 maart 1995, gehad over een
informant die bij u wel bekend was, de chauffeur. Hoe kan ik uw mededeling nu plaatsen tegenover deze mededelingen van de mensen die in de praktijk met deze informanten hebben gewerkt?

De heer Van Blijswijk:
Dat kan ik wel uitleggen. Binnen de FIOD, maar ook binnen de douane is jarenlang gesproken over informanten. Tipgevers, relaties of mensen die informatie hadden ten behoeve van de belastingdienst in brede zin, werden vaak als informant betiteld. Een informant is in mijn ogen iemand die er door een runner actief op uit wordt gestuurd. Een tipgever is iemand bij wie mensen met informatie komen, terwijl de ontvangende partij verder lijdelijk blijft. Ik sluit niet uit dat er in het verleden binnen de belastingdienst, dus ook binnen de douane en de FIOD, mensen zijn geweest, van wie men nu kan zeggen dat zij kennelijk toch wel gerund zijn. Misschien is daar enige activiteit geweest, maar dan ook niet meer dan dat aan die mensen eens een keer vragen zijn gesteld en dat er regelmatig contact was. Noot
De voorzitter:
De FIOD heeft vroeger wel informanten gehad.
De heer Bakker:
Ik gebruik het woord informanten liever niet. Ik zou liever het woord relaties willen gebruiken. Het regime van informanten impliceert een CID-regime, dat wij als FIOD nooit hebben gehad. Dat hebben wij dus ook niet gebruikt. Het is wl juist dat we in het verleden signalen kregen van die relaties. Op het moment dat sprake was van heel frequente contacten, hebben wij die relaties uiteindelijk overgedragen aan RCID's.
De voorzitter:
Maar dat waren toch eigenlijk mensen die te vergelijken zijn met informanten van de politie?
De heer Bakker:
Uiteindelijk zijn die mensen, doordat ze frequent kwalitatief gezien goede informatie leverden, informatie die ook vaak in een bredere context was dan informatie die wij als FIOD alleen nodig

hadden, overgedragen, samen met hun informatie, aan de RCID's. Het is mij bekend dat zij daar werden ingeschreven als informant.

De heer Rabbae:
Maar u wilt toch niet zeggen dat de FIOD geen informanten heeft gehad en ook niet heeft gerund?
De heer Bakker:
Ik heb al aangegeven dat ik spreek over relaties. In het verleden zijn er contacten geweest met die relaties.
De heer De Graaf:
Bent u bang voor het woord informant?
De heer Bakker:
Nee, ik ben niet bang voor het woord informant.
De heer De Graaf:
Waarom noemt u dan mensen die informatie leveren, relaties?
De heer Bakker:
Dat past in een veel bredere context van signalen die wij als FIOD soms krijgen.
De heer De Graaf:
Daar begrijp ik niets van.
De heer Bakker:
Wij krijgen tips, en wanneer er frequent tips van dezelfde persoon komen, is dat een relatie. Op het moment dat dat informatie is die bruikbaar is, kunnen wij dat niet gebruiken onder een CID-regime. Dus zeggen we dan: deze man moet worden overgedragen aan de RCID.
De voorzitter:
Wanneer zijn uw tipgevers/informanten overgedragen aan de criminele inlichtingendiensten?
De heer Bakker:
U suggereert dat wij lijsten met dat soort mensen hebben. Ik ken die lijsten en die personen niet. Ik heb zelf begrepen dat op enig moment dit soort contacten die binnen de douane en de FIOD aanwezig waren, zijn genventariseerd. De mensen die geen kwalitatief goede informatie meer leverden, zijn toen geschoond, in die zin dat daarmee geen contact meer is geweest. De informanten die kwalitatief gezien goede informatie leverden, zijn overgedragen. Dat is gebeurd in 1992. Noot
Soms komen mensen binnenlopen die potentieel interessante informatie voor de FIOD hebben. Uit de gegevens van de NCID van december 1995 blijkt dat een aantal bijzondere opsporingsdiensten, waaronder de FIOD, informanten heeft aangemeld.

Een particulier recherchebureau heeft aangegeven regelmatig contact te hebben met de FIOD. We hadden afspraken met de FIOD in een miljoenenzaak dat wij hen bepaalde informatie zouden leveren via onze opdrachtgever en dat de FIOD ons informatie zou verschaffen over een zaak die wij hadden lopen. Onze rapporten liggen dan bij de FIOD met afgeknipte briefhoofden.

De heer Teeven:
Ik heb uiteraard prima kunnen inventariseren bij mijn aantreden hoeveel informanten er bij de douanerecherche werden gerund. Ik heb moeten constateren dat tijdens mijn aantreden ook informanten werden gerund door de douane. Tijdens mijn functie als teamleider vond ik dat die douane-informanten niet door de douane konden worden gerund. Zij zijn in eerste instantie overgedragen aan de douanerecherche en op een bepaald moment overgedragen aan de RCID. Het waren er ongeveer tien, ze werden begeleid door De Jongh. Noot
Er zijn tipgevers geweest die bij de FIOD alles open en bloot op tafel legden en niet moeilijk deden over hun identiteit, van wie later bleek dat zij CID-informant waren. Met personen die in een bepaalde, voor de FIOD interessante, branche werkzaam zijn is geregeld contact. Hierbij kan gedacht worden aan personen die bij een bank werken, bij de beurs, bij beleggingsfondsen, in de onroerendgoed- of koopsompoliswereld of bij produktschappen. Ook notarissen geven geregeld desgevraagd informatie, ondanks hun zwijgrecht. Het verschil tussen veelvuldig contact met dergelijke relaties en het runnen van informanten is, dat in het eerste geval de informatie open bruikbaar is.

De FIOD heeft jarenlang een informant gerund die later actief is geweest in het sigarettentraject in Kennemerland. Met deze informant was geregeld contact vanaf 1989 en hij stond vanaf 1993 in het FIOD-informantenbestand ingeschreven. In het sigarettentraject werd hij in combinatie met de RCID-Kennemerland gerund. Het komt wel vaker voor dat in een samenwerkingsverband iemand uit de bovenwereld wordt mee-gerund met een RCID, omdat de FIOD daartoe de inhoudelijke deskundigheid heeft. In het sigarettentraject is er echter wat misgegaan. In de praktijk opereerde de informant min of meer los van de runners omdat de RCID-Kennemerland en de FIOD-medewerker (de co-runner) allebei in de veronderstelling verkeerden dat de ander actief runde. In het kader van het sigarettentraject heeft de FIOD ook enkele proeftransporten laten uitvoeren door de informant. De Rijksrecherche geeft aan dat niet gebleken is dat hierover enig overleg met het OM heeft plaatsgevonden of dat daarvoor toestemming is gegeven. De informant heeft zich niet aan de afspraken gehouden. Hij meldde proeftransporten niet tevoren aan en kwam met bewijsstukken van uitgevoerde transporten uit een voorliggende periode.

De heer Van Blijswijk:
De FIOD heeft nooit een rol gehad bij het doorleveren. Waarvan ik op de hoogte ben en mijn voorganger op de hoogte was, is dat de FIOD ondersteuning verleent aan politie en justitie bij

gecontroleerde afleveringen.

De heer Rabbae:
Faciliterend?
De heer Van Blijswijk:
Ja.
De heer Rabbae:
Dit betekende in feite dat de heer De Jongh de papieren regelde bij de douane, zodat de containers ongecontroleerd door de douane gingen. Zo was het toch?
De heer Van Blijswijk:
In de situatie die u beschrijft, had de betrokken medewerker inderdaad een rol in het kader van zijn werkzaamheden voor de CID.
De heer Van Blijswijk:
Wat hij deed, deed hij onder verantwoordelijkheid van de CID. De activiteiten van de CID vonden plaats onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie. Wat dit betreft, matig ik mij geen oordeel aan over het antwoord op de vraag of de werkzaamheden die hij in dat verband verrichtte juist of niet juist waren, gezien het feitdat de FIOD er altijd van is uitgegaan dat er sprake was van meewerken aan gecontroleerde afleveringen.
De heer De Graaf:
U zei dat uw medewerker De Jongh onder verantwoordelijkheid van de CID werkte.
De heer Van Blijswijk:
Ja.
De heer De Graaf:
Hij was niet bij de CID gedetacheerd, hij viel niet onder de hirarchische lijn van de CID, maar hij werkte samen met de CID. Dit betekent toch dat u als hoofd van de FIOD en dat de chefs onder u gewoon verantwoordelijk waren voor hetgeen de heer De Jongh deed?
De heer Van Blijswijk:
De vraag die gesteld moet worden, is onder welke condities de heer De Jongh is gaan werken bij de CID. Die condities zijn heel helder. Ik heb er bij mijn voorganger navraag naar gedaan. Medio 1992 is er een verzoek gekomen van de politie Kennemerland of de CID Kennemerland - dat heb ik niet kunnen nagaan - of de heer De Jongh ter beschikking kon worden gesteld van de CID om werkzaamheden te verrichten.
De heer De Graaf:
Werd gezegd: ter beschikking gesteld?
De heer Van Blijswijk:
De beslissing om dat te doen, is niet schriftelijk vastgelegd. Er wordt gesproken over gedetacheerd, ter beschikking gesteld, uitgeleend. Feitelijk is de situatie dat hij ter beschikking is gesteld van de CID. Noot Over de status van deze FIOD-medewerker die samen met een runner van de RCID betrokken informant runde,
is onduidelijkheid. De korpsleiding Haarlem zegt dat geen sprake is geweest van een soort detachering bij de RCID.

De voorzitter:
Wat betreft het sigarettentraject, zegt u: de verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de FIOD?
De heer Straver:
Ja. Ik heb hier horen vertellen dat de heer De Jongh, die daarbij betrokken was, een medewerker was van de FIOD die bij mijn RCID gedetacheerd was. De heer De Jongh was een FIOD-rechercheur die CID-werkzaamheden verrichtte, informanten runde. Maar hij was absoluut niet gedetacheerd bij mijn korps of bij mijn RCID. Hij had daar geen werkplek, geen telefoon. Dat heb ik nagetrokken. Hij kwam af en toe, een of twee maal per week, bij ons en soms ook weken niet. Noot
De heer Van Blijswijk:
Er was bekend op hoofdlijnen dat hij CID-werkzaamheden zou verrichten. In de beginfase is niet duidelijk vastgelegd tussen FIOD en de politie Kennemerland wat precies die rol en die verantwoordelijkheden waren. Je kunt zeggen dat dit niet goed was, maar die situatie heeft zich wel voorgedaan. Noot Tipgeld speelt in de praktijk van de FIOD slechts een zeer beperkte rol. In 1994 is f.35.000 uitbetaald, op een
totaalbudget van f.50.000. Zo er tipgeld wordt betaald geschiedt dit altijd na tussenkomst van de directeur Algemene fiscale zaken. Tipgeld wordt dan verstrekt op basis van een no cure no pay-regeling. Het maximale te verstrekken bedrag is echter vaak te weinig voor de informant: tipgevers vragen dikwijls tien procent en daar begint de FIOD niet aan. Noot Als tipgeld te beschouwen zou zijn het delgen van de belastingschuld van een belastingplichtige in ruil voor informatie. De belastingdienst wil hier niet aan beginnen: de overweging is dat iedereen in alle gevallen verplicht is belasting te betalen en de betrouwbaarheid van de informatie zou door deze benadering geenszins gegarandeerd zijn. Hier wordt aan toegevoegd dat er toch te veel aangeboden zaken zijn om te kunnen verwerken, al wordt erkend dat het vervelend is een mogelijke tip te laten lopen. Alle sprekers stellen dat de FIOD niet aan infiltratie doet. De infiltraties door Amerikanen in het internationale goederenverkeer blinken uit door knulligheid: om goed te infiltreren is zeer veel kennis nodig, omdat het anders dadelijk opvalt. In het CoPa-onderzoek zijn bijzondere methoden gebruikt: de politie zette een eigen vrachtauto met chauffeur in en huurde een loods.

De FIOD verleent facilitaire diensten aan RCID-en ten bate van gecontroleerde afleveringen. De dienst kent tenslotte de douaneprocedures en heeft inzage in gegevens over al dan niet verdachte containers. De RCID-verzoeken tot medewerking lopen via vaste contactambtenaren van beide diensten. Het uiteindelijk
resultaat is veelal dat de douane wordt verzocht de bewuste container zonder nadere controle door te laten gaan of dat een container voordat deze wordt afgehaald gecontroleerd wordt op verdovende middelen. Wanneer de container het douaneterrein verlaat en onder observatie wordt geplaatst, wordt daarmee de douane-bemoeienis beindigd. Deze procedure wordt reeds een aantal jaren door de FIOD gevolgd en is sinds januari 1994 in convenanten met RCID-en vastgelegd. Deze verzoeken om containers zonder te controleren door te laten, werden op een gegeven moment zo veelvuldig gesteld dat de douane ging checken bij het ministerie.

De heer Rabbae:
Ik heb begrepen dat op 10 januari 1995 een gesprek plaatsvond op het ministerie van Financin waarbij u ook aanwezig was.
De heer Van Blijswijk:
Dat klopt.
De heer Rabbae:
Dus eerder dan in maart 1995 moet u een signaal hebben gehoord.
De heer Van Blijswijk:
Op een gegeven moment eind 1994 is er inderdaad een signaal gekomen. Als wordt gewerkt met zaken als gecontroleerde afleveringen is een aantal mensen daarvan natuurlijk op de hoogte. Op enig moment is in het licht van wat men had ervaren de vraag gekomen van de kant van de douane in Amsterdam: is datgene waaraan wordt meegewerkt bij gecontroleerde afleveringen van de politie iets waar de leiding van FIOD en douane van op de hoogte zijn en loopt dat goed? Daarnaast was de vraag aan de orde: in hoeverre zijn daarbij veiligheidsrisico's betrokken voor douanemensen en medewerkers van bedrijven die werken op haventerreinen? Dat was de aanleiding.
(...) De heer Van Blijswijk:
Gecontroleerde afleveringen kwamen met enige regelmaat voor en de vraag was: realiseert de leiding, in dit geval die van de douane, zich dat dit soort dingen gebeuren? Verder werd de vraag gesteld of aan het meewerken met de douane aan deze afleveringen geen grotere risico's verbonden waren voor het personeel dan aan het normale, reguliere werk. Die signalen waren aanleiding voor een contact. Dat contact heeft ertoe geleid dat de directeur van de douane en ik hebben gezegd: wij moeten dat gewoon eens bespreken en de zaken helder op een rij krijgen. Vervolgens hebben wij een afspraak gemaakt. Bij het gesprek op het ministerie van Financin zijn mensen van de douane Amsterdam, onder wie de directeur Douane, en van de FIOD aanwezig geweest. Ik was daarbij ook aanwezig.
De heer Rabbae:
Wat is daaruit geresulteerd?
De heer Van Blijswijk:
Uit dat gesprek is naar voren gekomen dat de aanwezigen geen enkele aanwijzing hadden dat er iets anders gebeurde dan gecontroleerde aflevering. Wij hebben verder geconstateerd in dat gesprek dat de methode, die wij al jaren kenden, correct was en dat wij medewerking zouden blijven verlenen als onder verantwoordelijkheid en op verzoek van het OM onze bijstand werd gevraagd. Noot
In douanekringen wordt gesteld dat vr 1992 geen ongecontroleerde gecontroleerde afleveringen in de haven van Rotterdam hebben plaatsgevonden. Alle gecontroleerde afleveringen zijn toentertijd in beslag genomen. Vooral de regio Dordrecht was zeer actief in dit opzicht. De afgelopen twee jaren springen Kennemerland en Gooi & Vechtstreek eruit als regio's waar (on)gecontroleerd containers heengaan. Aangegeven wordt dat het omslagpunt ongeveer eind 1991 lag. Omstreeks die tijd zou de filosofie bij politie en justitie zijn ontstaan dat niet van delict naar dader gewerkt moest worden, maar van dader naar delict. Toen werd de douane geconfronteerd met het fenomeen dat zendingen moesten worden doorgelaten in het belang van het onderzoek. Noot

De voorzitter:
Hoeveel is er in het afgelopen jaar geveegd omdat de FIOD niet genoeg opsporingscapaciteit had?
De heer Huisman:
Ik schat dat dat ongeveer 80 ton is.
De voorzitter:
Hoe weet u dat?
De heer Huisman:
Omdat er teruggekoppeld wordt. Bij vegen wordt de douane betrokken, omdat die beschikt over meer transportmiddelen en middelen om goederen uit containers te halen dan de FIOD. Noot
De heer Huisman:
Dit jaar is het tot nu toe 80 ton, dus verleden jaar zal het 60, 70 ton geweest zijn.
De voorzitter:
En de rest?
De heer Huisman:
Daar wordt opsporingscapaciteit ingestopt; er volgt dus een onderzoek en in het algemeen wordt er naar ons teruggekoppeld wat er in beslag is genomen en welke aanhoudingen er zijn verricht.
De voorzitter:
Tot die rest behoort ook wat er doorgelaten is?
De heer Huisman:
Dat is inderdaad een derde mogelijkheid. Wij hebben geselecteerd en wij zetten een partij uit, maar dan komt er een bericht van de FIOD dat die zending ongecontroleerd door moet gaan, dus via de normale procedures. Dat is ook in een aantal gevallen gebeurd.
De heer Rabbae:
Wat is de normale procedure?
De heer Huisman:
Als een zending door moet gaan, moet er normaal aangifte bij de douane worden gedaan.
De heer Rabbae:
Door wie?

De heer Huisman:
Meestal door een agent, een expediteur of een cargadoor. Zodra er aangifte gedaan wordt, bestaat er altijd nog het risico dat een douanier op een post de aangifte wil controleren. Bij doorlevering werd er ook voor gezorgd dat er geen controle plaatsvond.
De heer Rabbae:
En wie gaf de opdracht om niet te controleren?
De heer Huisman:
Die opdracht kwam van de FIOD. Wij stelden dan uiteraard wel de vraag of er contact over was geweest met een officier van justitie. Dat is in alle gevallen bevestigd en vanaf begin 1994 hebben wij van de teamleider van de FIOD ook steeds een getekende verklaring gekregen met de naam van de betreffende officier. Noot
Het OT van de FIOD heeft te maken gehad met gecontroleerde afleveringen. Er wordt geschat door het OT dat zij sedert 1 juni 1994 ongeveer acht keer betrokken waren bij een gecontroleerde aflevering. Zij hebben naar hun zeggen nogal eens voor niets bij de grens staan wachten om een aangekondigde gecontroleerde aflevering van de Duitsers over te nemen. Een belangrijk deel van de grensoverschrijdende gecontroleerde afleveringen is bekend en wordt geschat op circa 40 in heel Nederland in de laatste twee-en-een-half jaar. Soms wordt in dat verband een verklaring vooraf verkregen van de officier van justitie, soms - als de douane goederen heeft aangetroffen - is er de verklaring dat er niet geveegd hoeft te worden. Het gaat voornamelijk om soft drugs.

FIOD-ambtenaren worden benaderd om onder omstandigheden expertise te leveren voor het opzetten van een frontstore. Verder is aangegeven dat de FIOD meewerkt om frontstores fiscaal rond te krijgen.

7.2.6 Informatie-uitwisseling

Voor het ogenblik lijkt het erop dat de strafrechtelijke informatie in dossiers wordt opgeslagen en dat verder vertrouwd wordt op het geheugen. Het DIC heeft materiaal van de Douanerecherche wel in de computer. De Douanerecherche houdt volgens een spreker een register malafide ondernemingen bij in het kader van de BTW-fraude, anderen ontkennen dat.

Informatieverstrekking van toezichthouders (belastingambtenaren en douane) aan de FIOD is formeel niet problematisch. Opmerkelijk is dat de douane op Schiphol geen contact zoekt met de Douanerecherche, maar rechtstreeks op de Kmar en de politie is gericht. De belastingcontroleur die functioneert in het Amsterdamse team voor de Noord-Zuidlijn heeft geen ontheffing van zijn geheimhoudingsplicht. Officieel kunnen er dan ook geen belastinggegevens over bijvoorbeeld aannemers verstrekt worden aan het team. Het is niet duidelijk of dit weleens gebeurt. Op het moment heeft de Directie rechtspersonen en criminaliteit van het ministerie van Justitie toegezegd gegevens te verlenen over rechtspersonen aan het Amsterdamse team. Hierbij zijn belastinggegevens eveneens betrokken.

Een respondent die werkzaam is binnen een kernteam als FIOD-ambtenaar geeft aan dat merkwaardig genoeg uit bronnen van Financin absoluut geen gegevens worden verstrekt aan de FIOD-medewerkers in de kernteams als er geen fiscaal belang is. Maar dit wordt genuanceerd door het feit dat de naleving hiervan sterk afhangt van de aard van de relatie tussen diensten. Wanneer de band verandert van een zakelijke naar een collegiale en soms zelfs vriendschappelijke, is er eigenlijk geen toezicht meer op de informatie die wordt ingewonnen. Op een gegeven moment heeft niemand eigenlijk meer zicht op het feit of bij de informatievoorziening wordt gehandeld volgens de richtlijnen.

De FIOD kan belastinggegevens onder omstandigheden doorgeven aan de politie. Het DIC informeert de politie in de regel via de FIOD maar heeft ook rechtstreekse contacten. Zo werd de CRI, met name het Maritieme informatiepunt, benaderd door het DIC over een producent in vruchtesappen, die voor de politie zou werken. Ook levert de FIOD soms gegevens van de belastingdienst desgevraagd aan de Binnenlandse veiligheidsdienst.

Omgekeerd informeert de FIOD de CRI en de NCID over de voortgang van bepaalde zaken. Dit contact wordt vergemakkelijkt door een liaison- officer die is gedetacheerd door de FIOD bij de CRI. De FIOD levert ook wel opsporingsgegevens terug aan de belastingdienst. Wanneer uit een huiszoeking interessante informatie voor de belastingdienst komt, wordt wel om toestemming van officier van justitie of rechter-commissaris gevraagd om deze te mogen doorspelen. Anderen maken evenwel van ieder die aangehouden gaat worden een fiscaal rapportje op.

De FIOD heeft regelmatig (informeel) contact met banken of met het Bureau kredietregistratie (BKR). Informatie werd door financile instellingen vrij gemakkelijk verstrekt; een redelijk argument was vaak voldoende. Sinds begin 1995 zijn de banken erg terughoudend geworden met het informeel verstrekken van informatie. Vooral wordt geklaagd over de manier waarop de FIOD omgaat met informeel verstrekte vertrouwelijke informatie. Dit
zou veelvuldig terugkomen in officile stukken.

De heer Bakker:
In alle gevallen dat wij die gegevens van een bank krijgen, is sprake van toepassing van artikel 81 (AWR) of 105 (Sv). Het is wel gebeurd dat er, voordat we met een dergelijk verzoek kwamen, overleg was met de bank, in de trant van: wij komen met een dergelijk verzoek, verzamel vast de gegevens, want dat zijn vaak langdurige kwesties die uit de archieven, op de floppy's of op de sheets te voorschijn moeten worden gehaald. Noot
Er wordt informatie verkregen van ex-politiemensen die bij de beveiligingsdiensten van banken werken.

7.2.7 Internationale samenwerking

Het werk van de FIOD is niet alleen voor de Douanerecherche, maar ook voor de Fiscale recherche de laatste jaren vooral veranderd door de internationale dimensie. In het CoPa-onderzoek (kernteamonderzoek) werd met achttien landen samengewerkt; allemaal via formele rechtshulpverzoeken. Bijvoorbeeld de contacten met Togo waren zeer vruchtbaar, maar de VS namen weinig tijd voor het Nederlandse verzoek. Het komt voor dat buitenlandse politiefunctionarissen bij elkaar komen om het optreden op elkaar af te stemmen, maar dat gebeurt pas na de officile rogatoire commissies. Doorgaans geschiedt de cordinatie echter telefonisch. Om de weg in een vreemd land te vinden wordt gebruik gemaakt van een Nederlandse liaison-officer of van zusterdiensten (bijvoorbeeld de US Customs). Een wijd gedragen kritiekpunt is dat de afhandeling van rechtshulpverzoeken te langzaam gaat. Om een rechtshulpverzoek sneller te laten verlopen wordt het wel eens persoonlijk naar het buitenland gebracht om een verzoek tot huiszoeking of telefoontap ter plekke toe te lichten.

Het DIC heeft liaison-officers in Bonn en in Parijs en in de nabije toekomst zal er een in London komen. Het DIC hoopt dat de wettelijke ruimte wordt geschapen er ook een in het Caribisch gebied te plaatsen. Verder is er een fiscale attach in onder andere Washington, voornamelijk met het oog op het IMF. Er zijn in Nederland naast de DEA en de FBI ook US douaneambtenaren ten behoeve van de fraudebestrijding. Bijstandsverzoeken worden door de Douanerecherche rechtstreeks gezonden aan het cordinatiecentrum van de Rijkswacht in Brussel.

7.2.8 Corruptie

Onder douaniers komt corruptie voor. Het tweede nationale Douanerecherche-team doet onder andere hier onderzoek naar. Dergelijke corruptie is onder meer gebleken bij oliefraudes in Rotterdam. Soms wordt er in dergelijke gevallen samengewerkt met de Rijksrecherche, als het bijvoorbeeld niet alleen gaat om omkoping maar ook om inbraak door een douane-ambtenaar. Er bestaan in dit verband richtlijnen voor de samenwerking tussen FIOD en Rijksrecherche. Vermoed wordt dat soms wordt gezegd dat de douane plat is, als excuus om de eigen informatie af te schermen. Eenmalig is aangegeven dat uit proactief onderzoek platte FIOD-ambtenaren die hand- en spandiensten verrichten voor verdachten, naar voren waren gekomen.

7.2.9 Contra-observatie

Soms heeft het OT van de FIOD last van contra-observatie. Daarbij valt onder omstandigheden niet op te maken of de verdachten zich beschermen tegen andere criminelen of tegen de politie. Er is in Amsterdam een man die stelselmatig kentekens noteert van observatieteams en deze verkoopt aan de onderwereld. De leden van het OT zijn wel eens thuisgebracht door een contra-observant.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken