7.6 Het Milieubijstandsteam

7.6.1 De organisatie

Het Milieubijstandsteam (MBT) valt onder de Inspectie milieuhygine die een onderdeel is van het Directoraat-generaal milieubeheer van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). Het MBT is opgericht in 1985. De Inspectie milieuhygine bestaat uit een hoofdinspectie en negen regionale inspecties. De hoofdinspectie bestaat onder meer uit de Hoofdafdeling handhaving milieuwetgeving die is belast met de centrale cordinatie van toezicht- en opsporingsactiviteiten van alle inspecties. Deze hoofdafdeling bestaat onder meer uit de Afdeling toezicht afvalstoffen, de Afdeling toezicht straling, stoffen en produkten en de Afdeling milieudelicten. Het hoofd van deze laatste afdeling is tevens hoofd van het MBT. Noot

Het MBT is een werkverband tussen medewerkers van de verschillende onderdelen van de Inspectie Milieuhygine. Dit betreft de afdelingen van de hoofdinspectie alsmede de negen regionale inspecties. Deze medewerkers hebben naast toezichthoudende bevoegdheden ook opsporingsbevoegdheid en verrichten opsporingswerkzaamheden in het MBT-kader vanuit hun eigen onderdeel. Bijvoorbeeld: Soms wordt een toezichtteam voor een bepaald bedrijf samengesteld om zekerheid te verkrijgen over de zin van strafrechtelijke vervolging. In dit team zit dan een provincie-, gemeente- en inspectieambtenaar en soms een rechercheur die dan als bedrijfsadministratief specialist meegaat. Immers rechercheurs zijn tevens toezichthouders. De rechercheur kan vaak beter inschatten welk deel van de administratie strafrechtelijk interessant zou kunnen zijn. De toezichtrapportage verschaft verder inzicht in de zwakke plekken binnen een bedrijf.

Het MBT kan beschikken over 121 personen met opsporingsbevoegdheid, waaronder recherchetactische, milieuhyginische en milieujuridische deskundigen. De medewerkers hebben over het algemeen een HBO-diploma. De recherchetactische ondersteuning wordt gegeven door vijf voormalige rechercheurs van de Dienst recherchezaken, eveneens van het ministerie van VROM.

De taak van het MBT is om de aanpak van de zware milieucriminaliteit te stimuleren en assistentie te verlenen aan politie en justitie bij de opsporing van milieudelicten. In concrete zaken kan dit zowel het verlenen van landelijke opsporingsbijstand zijn, dat georganiseerd wordt vanuit de Afdeling milieudelicten, als regionale opsporingsbijstand door MBT-leden van de regionale inspecties. Noot Het MBT is dus geen zelfstandige opsporingsdienst maar verleent ondersteuning van uiteenlopende aard aan onderzoeksteams. Enkele leden
van het MBT zijn bijvoorbeeld betrokken geweest bij het Rotterdamse TCA/TCR onderzoek (zie casusuitwerking eindrapport).

Andere voorbeelden van milieu-onderzoeken zijn:
grne Punkt-afval uit Duitsland, het verwerken van afval in bodemverbeterende stoffen, radio-actief afval, radio-actief schroot of materiaal dat afkomstig is uit de gas-, en oliewinningindustrie onder andere uit het Oostblok.
Ook worden wel milieu-ambtenaren in het kader van hun controlerende taak om ondersteuning gevraagd. In een onderzoek heeft een ambtenaar van milieuzaken vorig jaar op verzoek van de politie een bedrijf gecontroleerd. Hij werd hierbij vergezeld door een politieambtenaar die met een verborgen camera opnames maakte in het pand. De politieman heeft zichzelf niet als zodanig kenbaar gemaakt en heeft net gedaan alsof hij een collega van de milieu-ambtenaar was. Later is dit in een andere situatie nogmaals gebeurd, maar dan zonder camera.

De criteria die aangelegd worden om bijstand aan de politie te verlenen zijn dat er ten eerste sprake moet zijn van stoffencriminaliteit, dat betreft afvalstoffen en milieugevaarlijke stoffen, en ten tweede dat het een regiogrensoverschrijdende zaak betreft.

Aangegeven wordt dat niet gesproken kan worden over milieumafia of georganiseerde milieucriminaliteit. Noot In Nederland betreft het veelal grote bedrijven die zeer ernstig de fout ingaan. Noot Bij het merendeel van de strafzaken heeft dit te maken met een ondoorzichtige vergunningsituatie Noot en onvoldoende toezicht door de toezichthouders. Wat dit laatste punt betreft liet vroeger de Inspectie steken vallen, tegenwoordig ligt het probleem met name op gemeentelijk niveau.

7.6.2 De verantwoordingslijnen

De centrale cordinatie en de eindverantwoordelijkheid voor het MBT berust bij het hoofd MBT, dat op zijn beurt valt onder de directeur-generaal milieubeheer. De officier van justitie kan vragen om bijstand door het MBT waar het complexe en grootschalige milieu-onderzoeken betreft. De MBT-leden nemen doorgaans voltijds deel aan het rechercheteam voor de opsporing van zware milieucriminaliteit waar zij functioneren onder leiding van politie en OM. Het onderzoek wordt onderscheiden in vier fases: het informatie-onderzoek, het vooronderzoek, het strafrechtelijk onderzoek en de nazorg. Na elke fase wordt in overleg met politie en OM besloten of het verantwoord en gewenst is om het onderzoek te vervolgen.

Naast het MBT en de TR, neemt ook het Gerechtelijk laboratorium veelvuldig deel aan onderzoeken. Het MBT is daarbij verantwoordelijk voor het milieutechnische gedeelte van de zaak, het Gerechtelijk laboratorium voor de eventuele milieuwetenschappelijke en criminalistische ondersteuning en de technische recherche voor een technisch en organisatorisch juiste gang van zaken bij het milieutechnisch onderzoek ter plaatse, de monsterneming en de monsteroverdracht.

Voor het uitvoeren van het voor- en strafrechtelijk onderzoek wordt een convenant opgesteld tussen politie, justitie en MBT, waarin de doelstellingen, de inzet van personeel, middelen en materiaal en de duur van het onderzoek worden opgenomen. Noot

7.6.3 Samenwerking

Op 31 maart 1993 is het projectteam zware milieucriminaliteit opgericht, dat bestaat uit een advocaat-generaal van het ressortsparket Arnhem, twee officieren van justitie, twee politie-ambtenaren, het hoofd van de Afdeling milieucriminaliteit van de CRI en het hoofd MBT. De minister van Justitie heeft een eigen waarnemer aan het team toegevoegd. En maal in de vier weken wordt er onder leiding van het OM vergaderd. De voornaamste taak is het cordineren en entameren van bovenregionale opsporingsactiviteiten, met name op het gebied van de verwerking en de verwijdering van afval. Noot De verzoeken door de politie om bijstand van het MBT worden door het projectteam zware milieucriminaliteit, na selectie op de twee inmiddels vermelde criteria, al dan niet ingewilligd. Het betreft vaak samenwerking in multi-disciplinaire teams waarin eveneens vaak de FIOD en de AID participeren, en bij kernenergie-zaken de ECD. De politie spreekt van de noodzaak van een integrale aanpak van de milieuproblemen en staat zodoende positief ten opzichte van verdere samenwerking met de bijzondere opsporingsdiensten. Zij ziet haar rol als primus inter pares. Noot
Sinds ruim een jaar is de samenwerking met de Dienst recherche zaken (DRZ) gentensiveerd. De DRZ is een bijzondere opsporingsdienst die onder het ministerie van VROM valt en belast is met huursubsidiefraude en sinds anderhalf jaar met de bestrijding van milieusubsidiefraude. Noot Tot op heden wordt de recherchetechnische taak op milieugebied nog vervuld door rechercheurs van het MBT. De bedoeling is dat de politie te zijner tijd genoeg deskundigheid opbouwt om deze taak te kunnen overnemen. Recente plannen om dit te bevorderen zijn onder meer de oprichting van Interregionale milieu-assistentiepools in regio's waar niet vaak grote milieu-onderzoeken worden verricht en waar de politie geen blijvende expertise kan opbouwen. De bedoeling is dat de procureurs-generaal een lijst met ervaren milieu-rechercheurs bijhouden, die kunnen worden ingezet bij grote milieuzaken. Een ander initiatief is de landelijk te organiseren Task force zware milieucriminaliteit. Dit team zal naast vertegenwoordigers van de CRI, FIOD en MBT, voornamelijk bestaan uit rechercheurs van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond en dan met name de rechercheurs die betrokken waren bij het TCA/TCR-onderzoek. Dit team gaat opereren onder verantwoordelijkheid van het projectteam zware milieucriminaliteit en staat onder operationele leiding van de politie Rotterdam-Rijnmond. De bedoeling is dat het team gaat opereren in het grijze gebied tussen toezicht en opsporing en concrete zaken gaat aanleveren aan de tactische recherche. Gebruik zal worden gemaakt van de RCID-Rotterdam.

Deze nieuwe initiatieven zijn nog in de ontwikkelingsfase. Vooralsnog is het de bedoeling dat het MBT medewerking verleent aan de interregionale milieu-assistentieteams en de taskforce. Deze samenwerkingsverbanden moeten te zijner tijd ertoe leiden dat de politie op het gewenste kennis- en ervaringsniveau komt. Het ligt niet in de verwachting dat de politie ook de milieuhyginische en -juridische kennis zich eigen maakt. De deskundigen van het ministerie van VROM zullen hiervoor nodig blijven. Noot Aangegeven is dat de politieke situatie op het moment zo is, dat als de politie de milieutaak binnen twee jaar nog niet goed opgepakt heeft, initiatieven genomen gaan worden om een zelfstandige Milieu-bijzondere opsporingsdienst op te zetten. De nieuwe milieubeleidsnota 1995-1998 van de Raad van hoofdcommissarissen spreekt over de doelstelling dat in 1998 de milieutaak gentegreerd moet zijn in de politie.

7.6.4 Wettelijke bevoegdheden

De ondersteuning van het MBT aan de politie, het OM en andere opsporingsdiensten houdt in het beschikbaar stellen van specialistische kennis, van technische hulpmiddelen en het inschakelen van laboratorium- en onderzoeksfaciliteiten. Ook wordt geparticipeerd in concrete opsporingsactiviteiten van de politie. Dit kan op basis van de algemene opsporingsbevoegdheid die verleend is aan MBT-leden door de minister van Justitie per 31 juli 1990. Alle leden van het MBT zijn tevens aangewezen als toezichthouder voor n of meer bijzondere wetten, zoals het Reglement gevaarlijke stoffen. De leden van het MBT worden aangewezen door de hoofdinspecteur en krijgen vervolgens een opleiding opsporingsambtenaar en een antecedentenonderzoek. Noot

In het kader van milieu-onderzoek wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de bevoegdheid tot huiszoeking, op basis van het Wetboek van Strafvordering of de WED. Het is vaak noodzakelijk de beschikking te krijgen over de administratie van verdachten, getuigen en/of derden of om apparaten of installaties in beslag te nemen ten einde ontduiking van vergunningvoorschriften aan te tonen. Noot Inmiddels is een werkgroep ingesteld die moet onderzoeken of de Amerikaanse aanpak van huiszoekingen in Nederland kan worden ingevoerd. Noot Het bewijs voor begane overtredingen van milieuwetgeving dient veelvuldig geleverd te worden door monsterneming en de analyseresultaten daarvan. Op basis van artikel 21 WED kan monsterneming verricht worden. Dit is in elk stadium van het onderzoek mogelijk, ook tijdens een gerechtelijk vooronderzoek. De officier van justitie is verantwoordelijk voor de monsterneming. Voor de vele soorten monsternemingen bestaan gestandaardiseerde normen die de wijze waarop, de conservering en de manier van analyse bepalen. In een klein deel van de gevallen zijn deze normen neergelegd in wettelijke besluiten. Noot Op korte termijn wordt een richtlijn monsterneming en analyse in strafrechtelijke milieuonderzoeken verwacht. Noot In de TCA /TCR-zaak is op afstand bestuurbare monsternemingsapparatuur ingezet op grond van de WED. Deze apparatuur is door duikers gemonteerd in de afvalpijpen en kon worden geactiveerd wanneer illegaal geloosd werd.

Er wordt veel gebruik gemaakt van taps. Aangegeven wordt dat tappen nog effectief is in milieuzaken.

7.6.5 Methoden

Het traject van het milieu-onderzoek begint met een voorbereidend onderzoek door het MBT, een soort proactieve fase. In een periode van maximaal zes weken wordt een binnengekomen tip, of een uit analyse
voortgekomen aanwijzing, of CID-informatie, nagetrokken op betrouwbaarheid en milieurelevantie. Dit wordt bij voorkeur gedaan door een rechercheur milieudelicten en een (regionaal werkende) milieuhyginisch medewerker. Dit voorbereidend onderzoek wordt onderscheiden in twee fasen. De eerste fase is het informatief onderzoek. In een paar dagen dient de hardheid van de binnengekomen informatie te worden vastgesteld. Hierbij wordt een overzicht gemaakt van onder meer de verleende milieuvergunningen/ontheffingen, het passieve dan wel actieve gedoogbeleid, de wettelijke verplichtingen en eerdere handhavingsacties - dit kunnen controles zijn in het kader van toezicht en opsporing - en de eerder opgelegde strafrechtelijke dan wel bestuursrechtelijke sancties, zoals bestuursdwang, dwangsom en intrekken vergunning. De officier van justitie besluit op basis van een rapport of de tweede fase ingaat, dit is het vooronderzoek. Het doel van dit vooronderzoek is het formuleren van een concreet vermoeden van gepleegde strafbare feiten. In dit voorbereidend onderzoek worden in principe geen dwangmiddelen ingezet.

Deze voorbereidende of proactieve fase wordt afgesloten met een eindrapport dat wordt aangeboden aan het hoofd MBT. In overleg met de officier van justitie en de leidinggevende, vaak een hulpofficier, wordt bepaald of de zaak strafrechtelijk opgepakt gaat worden. Noot

In het TCA/TCR-onderzoek zijn voor observatie warmtecamera's gebruikt. Zodoende konden veranderingen in het peil van de reservoirs met chemisch afval in de gaten worden gehouden. Dit heeft overigens niets opgeleverd. Tevens zijn transporten gevolgd, soms met gebruikmaking van plaatsbepalingsapparatuur. Veelvuldig wordt gebruik gemaakt van peilzenders voor het volgen van boten. De informanten die zich tot het MBT richten worden in principe doorverwezen naar een RCID. Soms, wanneer diegene aangeeft niet met de politie te willen praten, neemt een medewerker van het MBT deel aan het gesprek. Dit is bijvoorbeeld gebeurd in de TCA/TCR-zaak. Er heeft zich een informant aangediend die werkzaam is geweest bij het betrokken bedrijf. In dit kader heeft een lid van het MBT een tolkfunctie verricht. Echter, in dit soort situaties moet duidelijk worden gemaakt dat leden van het MBT geen anonimiteit kunnen garanderen zoals CID-rechercheurs dat kunnen. In dit geval is de informant later gewoon als getuige gehoord. In een strafzaak is een oneigenlijke constructie gehanteerd. Het geval was dat een MBT-er informatie van een ontslagen werknemer had gekregen die later relevant in de strafzaak bleek te zijn. Dit was niet via de politie gebeurd. De MBT-er is toen uit de zaak gehaald en als RCID-informant opgevoerd. De twee belangrijkste informantencategorien zijn vrachtwagenchauffeurs en ontslagen werknemers. Bovendien willen bedrijven uit concurrentie-overwegingen ook weleens een boekje open doen. Infiltratie bij bedrijven, gewoon via vacatures, is wel eens overwogen. Dit zou gemakkelijk gekund hebben, maar dit is niet gedaan.

In 1985 is het Centraal landelijk informatiepunt milieudelicten (CLIM) opgericht bij het ministerie van VROM. In 1990 heeft de CRI tevens een afdeling opgezet voor de informatievoorziening over milieucriminaliteit, vallende onder de Afdeling recherche expertise vermogen, Taakveld Milieucriminaliteit. In 1992 zijn werkafspraken gemaakt tussen de beide diensten. Het CLIM heeft sindsdien tot taak om ten behoeve van opsporing en vervolging van strafbare feiten zaaksgerichte informatie uit administratiefrechtelijke handhaving te verzamelen, te registreren en te analyseren, de zogenaamde bestuurlijke informatie over bedrijven en incidenteel bestuurlijke informatie over personen. Noot Ook hoort hierbij de informatie uit de opsporingsactiviteiten van de leden van het MBT. Daarentegen verzamelt, registreert en analyseert de CRI de justitile informatie op milieu-gebied. Noot

Het CLIM is inmiddels opgegaan in een nieuw informatiecentrum, dat de bestaande informatiesystemen van de Inspectie milieuhygine gaat bundelen. Informatie uit eerstelijns handhavingsactiviteiten van de inspectie - doorgaans bestuurlijke informatie - wordt opgeslagen in een centraal bedrijfsbestandensysteem IRIS. Hieraan is nog een aantal bijzondere informatiesystemen gekoppeld, o.a. betreffende informatie over grensoverschrijdend vervoer van gevaarlijke afvalstoffen. Noot

Er zijn initiatieven genomen om handhavingsinformatie van het bestuur ter beschikking te stellen aan politie en justitie. Tot op heden is er nog geen structureel netwerk voor het verzamelen van informatie uit eerstelijnstoezicht van de regionale inspecties. Dit wordt een taak voor het informatiecentrum. Noot Het MBT heeft een bijzondere informatiepositie. Het MBT bevindt zich tussen toezichthoudende activiteiten van de inspecties en opsporingsactiviteiten van de politie. Zodoende kan deze dienst beschikken over informatie uit toezichtsactiviteiten en uit concrete opsporingsonderzoeken. Aangegeven wordt dat deze unieke informatiepositie het MBT, in samenwerking met de CRI, in staat stelt om de voor opsporing en vervolging noodzakelijke synergie tussen criminele informatie en toezichtinformatie te bewerkstelligen. Noot
Op internationaal niveau zijn enige overlegvormen op milieugebied. De informatieverzameling op dit gebied wordt besproken in het kader van de politile samenwerking van de Europese Unie. Het resultaat hiervan is een aanbeveling om Denemarken aan te wijzen als verzamelpunt van strategische milieu-informatie. Op termijn wordt dit als een taak voor Europol beschouwd. Verder heeft in 1994 onder voorzitterschap van Nederland een vergadering plaatsgevonden van de werkgroep milieucriminaliteit van Interpol. Een resultaat hiervan is dat het secretariaat-generaal van Interpol, gevestigd te Lyon, is aangewezen als het centraal informatieverzamelpunt. Noot

7.6.6 Informatie-uitwisseling

Het informatiecentrum van de Hoofdafdeling handhaving milieuwetgeving is sinds 1992 voornamelijk voor intern gebruik, en gericht op het verzamelen van bestuurlijke informatie. Dit gaat nog moeizaam. De provincies en gemeenten lopen niet warm om hun bestuurlijke informatie aan dit landelijk informatiepunt ter beschikking te stellen. Vooral in kleine gemeenten is er sprake van een persoonlijke relatie tussen toezichthouders en bedrijven, eveneens kan er sprake zijn van een, door de jaren gegroeid, gedoogbeleid. Het informatiecentrum valt onder het privacy-regime van de Wet persoonsregistraties. De uitwisseling van informatie met onder andere de CRI geeft weinig problemen daar voornamelijk bedrijfsgegevens zijn opgenomen. Het privacy-regime betreft louter natuurlijke personen. De informatie uit toezicht of uit het grijze veld tussen toezicht en opsporing wordt als zeer waardevol gewaardeerd. Dit is een vogelvrij gebied met betrekking tot het uitwisselen van informatie.

Wat betreft toezicht-informatie zijn er diverse informatie-systemen. De regionale inspecties en de Hoofdinspectie milieuhygine verzamelen informatie uit controle-activiteiten; bij het bestuur is in iedere regio in het kader van de Wet gemeenschappelijke regelingen een Cordinatie- en informatiepunt; ook bestaan er interne informatie-systemen bij de provincies. Er bestaat echter geen informatie-uitwisseling tussen gemeenten en provincies en met de politie. In het TCA/TCR-onderzoek is men aan bestuurlijke informatie gekomen onder het mom van een ander bedrijf. Tevens heeft in het geheim een hoge ambtenaar van de dienst Zuid-Holland van het ministerie van Verkeer en Waterstaat meegedraaid met het onderzoek, met het oog op informatieverstrekking.

Gezien het feit dat het MBT vanaf het begin eigenlijk toegevoegd is aan de politie loopt de informatie-uitwisseling tussen de inspecties en de politie, en dan met name de CRI, wel goed. In concrete onderzoeken krijgen de MBT-leden CID-informatie. Echter, aangegeven wordt dat de werkelijk nuttige zachte informatie op milieu-gebied uit het bestuurlijk circuit komt en niet zozeer uit het politiecircuit. RCID-en hebben nog weinig informatie met betrekking tot deze sector.

7.6.7 Overig

De informatie-inwinning op milieugebied dient voornamelijk in de bovenwereld plaats te vinden. Op het moment zijn met name de politile CID-en hierop niet berekend. Wel hebben alle RCID-en milieu in hun pakket. Er heeft een pilot-project CID en milieu plaatsgevonden dat heeft geresulteerd in onder meer de aanbeveling om een CID-rechercheur te koppelen aan een ervaren politiefunctionaris uit de milieuhandhavingssector. De CID Utrecht is recent gestart met deze werkwijze. Tevens is er een landelijke projectgroep geformeerd met als taak om nieuwe gedachten en methoden te ontwikkelen ter verbetering van de informatiepositie in de bovenwereld. Noot

Sinds begin 1994 zijn eveneens milieukoppels werkzaam. Doel is een informantencircuit op te bouwen in de bovenwereld; dit betekent onder meer contacten met vergunningverleners bij VROM, provincies en gemeenten en directeuren van bedrijven in de afvalsector. Uit concurrentieoverwegingen wordt wel meegewerkt met de politie. Inmiddels is een zaak opgepakt op deze CID-informatie.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken