VIII.3. Verwachtingen voor de nabije toekomst

Vorenstaande kwesties doen allicht de vraag rijzen naar de ontwikkeling van de georganiseerde criminaliteit in Nederland in de komende jaren. Deze vraag is echter gemakkelijker gesteld dan beantwoord. Niet alleen is het onderzoek zomaar om te zetten in bouwstenen voor een voorspelling van wat komen gaat, maar ook het feit dat - vanuit methodologisch oogpunt gezien - niet verantwoord om de resultaten van een hoofdzakelijk descriptief de georganiseerde criminaliteit tegenwoordig zo internationaal van karakter is en er op allerhande plaatsen in de wereld op grotere en kleinere schaal allerlei maatregelen tegen worden genomen, maakt het inderdaad zeer moeilijk om vooruit te zeggen wat er de komende jaren gaat gebeuren. Waar dan nog bij komt dat eigenlijk niet van de georganiseerde criminaliteit kan worden gesproken, maar telkens weer opnieuw moet worden gevarieerd naar de aard van de betrokken criminele groepen en de illegale activiteiten die zij organiseren. Het verklarend inzicht in de vroegere en gaande ontwikkeling van de georganiseerde criminaliteit in Europa is niet zo groot dat voor allerlei vormen van georganiseerde criminaliteit kan worden bepaald hoe zij er de komende jaren uit zullen gaan zien. Toch is het, zeker vanuit een oogpunt van beleid, alleszins redelijk om naar de toekomst van de georganiseerde criminaliteit te vragen. En dus kan het niet onredelijk zijn om hier tenminste in grote lijnen enkele verwachtingen voor haar toekomst aan het papier toe te vertrouwen. Deze verwachtingen zijn mede gebaseerd op de weinige publikaties waarin met meer of minder succes is geprobeerd enkele gedachten te formuleren omtrent de ontwikkeling van de georganiseerde criminaliteit in de toekomst, wereldwijd, op Europees niveau, in sommige landen om ons heen (United Nations, 1994; Williams, 1995; Carter, s.d.; Joutsen, 1993; Bundeskriminalamt, 1995).

Algemeen wordt verwacht dat de internationalisering van de traditionele georganiseerde criminaliteit zal blijven toenemen, en dus dat de betrokken criminele groepen nog meer wereldwijd zullen gaan opereren. De reden hiervan is enerzijds dat er in tal van gebieden van de wereld grote zwarte markten bestaan - niet alleen voor drugs, mensen en wapens, maar ook voor bijvoorbeeld voeding, kleding en auto's -, en anderzijds dat de verbindings- en transportmogelijkheden voorhanden zijn om deze markten te bedienen. De globalisering van de georganiseerde criminaliteit wordt meer en meer een feit.

De criminele groepen die in bepaalde segmenten van de bedoelde markten actief zijn, zullen deze ontwikkeling met eigen mensen kunnen volgen in de mate dat zij in de buurt van hun marktsegmenten kunnen terugvallen op leden van grotere plaatselijke gemeenschappen van dezelfde (nationale en/of etnische) origine, zoals dat nu gebeurt in de kring van bijvoorbeeld Chinese criminele groepen. Maar dit is lang niet altijd overal mogelijk. Bijvoorbeeld, omdat er ter plaatse geen gemeenschappen zijn waarin vreemde criminele groepen zich kunnen nestelen, of omdat bestaande autochtone criminele groepen zich verzetten tegen de komst van allochtone en/of buitenlandse groepen. In situaties als deze ligt het voor de hand dat criminele groepen van heel diverse origine onderling allianties aangaan met het oog op het transport en de distributie van de goederen en diensten in kwestie. Hierbij kan worden gedacht aan de samenwerkingsverbanden tussen Colombiaanse en Italiaanse criminele groepen in de drugshandel.

De georganiseerde criminaliteit in Nederland zal dus ook meer en meer een onderdeel gaan vormen van een soort wereldomspannend crimineel systeem. Nederland zal ook in de nabije toekomst het actieterrein van de
meest uiteenlopende (autochtone, allochtone en buitenlandse) criminele groepen blijven. En hier valt ook niet zoveel tegen te doen, tenzij de Nederlandse overheid en de overheden van vele andere landen bereid n in staat zouden zijn om in grote gezamenlijkheid het optreden van deze groepen (preventief en repressief) te bestrijden. Wat niet waarschijnlijk is. Maar dan nog! De organisatie van belangrijke criminele groepen en hun onderlinge samenwerkingsverbanden is zo flexibel dat onder druk van overheidsoptreden illegale activiteiten gemakkelijk kunnen worden verplaatst, medestanders vlot kunnen worden vervangen, routes voor illegale goederen en crimineel geld la minute kunnen worden gewisseld. Dergelijke verplaatsingen van het probleem zijn vrijwel de enige effecten die een overheid in een land op haar eentje kan bereiken, afgezien natuurlijk van de concrete resultaten van eventuele strafrechtelijke onderzoeken: aanhoudingen en inbeslagnemingen. Dit geldt dus ook voor Nederland.

Anders ligt het bij verschijningsvormen van moderne georganiseerde criminaliteit die erin bestaan dat criminele groepen legale economische sectoren helemaal of gedeeltelijk, landelijk of plaatselijk, controleren. Het bezit van een dergelijke economische machtspositie veronderstelt immers dat de groepen in kwestie thuis zijn in een samenleving, hierin duurzaam verblijven, geld steken in de verwerving van bedrijven, investeren in werkbare relaties met andere ondernemers, vakbonden en overheden, enzovoort. Dit alles vormt op een gegeven moment hun kracht, maar ook hun zwakte. Want de gevestigde positie die criminele groepen dan in de ene of andere legale economische sector innemen, maakt ze kwetsbaar voor het optreden van een (integere) overheid. In Nederland zijn er in het algemeen geen criminele groepen die alleen of in samenwerking met andere groepen zulk een positie innemen; alleen in sommige binnensteden doen zich in dit opzicht riskante ontwikkelingen voor, in de sfeer van het onroerend goed annex de horeca. Wanneer de (centrale en lokale) overheden er zich samen met de sociale partners - werkgevers en werknemers - toe verplichten om door middel van controle en opsporing de gang van zaken in de, in principe, meest kwetsbare sectoren: horeca, transport, bouwnijverheid, enzovoort, nauwlettend in de gaten te houden, zal deze situatie in de nabije toekomst ook niet verslechteren. Niet alleen een adequate beheersing van de zogenaamde kleine criminaliteit, ook die van de georganiseerde criminaliteit vraagt om een gentegreerde aanpak. Alleen op deze manier kan de zozeer gevreesde criminele ontwrichting van de samenleving worden tegengegaan.


vorige         inhoudsopgave en zoeken