Het feit dat het op dit moment moeilijk, en in bepaalde opzichten zelfs onmogelijk, is om in algemene zin de ernst van de situatie op een adequate manier precies te bepalen, impliceert geenszins dat er niets zou kunnen worden gezegd over een aantal aspecten van de (aard van de) tegenwoordige georganiseerde criminaliteit in Nederland die als zorgwekkend betiteld kunnen worden. Uitgaande van de hier gehanteerde definitie van georganiseerde criminaliteit is dit namelijk heel goed mogelijk. Want waar gaat het volgens deze definitie in essentie om bij georganiseerde criminaliteit? Uiteindelijk om de vreedzaamheid van een maatschappij, om de integriteit van de democratische rechtsstaat, de vrijheid van het economisch leven en de rechten van individuele burgers. En dus kan worden nagegaan of zich momenteel in de sfeer van de georganiseerde criminaliteit ontwikkelingen voordoen die deze algemene waarden in het gedrang brengen of zouden kunnen brengen. De kwesties waarover men zich op grond van het onderhavige onderzoek zorgen over moet maken, kunnen - conform de opeenvolgende componenten van de definitie van georganiseerde criminaliteit - als volgt worden samengevat.
De top van de autochtone georganiseerde criminaliteit
Ofschoon er in Nederland geen octopus-achtig misdaadsyndicaat actief is, hebben zich - in het kielzog van de groep-Bruinsma die in de jaren tachtig in Amsterdam tot ontplooiing kwam - aan de top van de autochtone georganiseerde criminaliteit groepen ontwikkeld die via de internationale drugshandel, en voor een deel ook de internationale wapenhandel, niet alleen grote fortuinen hebben vergaard maar ook in staat zijn die illegale handel en deze fortuinen betrekkelijk effectief af te schermen tegen de overheid, zowel door defensieve als door offensieve tegenmaatregelen te treffen. Daarbij komt dat sommige van deze groepen hun illegaal verworven vermogen niet alleen stoppen in de instandhouding en verbetering van de logistieke voorzieningen die nodig zijn voor de voortzetting of vermeerdering van de gaande criminele activiteiten, maar vermoedelijk ook investeren in de aankoop van onroerend goed annex horeca en zo in de infrastructuur waarop weer andere, nieuwe, illegale activiteiten kunnen worden ontwikkeld, bijvoorbeeld exploitatie van prostitutie en de organisatie van illegale gokspelen. De overheid heeft op dit moment - om allerhande redenen: gebrekkige cordinatie van plaatselijke onderzoeken, te weinig analyse van gegevens op landelijk niveau - onvoldoende zicht op de groepen die van de bedoelde top deel uitmaken. Zo weet zij niet om hoeveel groepen het hier gaat en hoe die zich tot elkaar verhouden. In dit onderzoek zijn er bij wijze van voorbeeld zeven gedetailleerd beschreven, maar er zijn er zeker meer.
De rol van criminele groepen in allochtone gemeenschappen
Zowel in de landelijke als in de plaatselijke onderzoeken is aangetoond dat in de kring van de allochtone
(Turkse, Marokkaanse en Surinaamse) gemeenschappen heel wat mensen betrokken zijn bij de drugshandel. De
reden hiervan is niet ver te zoeken. Aan de ene kant hebben veel leden van deze gemeenschappen direct
en/of indirect toegang tot de producenten en groothandelaren van drugs (herone, hash, cocane) in de
brongebieden, aan de andere kant hebben vooral degenen onder hen die zich in ons land sociaal-economisch
in een marginale positie bevinden, natuurlijk financieel baat bij de kleinhandel en verdere distributie van de
betrokken drugs in hun, soms wijde, omgeving. Over deze situatie kan men natuurlijk van alles denken, maar
wat vooral zorgen moet baren is, ten eerste, dat aanzienlijke delen van sommige allochtone gemeenschappen
in belangrijke mate van de drugseconomie afhankelijk worden en mede hierom niet vlug zullen integreren in
de reguliere Nederlandse maatschappij. Ten tweede bergt deze situatie het serieuze risico in zich dat in delen
van de grote steden waar bepaalde criminele groepen het voor het zeggen krijgen, de samenleving in de buurt
geheel ontwricht raakt; het meest duidelijke voorbeeld van zulke klassieke vorm van desorganisatie vormde
enkele jaren geleden het Mercatorplein en omgeving in Amsterdam waar toen een Turkse criminele groep de
scepter zwaaide. En ten derde kan zich het omgekeerde voordoen namelijk dat machtige criminele groepen de
samenleving om zich heen niet desorganiseren, maar juist organiseren, zij het dan naar hun eigen inzicht en
vermogen en volgens de eigen spelregels. Zulk een ontwikkeling heeft zich de voorbije jaren voorgedaan in
de Koerdische wijk in het Spijkerkwartier in Arnhem.
Het optreden van buitenlandse criminele groepen
Al jaren duiken er steeds weer (pers)berichten op dat allerhande buitenlandse criminele groepen ook Nederland tot hun werkterrein hebben gemaakt. En het is dan ook niet verwonderlijk dat het nadere onderzoek situaties aan het licht heeft gebracht die zonder meer zorgelijk kunnen worden genoemd. Het meest zorgelijk van al is in zekere zin dat in de voorbije jaren op landelijk niveau niet systematisch de her en der beschikbare gegevens over de organisatie en het optreden van deze groepen zijn verzameld en geanalyseerd. Dit is tot nu toe alleen enigermate gebeurd voor Chinese triades en bendes. En het beeld dat uit de betrokken gegevensverzameling oprijst, is bepaald ernstig: tal van groepen plegen hier georganiseerde criminaliteit in vele varianten, hoofdzakelijk binnen en ten koste van de gevestigde Chinese gemeenschap in ons land. Hoever het staat met de aanwezigheid van de Italiaanse mafia is minder duidelijk. Het staat buiten kijf dat in het bijzonder de camorra op verschillende plaatsen in Nederland opereert, althans heeft geopereerd, met name op plaatsen in de Randstad (Amsterdam, Den Haag). Groepen van de camorra beschouwen, zo lijkt het toch, Nederland nog vr alles als een marktplaats waar tegen betrekkelijk geringe kosten illegale goederen, en speciaal dan drugs, kunnen worden ingekocht. Maar dit neemt niet weg dat hun aanwezigheid wel degelijk gevaren inhoudt voor de Nederlandse maatschappij. Enerzijds is gebleken dat zij ook hier bereid zijn om geweld en corruptie als machtsstrategien te hanteren, en anderzijds is het gevaar niet denkbeeldig dat steeds meer medestanders van de Italiaanse mafia en andere Italiaanse misdadigers hier in de horeca en andere economische sectoren bedrijvig worden en zo heuse mafiose netwerken gaan vormen die reiken tot in het moederland. Colombiaanse (Zuid-Amerikaanse) drugshandelaren vormen bepaald een minder ernstige bedreiging voor de Nederlandse samenleving, omdat zij zich zo goed als volledig beperken tot de afzet van drugs op de Nederlandse/Europese markt. Wel moet het (nog?) ongecordineerde maar in het algemeen erg gewelddadige optreden van allerlei bendes uit voormalig Joegoslavi onderhand de nodige zorgen baren.
De posterioriteit van belangrijke vormen van traditionele georganiseerde criminaliteit
Waar het gaat om georganiseerde criminaliteit besteden politie en justitie onmiskenbaar de meeste aandacht aan de drugshandel. Haar bestrijding heeft onmiskenbaar prioriteit. De consequentie hiervan lijkt te zijn dat de aanpak van andere vormen van georganiseerde criminaliteit of daaraan verwante vormen van beroepscriminaliteit een posterioriteit vormen. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan de illegale wapenhandel en de internationale handel in gestolen auto's, maar de hoogwaardige vervalsing van officile bescheiden mag in dit verband ook niet uit het oog worden verloren. Het is zorgelijk dat aan de bestrijding van deze vormen van criminaliteit zo weinig middelen worden gespendeerd omdat zij - afgezien van hun zelfstandig belang - alles te maken hebben met de logistieke voorzieningen van de georganiseerde criminaliteit in een land, haar logistieke infrastructuur. En vanuit een oogpunt van een duurzame beheersing van dit probleem is het dus aangewezen om gedurig deze voorzieningen in te perken. Het is, met andere woorden, wellicht verkeerd om de beschikbare capaciteit eenzijdig in te zetten op de opsporing van degenen die zich grotelijks van die voorzieningen bedienen om allerhande andere misdaden te plegen.
De toestand in de binnensteden
De resultaten van het onderzoek dat werd verricht, wijzen er niet op dat criminele groepen algemeen
economische machtsposities hebben opgebouwd in de binnensteden. Noch in Enschede, noch in Nijmegen
is een dergelijke toestand aangetroffen. In Arnhem en ook in Amsterdam ligt het in bepaalde opzichten echter
anders. Hier is door de politie vastgesteld dat bepaalde groepen via onder meer de aankoop van onroerend
goed en horeca-ondernemingen wel degelijk zulke machtsposities hebben weten te verwerven. Dit is niet
alleen zorgelijk omdat mag worden aangenomen dat zij (zullen proberen) zich hier ook (te) handhaven met
gebruikmaking van andere dan wettelijke middelen. Het moet ook tot nadenken stemmen dat de groepen in
kwestie op deze manier in staat (zullen) zijn om racketeering-praktijken te ontwikkelen in de horeca en
aanverwante bedrijfstakken ter plaatse. Verder biedt het bezit van een omvangrijk arsenaal aan onroerende
goederen en ondernemingen hen zeker ook de gelegenheid nog andere illegale activiteiten te (laten)
ontplooien, zoals drugshandel, mensenhandel - waaronder vrouwenhandel, wapenhandel en illegaal gokken.
En al zulke activiteiten brengen weer met zich mee dat in de binnensteden het probleem van de
georganiseerde criminaliteit helemaal verweven raakt met het probleem van de zogenaamde kleine
criminaliteit en publieke overlast. De traditionele georganiseerde criminaliteit wordt steeds daar heel concreet,
heel zichtbaar, grijpbaar zelfs, waar de illegale diensten en goederen worden gedistribueerd. Dat
georganiseerde criminaliteit onzichtbare criminaliteit is, is dus maar half waar. Haar onzichtbaarheid zit aan de
kant van de producenten van de betrokken goederen en diensten, aan de kant van de consumenten is van
onzichtbaarheid geen sprake. Iedereen die door het Wallen-gebied wandelt, kan waarnemen hoe welig de
georganiseerde criminaliteit, zeker in de vorm van drugshandel, er tiert. Daarvoor hoeft men niet over
paranormale gaven te beschikken.
Riskante ontwikkelingen in legale economische sectoren
Er is geen sprake van, zo werd in hoofdstuk V al vastgesteld, dat in Nederland, algemeen of in bepaalde streken, legale economische sectoren helemaal of ten dele worden gecontroleerd door criminele groepen. Maar, zoals de toestand in sommige binnensteden aangeeft, deze vaststelling is minder geruststellend dan het lijkt. In de horeca - breed genomen - doen zich ook nog andere problemen voor dan waarop zoven werd gezinspeeld. Enerzijds, hier en daar, het probleem van de protectie door zogenaamde portiersdiensten, anderzijds, ook niet overal, dat van de handel in speelautomaten. Een andere sector die ook in het kader van de beheersing van de georganiseerde criminaliteit meer structureel de aandacht verdient, is die van het transport. Wezenlijk als deze sector is voor de handel in drugs, is het geen wonder dat dit op een aantal manieren goed te merken valt: zowel in de vorm van de inschakeling van kleine(re) wegtransportbedrijven, als in de vorm van de benutting van de zee- en luchthavens, Schiphol en Rotterdam op kop. Mede gelet op de grote economische belangen die hier voor Nederland op het spel staan, is een nadere analyse van de situatie meer dan geboden. De derde sector die hier moet worden aangestipt, is die van de afvalverwerking. Niet, omdat criminele groepen zich meester maken van bepaalde segmenten van deze sector. Dit is niet geconstateerd. Wl, omdat de voorbije jaren in deze bedrijfstak het illegale optreden van sommige bedrijven van de pure organisatiecriminaliteit is opgeschoven in de richting van de georganiseerde criminaliteit.
Vrije-beroepsbeoefenaars in de knel
Zowel wanneer criminele groepen hun illegale activiteiten en de hieruit voortvloeiende inkomsten willen verheimelijken voor de overheid als wanneer zij zich teweerstellen tegen concreet overheidsoptreden daartegen of illegaal opgebouwd vermogen willen investeren in de legale economie hebben zij op een gegeven moment de bijstand van advocaten, notarissen of accountants nodig. Deze onvermijdelijke associatie tussen georganiseerde criminaliteit en de vrije-beroepsgroepen plaatst degenen die gewenste bijstand verlenen, al vlug in een verkeerd daglicht. Juist ook hierom moet het de betrokken beroepsgroepen en de overheid een zorg zijn dat in dit onderzoek meer dan wat incidentele gevallen zijn geconstateerd waarin vooral advocaten, in mindere mate ook notarissen, op een verwijtbare manier betrokken waren bij de afscherming van de illegale activiteiten van (leden van) criminele groepen. En dit niet alleen, maar ook dat het tuchtrecht waarover de beroepsgroepen in kwestie beschikken, kennelijk onvoldoende garanties biedt voor het opsporen en verwijderen van beroepsbeoefenaren die in hun contacten met criminele groepen over de schreef zijn gegaan.
De bestemming van illegaal verworven vermogen
Aan de ene kant heeft dit onderzoek aan de hand van concrete voorbeelden weliswaar geleid tot heel wat
inzicht in de manieren waarop criminele groepen misdaadgeld wisselen en witwasoperaties opzetten, maar
aan de andere kant is toch ook vele malen vastgesteld dat in het kader van grote opsporingsonderzoeken de
bestemming van illegaal verworven vermogen duister blijft, of zelfs helemaal niet wordt onderzocht. In het
geval van allochtone en buitenlandse criminele groepen wordt op grond van allerlei ervaringen gemeenlijk
aangenomen dat zij hun illegaal verworven vermogen niet investeren in Nederland (op de aankoop van wat
logistieke voorzieningen na, restaurants bijvoorbeeld), maar in hun land van herkomst; dat op deze regel
uitzonderingen zijn, zoals in Arnhem de investeringen in onroerend goed door de Koerdische
heronehandelaren, moge duidelijk zijn. Waar het illegale vermogen van autochtone criminele groepen blijft,
is echter nog goeddeels een raadsel. Voor een belangrijk deel is het vanzelfsprekend aangewend om de
logistieke voorzieningen voor met name de drugshandel op peil te houden. In een aantal gevallen is de
besteding aan andere goederen en bedrijven, in binnen- en buitenland, ook wel aangetoond. Maar in vele
gevallen is echt niet bekend waar het blijft. Dat dit zorgwekkend is, hoeft geen betoog. Dit andere vermogen
kan immers voor een deel ook worden, zijn, omgezet in economische machtsposities, bijvoorbeeld in de vorm
van onroerend goed in binnensteden. Er zal dus intenser moeten worden gespeurd naar de uitwegen voor de
besteding van illegaal vermogen en naar de personen - de witwassers - die criminele groepen deze uitwegen
wijzen. Ook de gerichte opsporing van deze makelaars, die een sleutelrol spelen in de ontwikkeling van de
hedendaagse georganiseerde criminaliteit, wordt reeds jaren verwaarloosd.
De toepassing van offensieve contrastrategien
In het verleden hebben criminele groepen en overheid wel vaker echt tegen elkaar gestreden, ook met geweld, bijvoorbeeld na de Tweede Wereldoorlog in Brabant bij de smokkel van vee, boter, sigaretten, enzovoort. Wat er de laatste jaren met name door de belangrijke Hollandse drugshandelaren aan offensieve contrastrategien (corruptie, intimidatie, observatie, inschakeling van de media en gebruik van invloedrijke derden) wordt toegepast, vormt dus geen unicum in de geschiedenis. Maar het is wel veelzeggend dat deze strategien tegenwoordig, vooral in en rond Amsterdam maar toch ook in Arnhem, opnieuw op enige schaal worden gehanteerd. Het zegt namelijk het nodige over de daadwerkelijke machtspositie die de betrokken criminele groepen (denken te) hebben op het moment dat de overheid, na een jarenlang gedoogbeleid, tegen hen in het geweer komt door omvangrijke strafrechtelijke onderzoeken in te stellen. En het is juist deze (al dan niet vermeende) machtspositie, meer nog dan de contrastrategien zelve, die reden vormt voor grote zorg. Zij is immers de haast tastbare belichaming van de bedreiging die de betrokken criminele groepen voor de integriteit van de democratische rechtsstaat vormen. Nadere bezinning over de manieren waarop deze bedreiging ongedaan kan worden gemaakt, is dringend geboden. Overigens mag in dit verband niet onopgemerkt blijven dat speciaal ook Joegoslavische bendes en Turkse groepen zich soms van verregaande intimidatie bedienen om overheidsoptreden tegen hun illegale activiteiten tegen te gaan. Nu eens is deze intimidatie vooral gericht tegen hun slachtoffers en voormalige medestanders, dan weer tegen politiemensen die onderzoek tegen ze verrichten.
vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken