VI.1. De mafia in Itali: een eigentijds beeld van de situatie

Het tegenwoordige probleem van de georganiseerde misdaad in Itali is ongetwijfeld nauw verbonden met de transformatie die de mafia in Sicili na de Tweede Wereldoorlog heeft ondergaan. De andere mafia's staan immers niet alleen in organisatorisch opzicht sterk onder invloed van de Siciliaanse mafia, maar zij werken ook op steeds grotere schaal met deze mafia samen. Hierom wordt eerst deze metamorfose besproken. Vervolgens zal aan de hand van een recent rapport van het ministerie van Binnenlandse Zaken in Rome de hedendaagse fenomenologie van de georganiseerde misdaad in Itali in het algemeen worden uiteengezet.

VI.1.1. De transformatie van de Siciliaanse mafia na de Tweede Wereldoorlog

Traditioneel waren mafiosi mannen van eer, heren die in de onzekere en gevaarvolle wereld waarin ze leefden, niet alleen in staat waren om fier en zelfverzekerd om te gaan met de problemen van alledag, maar die ook bereid waren om de eer en positie van zichzelf en hun familie zonodig met geweld te verdedigen. Sterker nog: wie nooit iemand had gedood, moest geen hoop koesteren ooit een mafioso te worden; hij zou zijn omgeving nimmer schrik inboezemen en dus ook niet het nodige respect verwerven. Maar met deze kenschets van de mafioso is de traditionele Siciliaanse mafia zeker niet voldoende getypeerd. Immers, als gevolg van het feit dat in de loop van de negentiende eeuw in het Zuiden van Itali wel de feodale verhoudingen teloorgingen maar de moderne natie-staat niet tot ontplooiing kwam, verwierf de mafioso in dit gebied, en vooral in West-Sicili en Zuid-Calabri, een zr invloedrijke machtspositie. De verklaring hiervoor is eenvoudig deze: omdat de Italiaanse staat haar geweldsmonopolie niet daadwerkelijk handhaafde, kon handhaven, trok de mafioso dit monopolie als het ware aan zich en bouwde het uit tot de kern van een gewichtige functie in het hele maatschappelijke leven.

Ten eerste zorgde de mafioso voor bescherming van gevestigde belangen - persoonlijke veiligheid, eigendommen, financile rijkdom; wie niet bereid was voor die bescherming te betalen, werd vroeg of laat geconfronteerd met diefstallen, overvallen en brandstichtingen. Ten tweede stond hij in voor repressie, in het
bijzonder ten aanzien van diegenen die de mede door hem gevestigde orde in gevaar brachten, althans niet voldoende respecteerden: dieven, brandstichters en prostitues; op dit vlak was samenwerking tussen hem en de statelijke politie trouwens helemaal niet uitgesloten. En in de derde plaats speelde de mafioso een hele belangrijke bemiddelende rol, zowel ter beslechting van alle mogelijke conflicten tussen leden van de lokale gemeenschap, als in relatie tot geschillen met bovenlokale en nationale overheden. Waarbij niet uit het oog mag worden verloren dat veel mafiosi deze rol uiterst geschikt konden spelen omdat zij reeds beroepsmatig sleutelfuncties bekleedden. Zij waren actief als tussenhandelaar in de landbouw, ze werkten als dokter of advocaat, ze waren voorzitter van kleine banken en coperatieve ondernemingen (Arlacchi, 1983 en 1986; Hess, 1973; Blok, 1975; Matard-Bonucci, 1994).

Onder invloed van verschillende politieke en economische ontwikkelingen verloor de mafioso na de Tweede Wereldoorlog zijn traditionele machtspositie en ontwikkelde hij zich meer en meer tot een gangster-mafioso. Een van de belangrijkste factoren was de leegloop van het platteland. Veel jongemannen verlieten in de jaren vijftig en zestig het platteland in het Zuiden om werk te zoeken in de industrie in het Noorden van Itali, in Zwitserland, in Duitsland en Frankrijk, in Belgi en in Nederland. Hierdoor werden de mafiosi haast letterlijk beroofd van hun plaatselijke achterban. Deze demografische uitholling van hun machtspositie op het platteland ging gepaard met fervente pogingen van de Italiaanse staat om haar geweldsmonopolie op de mafiosi te heroveren. En niet zonder succes: tal van mafiosi en hun handlangers werden in de jaren veertig en vijftig gearresteerd. Op den duur beschikten de overblijvende mafiosi niet eens meer over genoeg binnenlandse mankracht voor hun illegale praktijken: de toepassing van geweld, de smokkel van sigaretten, enzovoort; zij zagen zich toen zelfs gedwongen om een beroep te doen op Italianen die eerder al naar de Verenigde Staten waren gemigreerd. En vooral door dit te doen brachten zij een osmose tot stand tussen de traditionele mafioso en de moderne stedelijke gangster.

Dat de gangster-mafioso niet helemaal - of beter, achteraf gezien: helemaal niet - in de marginaliteit ten onder ging, wordt vooral toegeschreven aan het feit dat uitgerekend in diezelfde jaren vijftig en zestig de Italiaanse overheid onder impuls van de grote politieke partijen, met name de Christen-Democratische Partij, reusachtige sommen geld begon te spenderen aan de ontwikkeling van het Zuiden. Dit beleid bracht met zich mee dat tal van mafiosi - vooral uit machtsoverwegingen van de kant van de betrokken politici - belangrijke functies verwierven in de lokale en regionale bestuursorganen die werden opgericht om de desbetreffende gelden te spenderen. Op korte termijn werden veel mafiosi hierdoor van de ondergang gered, maar tegelijk ook geneutraliseerd: ze verloren hun onafhankelijkheid en zo het vermogen om hun belangrijkste wapen: (dreiging met) geweld, in te zetten. Op langere termijn gezien verkregen zij op deze manier echter wel een zeer geschikte uitgangspositie om opnieuw de macht aan zich te trekken. Toen in de jaren zeventig, vooral door verdeeldheid tussen en in de politieke partijen, de Italiaanse staat niet langer bij machte bleek om het geweldsmonopolie overeind te houden, begon een belangrijk deel van de mafiosi, maar nu vanuit hun nieuw-verworven bestuurlijk-politieke machtsposities, weer gebruik te maken van intimidatie en geweld om het ook in economisch en sociaal opzicht voor het zeggen te krijgen. Met als een van de belangrijkste gevolgen, zoals de voorbije jaren overduidelijk is gebleken, een haast onontwarbare, verregaande verstrengeling van belangen tussen mafia-families en politieke partijen - zowel op lokaal als op nationaal niveau. Nu werden op hun beurt deze partijen meer en meer van die families afhankelijk om hun machtspositie op beide niveaus veilig te stellen, niet in het laatst via orkestratie van de verkiezingen. De figuur van Salvatore Lima (op Sicili), en meer op de achtergrond die van Giuliano Andreotti (als leider van heel Itali), staan symbool voor deze omkering van de onderlinge verhoudingen (Arlacchi, 1986; Walston, 1988).

De mafiosi ontpopten zich ditmaal, in de woorden van Pino Arlacchi, als entrepreneurs, wier ondernemingen zich weliswaar op drie punten onderscheiden van normale ondernemingen. In de eerste plaats hebben hun bedrijven weinig of geen last van concurrentie, omdat mafiosi, juist ook door hun gewelddadige optreden, zich gemakkelijk en goedkoop kunnen verzekeren van contracten, orders, grondstoffen, enzovoort. In de tweede plaats troeven zij de concurrentie af, omdat zij niet alleen de salarissen van hun werknemers laag houden, maar ook volop gebruik maken van zwartwerkers en zich zo dus onttrekken aan het betalen van belastingen en sociale premies; en de meeste arbeidsinspecteurs hebben niet zoveel zin om mafia-bedrijven te controleren. En in de derde plaats staan hun ondernemingen veel sterker dan gewone bedrijven, omdat ze volop kunnen werken met illegaal vermogen, opgebouwd door middel van alle mogelijke criminele activiteiten. Waarbij voor de jaren zestig en zeventig, en later natuurlijk, moet worden gedacht aan meer traditionele vormen van misdaad zoals de protectie-afpersing business, de smokkel van sigaretten en wapens, en de kidnapping van leden van vermogende families, maar vooral ook aan de handel in verdovende middelen op de Verenigde Staten. Juist deze handel leverde de mafia-ondernemingen zoveel fortuin op dat zij het wel moesten injecteren in het internationale geldverkeer en laten circuleren op de internationale financile markten. Deze wederopstanding van de mafia liet de organisatie van haar gelederen natuurlijk niet onberoerd. Traditioneel vormen mafiosi het middelpunt van een cosca. Met een groep van enkel 2 4 man, gewoonlijk broers of vaak toch familieleden, zijn zij de harde kern van een clique die verder bestaat uit een onbepaald
aantal kleine informele groepjes, samengesteld uit verwanten en/of goede vrienden, en daar weer allerlei handlangers van die zelf evenwel niet tot de cosca behoren. De kernfunctie van de mafiosi bestaat niet alleen in het regelen van de betrekkingen en activiteiten binnen de groep, maar ook in het onderhouden van relaties met de partiti - overheidsorganen, autoriteiten, ambtenaren - om de belangen van hun cosca te behartigen, goedschiks of kwaadschiks, via corruptie of met geweld. De ontwikkelingen in de jaren zestig en zeventig hebben dit organisatiepatroon niet wezenlijk aangetast. Niettemin werkten zij twee dingen in de hand. Ten eerste dat er een aantal cosche ontstond die wel 70 80 man telden, sterk genoeg dus om de alsmaar groeiende bedrijvigheden te runnen. Ten tweede, en in samenhang hiermee, dat het kindertal, en vooral het aantal mannelijke afstammelingen, van de betrokken families alsmaar werd opgeschroefd om over de nodige mankracht te kunnen blijven beschikken. Hiertoe werden zelfs, via huwelijken of anderszins, allianties aangegaan met andere mafia-families in de stad en/of in de streek (Hess, 1973 en 1986; Arlacchi, 1986; Jamieson, 1994; Pizzorno en Della Porta, 1994).

Deze concentratie van macht in de handen van een beperkt aantal cosche en de daarbij behorende families, voedde opnieuw de gedachte dat de mafia, in elk geval in Sicili maar wellicht ook in Calabri, meer is dan de som van de individuele, in wisselende coalities samenwerkende cosche, en op de een of andere manier in wezen n cosa nostra vormt, al was het maar om onderlinge conflicten tussen en binnen cosche te voorkomen dan wel te beslechten. Deze gedachte bleek allengs meer steekhoudend dan critici van de mafia mythe beweerden. Sinds 1965 hebben vele vooraanstaande verdachten en belangrijke informanten bevestigd dat in elk geval in de meeste provincies van Sicili een cupola of commissione instaat voor de cordinatie tussen de belangrijkste betrokken cosche respectievelijk families: inderdaad de beslechting van conflicten, maar ook de afstemming van zakelijke belangen, de vervanging van leiders en de toepassing van (dodelijk) geweld. Ook staat vast dat op interprovinciaal niveau wordt samengewerkt, maar in hoeverre deze samenwerking ook werkelijk is gevat in een min of meer permanente commissione interprovinciale, is nog altijd aan twijfel onderhevig (Gambetta, 1993; Arlacchi, 1993).

VI.1.2. De hedendaagse situatie van de georganiseerde misdaad in Itali

Wie nu de hedendaagse situatie van de georganiseerde misdaad in Itali - in het algemeen betiteld als de mafia - in ogenschouw wil nemen, kan dit het beste doen aan de hand van het al genoemde omvangrijke rapport van het Ministerie van Binnenlandse Zaken uit 1994 (Ministero dell' Interno, 1994). Wat de Siciliaanse mafia betreft laat dit rapport duidelijk zien dat de situatie op Sicili veel gecompliceerder is dan gewoonlijk wordt gedacht. De georganiseerde misdaad bestaat hier niet slechts uit het beperkte aantal - men zegt 180 - belangrijke cosche die tezamen de cosa nostra vormen. Naast deze cosa nostra-families zijn niet alleen ook nog gewone mafia-families actief, maar eveneens groepen van misdadigers - overwegend samengesteld uit gewezen leden van de cosa nostra of de mafia - die worden gerekend tot de stidda. Bovendien is er nog sprake van talrijke lokale misdadigersbenden. De verhoudingen tussen al deze segmenten van de Siciliaanse (georganiseerde) misdaad liggen niet zo duidelijk. Niettemin kan worden gesteld dat de cosa nostra-families de andere families, groepen en bendes, bepaald niet volkomen in de hand hebben. Op een aantal plaatsen zouden stidda-groepen zelfs even machtig zijn als de cosa nostra-families. Over het geheel genomen kan echter aan de suprematie van de cosa nostra niet worden getwijfeld. Enerzijds niet, omdat de cosa nostra - deels als gevolg van de moorddadige oorlogen die in de jaren zeventig en tachtig in haar schoot hebben gewoed, deels als gevolg van het meer intensieve en meer doeltreffende optreden van politie en justitie tegen een aantal clans - zichzelf meer en meer heeft georganiseerd als een geheim genootschap dat op een uiterst restrictieve manier nieuwe leden recruteert en er werkelijk alles aan doet om ook intern haar affiliaties en activiteiten af te schermen. Anderzijds niet, omdat de cosa nostra, meer dan welke andere geleding van de Siciliaanse (georganiseerde) misdaad ook, zowel zeer verweven is met alle denkbare bestuurlijke organen en invloedrijke beroepsgroepen op Sicili zelf en voor een stuk ook hierbuiten, als nog altijd een hele belangrijke rol speelt in allerhande illegale activiteiten, met name de protectie en de drugshandel. Daarenboven heeft zij een ijzersterke positie in ettelijke legale sectoren van de economie, vooral de bouwnijverheid en de dienstensector (Falcone, 1994).

Het totale aantal criminele groepen in Calabri wordt geschat op 150, met bij elkaar zo'n 5.500 leden. Hiervan kunnen er zo'n 85 worden gerekend tot de Calabrese mafia, de 'ndrangheta; de andere zijn gewone mafia-families en criminele bendes. Evenals bij de Siciliaanse cosche bestaat de harde kern van de Calabrese cosche gewoonlijk uit broers en/of neven. Hun algemene sterkte varieert van 5-10 leden tot meer dan 200 bondgenoten. Ook de 'ndrangheta was in de jaren tachtig gewikkeld in een gewelddadige strijd tussen een aantal cosche. Zeer vermoedelijk werd deze strijd door bemiddeling van de cosa nostra beindigd. Bovendien werd, om herhaling te voorkomen, op haar aandringen eveneens in Reggio Calabria een provinciale cupola gevormd, belast met de toedeling van territoria, de beslechting van conflicten, enzovoort. Maar ook in andere opzichten maakte de 'ndrangheta in de voorbije decennia eenzelfde ontwikkeling door als de cosa nostra.
Traditioneel hielden haar families zich vooral bezig met kidnapping, afpersing en smokkel van sigaretten. Sinds de jaren zeventig zijn zij echter ook volop betrokken bij de handel in drugs, met name herone. En mede dankzij de vermogens die zij in deze handel wisten te vergaren, hebben zij vervolgens een machtspositie kunnen opbouwen in de bouwnijverheid en de agro-industrie. Dat de 'ndrangheta tegelijkertijd ook helemaal verweven geraakte met de overheid, in al haar gedaanten, tonen de cijfers duidelijk aan. Sedert 1991 werden meer dan 400 overheidsdienaren in Reggio Calabria in staat van beschuldiging gesteld wegens bindingen met de mafia, moord en drugshandel (Paoli, 1994).

In de jaren tachtig woedde er ook een hevige strijd om de macht binnen de camorra, de Napolitaanse georganiseerde misdaad. Hier ging de strijd tussen de clans van de nuova camorra organizzata onder leiding van Rafaele Cutolo tegen de clans die zich hadden gegroepeerd onder de noemer van nuova famiglia. Deze strijd bleef evenwel onbeslist. Dit is wellicht ook een van de redenen waarom er in de schoot van de camorra niet werd overgegaan tot de oprichting van een cupola naar Siciliaans voorbeeld. Een andere reden is volgens insiders mogelijk geweest dat vooraanstaande camorristi de vorming van zulk een commissie te riskant vonden en er de voorkeur aan gaven om hun activiteiten op een minder grijpbare manier op elkaar af te stemmen. Dat er behoefte bestond n bestaat aan cordinatie, valt immers niet te betwijfelen. De camorra wordt op dit ogenblik gevormd door ongeveer 110 clans die tezamen zo'n 6.700 aanhangers tellen. Hun criminele activiteiten lopen nogal uiteen. Voor een deel hebben zij betrekking op drugshandel, illegaal gokken, overvallen en afpersingen, voor een ander deel spelen zij zich af in legale sectoren van de economie ( bouwnijverheid, afvalverwerking, hotelwezen en toerisme). Waar een belangrijk aantal camorra-clans echter vooral rijkdom en macht mee heeft verworven, is de handel in cocane, vanuit Zuid-Amerika naar Europa; die kwam in de jaren tachtig voor een belangrijk deel in hun handen. Overigens ging de opbloei van de camorra ook gepaard met een toenemende corrumpering van de overheid. Tal van politici, lokale ambtenaren, politiemensen en rechters zijn in de voorbije jaren beticht van criminele contacten met (leden van) de camorra. Alleen al in 1993 werden in Napels en omgeving 19 gemeenteraden ontbonden op grond van hun connecties met de camorra (Walston, 1986).

Volgens de laatste gegevens zijn er in Apuli zo'n 45 criminele groepen actief, die in totaal rond de 1.600 man tellen. Voor het merendeel gaat het hier om gewone gangster-bendes die slechts in geringe mate beantwoorden aan het beeld en de realiteit van een mafiose cosca. Maar een deel van de betrokken clans opereert onder de vlag van de sacra corona unita. En in hun midden beslist een cupola over de verdeling van het grondgebied, het gebruik van dodelijk geweld, de cordinatie van de illegale activiteiten. De onderlinge organisatie van deze clans gaat dus wel in de richting van de cosa nostra. Wat de criminele activiteiten van de Apulische groepen aangaat, is het zo dat zij traditioneel vooral actief waren in de smokkel van sigaretten. In de loop van de jaren tachtig raakten zij evenwel ook betrokken bij de handel in herone. Na het uitbreken van de burgeroorlog in voormalig Joegoslavi nam hun aandeel in deze handel zienderogen toe, omdat de Balkan-route voor een deel werd verlegd naar de route van Zuidnaar Noord-Itali. Als gevolg van deze oorlog zijn de Apulische groepen trouwens ook een steeds grotere rol gaan spelen in de illegale wapenhandel, tussen voormalig Joegoslavi en Itali, maar gaandeweg ook in Itali zelf.

Deze beknopte schets van de situatie kan niet worden afgerond zonder te hebben gewezen op twee belangrijke ontwikkelingen in Itali die de zoven besproken geledingen van de georganiseerde misdaad alle vier tegelijk betreffen. De eerste is dat tal van gegevens erop wijzen dat in de voorbije jaren de cosa nostra, de 'ndrangheta, de camorra en de sacra corona unita niet alleen nauwer zijn gaan samenwerken, maar op allerhande manieren ook in organisatorisch opzicht naar elkaar zijn toegegroeid. Zo bestaan er tegenwoordig sterke (persoonlijke) bindingen tussen de cosa nostra en de 'ndrangheta enerzijds, en de 'ndrangheta en de camorra anderzijds. In het officile rapport waaruit deze gegevens zijn geput, wordt zelfs gesteld dat er sprake is van integratie, of sterker nog: unificatie, van de genoemde groepen. De tweede ontwikkeling sluit hier nauw op aan. Waar in de voorbije decennia bij herhaling werd vastgesteld dat aanvankelijk vooral de Siciliaanse mafia, maar later ook de 'ndrangheta en camorra, en sinds kort eveneens de sacra corona unita, probeerden om ieder voor zich een deel van de illegale markten in Midden- en Noord-Itali te veroveren, daar zien oplettende waarnemers nu dat deze groepen ook hier elkaar steeds meer ondersteunen in hun criminele activiteiten. Bij tijd en wijle vormen zij heuse coalities om hun operaties succesvol te laten verlopen, ook door de afscherming ervan tegen doortastend overheidsoptreden, en als het moet met gebruikmaking van grof geweld tegen politiemensen, politici en rechters. Giovanni Falcone en Paolo Borsellino zijn wel de meest bekende en meest belangrijke slachtoffers van hun terreur geworden (Palmieri, 1992). Er is in toenemende mate inderdaad sprake van een echte Italiaanse mafia, in de haast letterlijke betekenis van het woord.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken