IX.2. De internationalisering van Russische criminele groepen

Gezien de evolutie van de Russische mafia in de voorbije decennia ligt het voor de hand dat haar internationalisering niet van vandaag of gisteren dateert. Hoe zou zij de vroegere zwarte markten voor luxe-goederen hebben kunnen bevoorraden zonder relaties met legale ondernemingen en criminele groepen? De ophef die de laatste jaren over de komst van criminele bendes uit Rusland wordt gemaakt, doet dan ook nogal onwezenlijk aan. Zij is in elk geval veelzeggend voor het gebrekkige inzicht van de Westerse media en politiediensten in de ontwikkeling van de (Russische) georganiseerde criminaliteit in binnen- en buitenland. Dit neemt niet weg dat de val van de Muur de internationalisering van de organisatie en activiteiten van Russische criminele groepen zeker heeft bevorderd, zoals zij ook in de hand heeft gewerkt dat allerhande criminele groepen uit het Westen hun operatiegebied naar het Oosten hebben verlegd, naar Midden- en Oost-Europa. En dan dient te worden gedacht aan Italiaanse mafia-clans, maar ook aan groepen uit Duitsland, Nederland, Belgi, Frankrijk en nog andere landen. Ook deze zagen in het Oosten zowel mogelijkheden voor de produktie van illegale goederen (synthetische drugs) als voor de distributie van op zichzelf legale goederen (-gestolen- auto's). Van hun kant zagen Russische criminele groepen in het Westen grote mogelijkheden voor de afzet van wapens en drugs (vooral herone), kunstvoorwerpen, luxe-eetwaren als kaviaar en hout. De onderlinge samenwerking tussen criminele groepen uit Oost en West is overigens met name ook in de vrouwenhandel volop aan het licht gekomen.

Volgens Duitse politieberichten hebben momenteel tussen de 100 en 200 Russische criminele groepen vaste relaties met criminele groepen in het Westen, vooral - voor wat West-Europa betreft - met groepen in Duitsland en Itali. Met betrekking tot Noord-Amerika wordt gesproken van 29 groepen die in de Verenigde Staten bedrijvig zijn, en 6 in Canada. Echt onderzoek naar de activiteiten van deze groepen is schaars. Maar over hun optreden valt niettemin wel iets te zeggen (Krause, 1995; Noble, 1995).

In het rapport van de Amerikaanse Kaufman-commissie The Impact (1986) wordt melding gemaakt van het feit
dat Russische criminele groepen niet alleen actief zijn in New York, maar ook in Los Angeles, Philadelphia, Chicago, Miami, San Francisco en nog andere grote steden. Veel van deze groepen zijn samengesteld uit personen die uit dezelfde streek of uit dezelfde stad in Rusland komen. Zij zijn niet strak georganiseerd, maar opereren wel heel behendig; hun leden hebben de kunsten die ze in het bureaucratisch geregeerde Rusland in de communistische periode hebben geleerd, niet verleerd. Hun actie heeft met name betrekking op de afpersing van (tot nu toe overwegend) Russische bedrijven en oplichting van Amerikaanse sociale fondsen, maar ze zijn zeker ook betrokken bij drugshandel en verzekeringsfraude. De stad waar dit alles tot nu toe het meest naar boven is gekomen, is ongetwijfeld New York. Hier werd men reeds in 1975 op enige schaal met allerhande nieuwe vormen van Russische georganiseerde criminaliteit geconfronteerd. En hier ook werd vastgesteld dat Russische bendes op bepaalde terreinen samenwerken met minstens n van de Newyorkse mafia-families. Hoe bedreven deze bendes nog steeds zijn in de bevoorrading van zwarte markten kwam in New York rond 1990 aan het licht in het zogenaamde benzine-schandaal. Hierin bleek dat zij door de niet-betaling van belastingen de Amerikaanse staat jaarlijks voor meer dan n miljard oplichtten via de illegale verkoop van olieprodukten (Finckenauer, 1994).

Met betrekking tot het optreden van Russische criminele groepen in West-Europa, en met name in Duitsland, werd in de algemene inleiding al aangegeven dat volgens de Lagebilder van het Bundeskriminalamt hun aandeel in de strafrechtelijke onderzoeken in de sfeer van de georganiseerde criminaliteit nogal beperkt is. Het aantal verdachten uit de voormalige Sovjet-Unie waartegen in deze sfeer onderzoek werd verricht, lag in 1992 en 1993 nog beneden de 2% (260) van het totale aantal verdachten (9.884). De groepen waartoe deze verdachten behoren, zijn heel verschillend. Ten dele gaat het om groepen die zijn gevormd in het milieu van voormalige bannelingen en dat van boksers en worstelaars, ten dele betreft het groepen die met name stammen uit Tsjetsjeni en Georgi. Zij zijn in ettelijke Duitse steden betrokken bij afpersingspraktijken, bankfraudes, drugshandel, illegaal gokken, wapenhandel, smokkel in gestolen auto's en vrouwenhandel. Niet alle groepen maken zich in dezelfde mate schuldig aan het plegen van deze vormen van criminaliteit. Ze hebben allemaal zo hun eigen specialiteiten. De Tsjetsjeense en Georgische groepen onderscheiden zich van de andere vooral ook door de bereidheid om hun belangen met geweld te verdedigen. Het is dan ook niet vreemd dat in de journalistieke literatuur juist deze groepen, en vooral hun gewelddaden tegen elkaar en tegen hun slachtoffers, maar ook tegen politie en justitie, de meeste aandacht krijgen (Roth en Frey, 1992; Leyendecker, Rickelmann en Bnisch, 1992; Peters, 1990).

Ofschoon het Verenigd Koninkrijk niet direct wordt genoemd als een belangrijke pleisterplaats voor criminele groepen uit Rusland, maakt de National Criminal Intelligence Service er in zijn rapporten geen geheim dat deze groepen met name Engelse financile instellingen, juist ook in de City of London, gebruiken om hun illegaal verworven geldmiddelen wit te wassen en om te zetten in goederen waarnaar in Rusland veel vraag is. Maar dit is niet het enige. Deze dienst waarschuwt er tezelfdertijd voor dat de toestroom van Russische emigranten ook in de Engelse steden zal uitmonden in de afpersing van (Russische en andere) bedrijven, de organisatie van prostitutie en gokspelen, drugshandel en nog meer.

De Belgische politie, in de vorm van de rijkswacht, heeft niet zo lang geleden medegedeeld dat zij tegen op zijn minst drie Russische groepen onderzoek heeft gedaan (Berkmoes, Bollaerts en Frans, 1995). Welke groepen dit zijn werd niet bekend gemaakt. Maar gelet op de vele persberichten over de organisatie en het optreden van de Russische mafia in Antwerpen, kan worden aangenomen dat een van deze groepen ongetwijfeld de groep rond Boris Nayfeld is geweest, die in 1991 New York verruilde voor Antwerpen om een gewisse liquidatie door Russische rivalen in Little Odessa te ontlopen. Vanuit Antwerpen ging hij echter op de oude voet verder met niet alleen de smokkel van herone, maar ook van sigaretten en elektronica. Uiteindelijk, verleden jaar januari, werd hij niettemin in New York aangehouden. Ondertussen, zo is gebleken, onderhield hij evenwel nog steeds nauwe contacten met collega's elders in Europa, en met name in Duitsland. Een van zijn beste vrienden was de Georgische mafia-baas in Berlijn, T. Marianashvili. Deze moest in 1992 Berlijn verlaten, op de vlucht voor het geweld van een concurrerende Tsjetsjeense bende. Hij dook onder in Antwerpen. Echter tevergeefs. Hij werd op 21 april 1992 in (de omgeving van) Amsterdam geliquideerd (Lallemand, 1995; Sauviller en Illegems, 1995).


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken