6. KOPPELBAZERIJ IN DE BOUWNIJVERHEID

In het vorige hoofdstuk is bij de bespreking van de werkgeversfraudes aangegeven dat de bouwnijverheid altijd op zoek is naar wegen om de arbeidskosten zo laag mogelijk te houden. Dit kan op legale, maar ook op diverse illegale manieren gebeuren. Een aannemer kan zelf personeel in dienst nemen en vervolgens met valse nota's, facturen, en dergelijke frauderen met de afdracht van premies en belastingen. Van deze fraudes zijn in het vorige hoofdstuk enkele voorbeelden gegeven. Een andere illegale manier behelst het inschakelen van arbeidskrachten die worden geleverd door koppelbazen.

Een koppelbaas is iemand die zijn beroep maakt van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan werkgevers. Deze neutrale omschrijving heeft volgens Verheul (1984) in de loop der tijd een uiterst negatieve klank gekregen als gevolg van de illegale praktijken waarvan koppelbazen zich bedienden. Koppelbazerij heeft in de loop van deze eeuw een veranderend, meer crimineel etiket gekregen (Brants en Brants, 1984 en 1991): van neutraal, via witteboordencrimineel, naar fraudeur, om vandaag de dag door de media met de titel georganiseerde criminaliteit te worden aangemerkt.

In de jaren vijftig was koppelbazerij een relatief gewenst verschijnsel in een krappe arbeidsmarkt om de enorme vraag aan bouwvakkers in de periode van wederopbouw te reguleren. De koppelbaas voldeed aan de eisen die de economie aan de arbeidsmarkt stelde: flexibele inzet van personeel met name om piekbelasting in de produktie en tijdens de oogst te helpen oplossen. Werkgevers en werknemersverenigingen uitten nauwelijks bezwaren tegen het verschijnsel. Aanvankelijk waren koppelbazen actief in de haven van Rotterdam, in het bijzonder in de scheepsbouw- en reparatiesector (Verheul, 1984). Het verschijnsel dook in de jaren zestig ook in andere arbeidsintensieve economische sectoren op: de bouwnijverheid, de metaalindustrie en de land- en tuinbouw.

De kern van de koppelbazerij in die dagen was dat koppelbazen zich voordeden als bonafide onderaannemers die arbeidskrachten leverden aan hoofdaannemers. Dat zij vervolgens met allerlei kunstgrepen geen belastingen betaalden en sociale premies afdroegen, was geen zaak voor de hoofdaannemer. Koppelbazerij met Nederlandse werknemers levert voor drie partijen voordeel op. De koppelbazen zelf uiteraard, die enorme bedragen verdienden door de meeste premies en belastingen in eigen zak te steken. Per uur kon per arbeider tussen de f.15,- en f.20,- worden verdiend. De werkgevers, die goedkope arbeidskrachten konden inhuren en naar de letter van de wet niet fout waren. En de werknemers, die bij koppelbazen meer verdienden dan bij bonafide werkgevers.Behalve de gemeenschap en het bonafide bedrijfsleven, dat zich door concurrentievervalsing weggedrongen ziet, pikt iedereen wel een graantje van de koppelbaas mee. De zwartwerkers krijgen een beter onbelast loon en indien zij ook nog een uitkering genieten gaan zij met een dubbel inkomen naar huis. De opdrachtgever of hoofdaannemer ziet zijn opdrachten snel en goedkoop uitgevoerd en kan bovendien zijn vast personeelsbestand inkrimpen. Bovendien levert de koppelbaas gewoonlijk ook goed werk: tegen een hoge betaling voor goede vaklui staat dat hij arbeiders die niet bevallen zonder meer kan ontslaan; hij is immers niet aan een moeizame ontslagregeling gebonden (Van Duyne, 1983, p. 16).

Die extra verdiensten werden na verloop van tijd een doorn in het oog van hun legaal werkende collega's. In 1970 kwam het in de Rotterdamse haven tot een uitbarsting door middel van een staking van ruim 20.000 werknemers die een hogere beloning (400-gulden eis) eisten van hun werkgevers om in de pas te blijven bij hun illegale collega's (Verheul, 1984). In die tijd waren ruim 7.000 werknemers in dienst van ongeveer 500-700 koppelbazen in de haven.

De koppelbazerij nam steeds grotere vormen aan. De regering stelde de Wet op het ter beschikking stellen van arbeidskrachten in werking maar dat zette weinig zoden aan de dijk (Van Duyne, 1983). In het begin van de jaren zeventig speelden enkele grote koppelbaaszaken: in Haarlem, Enschede en Nijmegen en in de provincies Brabant en Limburg kwamen fraudes op grote schaal aan het licht als gevolg van het optreden van koppelbazen. De herkomst en het milieu waarin koppelbazen verkeerden deden hun imago in die tijd weinig goed: louche en in veel gevallen, jonge, gewelddadige onderwereldfiguren afkomstig uit kringen van uitsmijters/portiers, pooiers en kroegbazen. In de kroeg betaalden zij op vrijdagmiddag de lonen uit en ook dat gebeurde niet altijd eerlijk. Massale vechtpartijen in kroegen waren, mede onder invloed van alcohol, schering en inslag als gevolg van ontevreden bouwvakkers die verhaal gingen halen voor te weinig uitbetaalde lonen. Met name de grenssteden kregen steeds vaker te maken met het verschijnsel koppelbazerij. Koppelbazen hadden namelijk hun werkterrein verlegd naar Duitsland. De bouw van het Olympisch dorp te Mnchen zorgde
voor een enorme vraag aan geschoolde bouwvakkers. De koppelbazen uit Nijmegen, Limburg en Brabant leverden die.
De werkwijze en organisatie van koppelbazen was, en voor een deel is, meestal de volgende. Voor het uitlenen, respectievelijk ter beschikking stellen van arbeidskrachten is op grond van de Wet terbeschikkingstelling arbeidskrachten een vergunning vereist. Het uitlenen van arbeidskrachten zonder vergunning, het zogenaamde, al of niet in regie, onderaannemen, gevolgd door het bewust niet betalen van premies en belastingen over de lonen van de werknemers was (en is) de kern van de koppelbazerij (Van Ballegooijen, 1981, p. 746). Een koppelbaas doet zich voor als onderaannemer, verricht op papier werkzaamheden in opdracht van de (hoofd-)aannemer (de inlener) tegen een afgesproken prijs of, in geval van onderaanneming in regie, tegen een vergoeding van de gemaakte kosten, in werkelijkheid een vergoeding voor het inlenen (Verheul, 1984, p. 167). De koppelbaas maakt voor zijn directe contacten met de bouwvakkers en de aannemers gebruik van tussenpersonen, ook wel bemiddelaars of runners genoemd. Daarmee blijft hij zelf buiten schot. De bemiddelaar of vertegenwoordiger werkt onder de dekmantel van n of meer BV's die in het bezit zijn van de koppelbaas. De koppelbaas voorziet hem tevens van administratieve benodigdheden (facturen, loonstrookjes, ontslagbewijzen) als ook van bewijscopien van onder andere de (valse) inschrijving bij een bedrijfsvereniging en de Kamer van Koophandel. De bemiddelaar maakt soms gebruik van de diensten van een administratiekantoor dan wel van boekhoudkundige hulp. Dikwijls beschikt de bemiddelaar over een eigen kantoor als contact- en uitbetaaladres.

Via advertenties in de krant worden arbeidskrachten opgeroepen met wervende teksten waarin hoge verdiensten in het vooruitzicht worden gesteld. De vraag naar arbeidskrachten wordt bepaald door het aanbod van werk. Om het aanbod van werk zo groot mogelijk te maken worden door de tussenpersonen de bouwputten bezocht om de behoefte aan personeel te peilen en arbeidskrachten tegen een aantrekkelijke prijs aan te bieden. Bestaan eenmaal bepaalde contacten, dan volstaat een telefoontje naar en van de aannemer. De arbeiders worden het liefst in vaste koppels geworven en aan het werk gezet. Daarmee voorkomen koppelbazen dat bouwvakkers onderling problemen maken en zijn zij er zo van verzekerd dat de ploeg goed met elkaar kan opschieten. Bovendien willen bouwvakkers ervan op aan kunnen dat de degenen waarmee zij werken goede vaklui zijn. Dat verhoogt de produktie en levert dus meer op. Dat feit heeft voor de koppelbaas weer het voordeel dat hij vakmensen aanbiedt die op hun beurt weer gretig aftrek vinden bij de aannemers. Want een van de kwetsbare punten in de bouwnijverheid is (nog altijd) het gebrek aan goede vakmensen. Het werk wordt voor een bepaalde periode afgesproken of voor een bepaalde produktie (bijvoorbeeld een aantal vierkante meters metselwerk). Aan het eind van een werkweek vraagt de vertegenwoordiger het aantal gewerkte manuren of de omvang van de geleverde prestatie op bij de opdrachtgever. Aan de hand van de afgesproken uur- of prestatieprijs wordt het verschuldigde bedrag betaald, vermeerderd met omzetbelasting. Dit bedrag brengt de vertegenwoordiger aan de inlener in rekening op een door de koppelbaas ter beschikking gestelde factuur met de toevoeging in mindering op de aangenomen som of woorden van gelijke strekking en met een handtekening voor voldaan. Met deze fake-factuur wordt gefingeerd dat de opdrachtgever het werk zou hebben uitbesteed, terwijl hij in feite gebruik heeft gemaakt van ingeleende arbeidskrachten. De vertegenwoordiger betaalt 10 a 15% van het totale gende factuurbedrag, of een vast bedrag per werknemer indien de vertegenwoordiger in dienst is van de koppelbaas (Verheul, 1984, p. 172). De gemeenschappelijke noemer van koppelbazerij voor alle betrokken partijen is het forse profijt dat zij alle hebben bij het illegaal te werk stellen van personeel. De opdrachtgever/hoofdaannemer/inlener heeft het gemak van een werknemersbestand dat flexibel kan worden ingezet op gunstige arbeidsvoorwaarden en zonder lastige bijkomende plichten. De koppelbaas op de achtergrond toucheert hoge sommen aan provisie of koppengeld zonder zelf enig financieel of juridisch risico te lopen. De vertegenwoordiger/onderaannemer kan het restant van de aanneemsom in zijn zak steken. De werknemers ontvangen onbelast loon, vaak naast hun sociale uitkering (de zogenaamde dubbele zwartwerkers). Het zijn overigens de werknemers wel die met de nadelen blijven zitten:geen verzekering tegen ziekte en ongeval (...), geen vakantierechten, nog afgezien van een mogelijke navordering van de ontdoken belasting en premies. Tenslotte zullen ook adviseurs en bevriende zakenrelaties profiteren van de winsten die de leiders van de koppelbaaspraktijken genereren (Verheul, 1984, p. 172-173).

De misdrijven waaraan koppelbazen zich schuldig maken betreffen in de eerste plaats valsheidsdelicten, waarbij gedacht moet worden aan een heel scala aan vervalste of valselijk opgemaakte stukken: facturen (als dekking voor uitbesteed werk, voor zwarte lonen en als basis voor onrechtmatige terugvordering van omzetbelasting), loonstaten, vorstverletdeclaraties, detacheringsverklaringen en andere vooral bij grensoverschrijdende fraude gebruikte documenten. In de tweede plaats moet worden gedacht aan oplichting, verduistering en onttrekking aan faillissement. In de derde plaats worden koppelbazen in verband gebracht met chantage, omkoperij, bedreiging en geweld.
Uit de literatuur van die dagen kwam een volgend beeld naar voren van koppelbazen: 1. Grote koppelbaasorganisaties worden veelal geleid door n of meer figuren die via tussenpersonen opereren maar zelf op de achtergrond blijven. De werkelijke rol van deze leidinggevende personen, ook wel aangeduid als de Organisatie, het Net of het Netwerk, blijft meestal onbekend. Ze voorzien zich van een kleine kring van naaste medewerkers op het administratieve en (fiscaal)rechtelijke vlak n op het terrein van de persoonlijke veiligheid zoals body-guards (Verheul, 1984, p. 169);

2. er wordt op grote schaal gebruik gemaakt van rechtspersonen, meestal besloten vennootschappen. De opgerichte of opgekochte BV's zijn met elkaar verbonden door middel van een aantal natuurlijke personen die in steeds wisselend verband en steeds met andere vennootschappen actief zijn (Berghuis, 1982, p. 44); 3. om de (strafbare) feiten te versluieren en de verhaalsmogelijkheden van de bedrijfsvereniging en de belastingdienst te ontwijken, wordt gemanipuleerd met rechtspersonen (slapende, nep- of plof-BV's). In eerste instantie wordt ernaar gestreefd vooralsnog de schijn van bonafiditeit op te houden voor de opdrachtgevers alsook en vooral voor de fiscale en sociale verzekeringscrediteuren. De betrouwbaarheidsfaade ten opzichte van deze inningsorganen wordt vaak opgebouwd door een frauduleuze keten te beginnen met een enkele BV, veelal een opgekochte, lege BV met een stroman of katvanger aan het hoofd. Deze BV wordt keurig aangemeld bij de Kamer van Koophandel, de fiscus en de bedrijfsvereniging. Na aangifte van een klein aantal werknemers worden de daaropvolgende fiscale en sociale heffingen prompt en correct voldaan. De personeelsuitbreidingen daarna worden echter niet meer ter kennis van de inningsorganen gebracht of werknemers worden, fictief van de loonlijst afgevoerd. Als de controle en de inningsactiviteiten te knellend worden volgt snel een wisseling van bedrijfsadres. De vestigingsplaats van BV's wijkt vaak af van de statutaire plaats. Voor zover de fiscus en de bedrijfsvereniging na afloop van dat boekjaar wel in het bezit komen van een illusoir en een eventueel faillissement zinloos: de vennootschap is inmiddels leeggehaald en de - geheel of gedeeltelijk valse - verzamelloonstaat, dan blijkt de inning van de loonbelasting en sociale premies zetbaas-directeur weet van niets, terwijl de bedrijfsvoering door een andere BV is overgenomen (Verheul, 1984, p. 170). De bestaansduur van BV's die worden gebruikt voor koppelbaasactiviteiten is dan ook relatief kort.

Pas in 1979 werd de Wet ketenaansprakelijkheid aan de Tweede Kamer aangeboden (zie hoofdstuk 5). In 1981 werd de wet van kracht. Het was een goed wapen tegen de koppelbazerij. In de jaren daarna verdween het verschijnsel vrijwel van Nederlandse bodem, op enkele incidentele zaken na. In de jaren tachtig was het koppelbazenprobleem van de politieke agenda verdwenen. Ondanks de aanscherping van de Wet Ketenaansprakelijkheid in 1991, steekt de koppelbazerij in de bouw (en andere bedrijfstakken) in de jaren negentig weer de kop op. In gebieden waarin vroeger ook koppelbazen actief waren, de havens, Nijmegen, Arnhem, Limburg en Brabant, komt langzaam weer de koppelbazerij op en neemt de omvang van hun activiteiten toe. Want ondanks de verhoogde opsporingsactiviteiten en meer toezicht zien koppelbazen altijd wel weer mogelijkheden in Nederland hun activiteiten te ontplooien. Volgens opgave van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn er ook veel koppelbazen actief in de land- en tuinbouw en in de intensieve pluimvee- en veehouderijen in Brabant en Limburg. Marokkaanse en Turkse koppelbazen met als bedrijf slechts een auto met telefoon en fax zorgen voor de illegale levering van honderden landgenoten voor ongeschoold en vies werk in die sector.

De belangrijkste vraag naar vaklieden is echter afkomstig van de Bondsrepubliek Duitsland. Daar zijn als gevolg van de hereniging veel vaklieden door aantrekkelijke hoge lonen naar het oosten getrokken om het land daar weer op te bouwen. Daardoor is een schreeuwend tekort aan bouwvakkers ontstaan in de overige delen van Duitsland. Koppelbazen spelen op deze krapte van de markt in. De bouwnijverheid in dat land kent blijkbaar geen remmingen zich in te laten met allerlei duistere lieden.

De invoering van de WKa heeft er toe bijgedragen dat de werkwijze van koppelbazen in de begin jaren negentig steeds ingenieuzer werd. Het op grote schaal frauderen met BV's, het laten failleren van BV's wanneer dat zo uitkomt, het leegplunderen van G-rekeningen, het werken met stromannen en het werken met internationale, grensoverschrijdende bedrijfjes kenmerkten de moderne koppelbaas van de beginjaren negentig. Omdat in Nederland de hoofdaannemer aansprakelijk werd moest de koppelbaas voldoen aan de wettelijke vereisten van de Wet ketenaansprakelijkheid (G-rekening). Daardoor moesten koppelbazen, nog meer en ingenieuzer dan in het verleden hun toevlucht zoeken in BV-fraudes. Het bedenken van BV-carrousels, het ploffen van BV's wanneer dat zo uitkwam, het opkopen van slapende BV's om antecedentenonderzoeken te ontwijken en het opkopen van noodlijdende BV's behoorden tot de methodieken van de moderne koppelbaas.

Daarmee was de koppelbaas de opsporing meestal een stap voor. Een opsporing die toch al niet bij de politie de hoogste prioriteit genoot. De reden was enerzijds dat de koppelbazerij schijnbaar toch al een aantal jaren van de aardbodem verdwenen leek en door het civielrechtelijke karakter van de WKa andere opsporingsorganen waren belast met de bestrijding van het probleem. Met andere woorden: geen politiezaak.

De zaakanalyses

De Nederlandse politie heeft aan de onderzoeker in totaal tien dossiers ingestuurd over recherche-onderzoeken die op de een of andere manier met de bouwnijverheid hadden te maken. De meeste dossiers hebben betrekking hebben op de beginjaren negentig. Gelet op het bovenstaande is dat aantal geen verrassing. De dossiers zijn voor het grootste deel afkomstig van politieregio's waar men traditioneel veel te maken heeft gehad met koppelbazen: Limburg, Brabant en Gelderland. Veel van de verdachten uit de dossiers zijn dan ook mannen die zich ook in vroeger tijden schuldig hebben gemaakt aan koppelbaaspraktijken. Zij zijn in de leeftijd van ongeveer tussen de veertig en de vijftig jaar. In enkele zaken zijn jongere nieuwkomers bij hun activiteiten betrokken (30-ers). De meeste koppelbazen opereren solistisch maar werken toch veel samen met hun oude kompanen. Zo ontstaat het beeld van een los samenwerkingsverband van mensen die de ene periode intensief met elkaar samenwerken maar in een andere periode elkaar mijden en nieuwe partners zoeken. Alle koppelbazen onderhouden sterke betrekkingen met de onderwereld van de steden waarin zij actief zijn of maken daar nadrukkelijk deel van uit. Koppelbazerij is niet de enige illegale activiteit van hen. De meesten frauderen op diverse terreinen met BV's en lichten wanneer het zo uitkomt het bedrijfsleven in hun stad op met hoge onbetaalde rekeningen (zie de lokale studie over Enschede, Nijmegen en Arnhem van Bruinsma en Van de Bunt). Koppelbazen (in Nijmegen, bijvoorbeeld) laten weten dat zij deel uitmaken van het criminele milieu. Incidenteel laten zij zich in met de handel in softdrugs. In de dossiers wordt zelden melding gemaakt van geweld. Wanneer sprake is van geweld dan is dat tegen elkaar of door bouwvakkers die niet worden uitbetaald. Hoewel de meeste koppelbazen de gehuurde krachten gewoon uitbetalen is er in een stad altijd wel n die telkens probeert onder uitbetalingen uit te komen. In dat geval hebben zij bodyguards meer dan hard nodig om zich verontwaardigde bouwvakkers van het lijf te houden. De meeste koppelbazen werken internationaal. Voornamelijk worden vaklieden geleverd aan Duitsland en Belgi. Deze vaklieden zijn afkomstig uit Engeland, Ierland en Duitsland. In de Nederlandse bouwnijverheid zelf zijn er zelden meer koppelactiviteiten.

De laatste twee jaar verandert echter veel. Hoewel de moderne koppelbaas al meer pogingen in het werk stelde om het aureool van de nette zakenman te creren, slaagt hij daarin de laatste twee jaar beter. Er zijn namelijk nieuwe mogelijkheden in de wetgeving ontdekt die van de koppelbaas nu een arbeidsbemiddelaar en geen koppelbaas maken. De werkwijze is aangepast aan de huidige tijd. Er wordt niet meer vanuit kroegen gewerkt, maar vanuit respectabele kantoorpanden met gebruikmaking van (voor een deel) onwetend personeel en van een lek in de wetgeving: het E-101 formulier. Het E-101 formulier is een verklaring waarmee een werknemer als zelfstandige staat ingeschreven. Zelfstandigen zijn zelf verantwoordelijk voor de afdracht van premies en belastingen en niet het bedrijf die van hun arbeid gebruik maakt of de koppelbaas. Daardoor ronselt of verhuurt de koppelbaas niet meer maar bemiddelt tussen bouwondernemer en zelfstandige. Om deze bemiddeling zo gladjes mogelijk te laten verlopen worden kantoorpanden ingericht waar studenten en huisvrouwen de 40 tot 60 telefoonlijnen bedienen Noot . Telefonisch worden vakmensen gebeld of kunnen bouwvakkers zich melden, worden bouwputten in Nederland en Duitsland dagelijks gebeld om de behoefte aan personeel te peilen en zonodig personeel aan te bieden. Een groot aantal faxen vergemakkelijkt het zaken doen. De koppelbaas vangt voor zijn bemiddeling per uur per bouwvakker 10 tot 20 gulden (mark). De ZZP'er (Zelfstandige zonder personeel) behoort de premies en belastingen te betalen maar kan en wil dat niet. Eventuele risico's zijn voor de individuele werker die uit Engeland (waar gemakkelijk zo'n E-101 formulier wordt afgegeven) voor werk in Duitsland wordt geronseld. De beide landen kunnen echter naar hun premies en belastingen fluiten en worden dus nog steeds geconfronteerd met grote schades als gevolg van koppelbaaspraktijken vanuit Nederland.

Al is het uiterlijk van de koppelbaas misschien aan het veranderen, zijn werkwijze en zijn doel zijn en blijven in wezen hetzelfde, namelijk ten koste van bouwvakkers geld verdienen door belastingen en sociale premies niet af te dragen. In Ierland en Engeland waar een overschot is aan bouwvakkers, wordt geronseld via advertenties in dag- en weekbladen. Daarin worden zij opgeroepen een bepaald telefoonnummer in Nijmegen te bellen. Via dat telefoonnummer worden zij een aantal malen doorverwezen naar andere telefoonnummers, waarna uiteindelijk een afspraak wordt gemaakt zich op een bepaalde tijd in de stationrestauratie van Nijmegen te vervoegen. In Ierland of Engeland hebben zij een zelfstandigen-formulier aangevraagd en gekregen want zonder zo'n verklaring neemt de koppelbaas niemand aan. Voor de zekerheid wordt hen nogmaals een formulier ter ondertekening voorgelegd waarin zij moeten verklaren als een zelfstandige te werken. De verklaringen die de tussenpersoon ter ondertekening voorlegt, zijn in het Duits opgesteld omdat het werk in Duitsland moet worden verricht. Dat de Ierse of Engelse bouwvakker de Duitse taal niet machtig is maakt de tussenpersoon (runner) niets uit. Na ondertekening worden zij gezamenlijk per busje naar diverse Duitse bouwputten gebracht om het aangenomen werk te verrichten. Zij werken doorgaans 10 uur per dag en zeven
dagen in de week. De bouwvakkers krijgen ter plaatse van een Duitse tussenpersoon van de Nijmeegse koppelbaas per uur uitbetaald (ongeveer 22 DM per uur) en dat is altijd meer dan zij in Ierland of Engeland netto zouden verdienen (ongeveer f.10,-). De Duitse aannemer betaalt ongeveer DM 45 per uur uit aan de koppelbaas. Dit bedrag is ongeveer 15 DM lager dan wanneer de aannemer legaal een Duitse bouwvakker in dienst zou nemen. De koppelbaas verdient aldus ongeveer DM 20 per uur per bouwvakker en de Duitse aannemer ongeveer DM 15 per uur per bouwvakker. Koppelbazen kunnen nog altijd in Duitsland actief zijn omdat daar niet zoiets als een Wet Ketenaansprakelijkheid bestaat die hoofdaannemers verantwoordelijk maakt voor de afdracht van belastingen en sociale premies.

Ook in Nederland wordt steeds vaker gewerkt met deze zogenaamde ZZP'ers. De Bouw- en Houtbond FNV schat het aantal ZZP'ers (Zelfstandige Zonder Personeel) zoals arbeiders met een E-101 formulier worden genoemd in Nederland op ruim 15.000. Deze zijn voornamelijk werkzaam in de havens van Rotterdam en Amsterdam en in de bouw in de Randstad. De indruk bestaat dat niet iedereen door koppelbazen aan het werk is gezet, maar dat deze werknemers zelf als zelfstandige werk aannemen in de havens en de bouw en hun premies en belasting zoals het hoort afdragen. Voor de (onder)aannemers is dat zeer aantrekkelijk omdat zij dan allerlei rompslomp met betrekking tot de afdracht van premies en belastingen aan de zelfstandige werknemer kunnen vermijden en zo de beschikking hebben over een zeer flexibel arbeidsreservoir via tijdelijke contracten. Een bijkomend voordeel is dat kritische vakbonden daarmee buiten de bedrijfspoorten worden gehouden.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken