2. DE AANTREKKINGSKRACHT VAN DE BOUWNIJVERHEID OP DE GEORGANISEERDE MISDAAD

In de inleiding van dit deelrapport staat aangeven dat de bouwnijverheid een zeer aantrekkelijk doelwit voor criminele groepen vormt om op illegale wijze hun inkomsten te vergroten. Waarom dat zo is, moet worden geput uit de buitenlandse literatuur, omdat in Nederland geen literatuur over dit onderwerp bekend is. Er is niet gestreefd naar een volledig overzicht van de wetenschappelijke literatuur. Anderson (1979) heeft zes redenen naar voren gebracht waarom de georganiseerde criminaliteit in legale economische sectoren actief wil zijn. In de eerste plaats om de winsten die daarmee kunnen worden behaald. Door middel van geweld, afpersing en opdringen van protectie kan een vaste bron van inkomsten worden verkregen die niet afhankelijk is van onzekere marktomstandigheden die illegale sectoren zo kenmerken. In de tweede plaats kunnen criminele groepen daarmee hun criminele activiteiten spreiden: de risico's van opsporing door politie en justitie zijn in legale bedrijfstakken doorgaans veel kleiner dan in de markten van de levering van illegale goederen en diensten. Politie en justitie zijn nauwelijks op de hoogte van het functioneren van legale branches en hun opsporingsactiviteiten zijn er, op enkele bijzondere uitzonderingen na, niet op gericht (Wietink, e.a., 1994). In de derde plaats kunnen leden van criminele groepen met legale bedrijven hun familieleden (niet zelden hun nabestaanden) mee laten profiteren van hun criminele
activiteiten. Legale bedrijven kunnen worden gerfd, illegale uiteraard niet. In de vierde plaats kan een lid van een criminele groep met legale bedrijven diensten verlenen aan andere leden van de groep, zoals een werkgeversverklaring, waarmee hun aanwezigheid in de samenleving kan worden gelegitimeerd. Als vijfde reden noemt Anderson dat een legaal bedrijf kan fungeren als dekmantel voor veel criminele activiteiten als drugsmokkel of het witwassen van geld. Als laatste reden noemt zij dat een legaal bedrijf een belastingdekmantel biedt aan de georganiseerde misdaad door gewoon, net als elk bedrijf of burger, geheel of gedeeltelijk belasting te betalen. Daaraan kan volledigheidshalve worden toegevoegd dat een plaats in een legale branche ook een legitieme positie in de samenleving kan opleveren. Deze komt tegemoet aan nieuwe uitingsvormen van misdaad:In keeping with modern trends, and apart from their income producing criminal activities, racketeers have been making increased efforts to improve their image and to legitimize and better utilize their ill gotten wealth. ...they are adopting a changeover from rough mob-type operations to the smooth business-like approach (NYSCI, 1970, p. 23).

Maar een racketeer blijft een racketeer: illegale middelen worden gebruikt om zaken te doen. Voor de bouwnijverheid is de eerste reden nog altijd de belangrijkste. Er gaat heel veel geld in om (alleen in Nederland al ruim 60 miljard gulden) en de aard van de werkzaamheden (onder grote tijdsdruk opleveren, duur materiaal, het ter plekke moeten werken) is zo georganiseerd dat elke verstoring van het bouwproces veel geld kost voor aannemers. En dus kwetsbaar is (hierover later meer). Want onder welke omstandigheden maakt de georganiseerde criminaliteit een kans in legale bedrijven te infiltreren? Die kans is groter naarmate in een branche (1) een grote concurrentiestrijd bestaat tussen kleine ondernemingen; (2) (langdurige) conflictsituaties zijn tussen werkgevers en vakbonden. De georganiseerde criminaliteit ontplooit overigens vaak op verzoek van n van de partijen activiteiten binnen de bedrijfstak en zelden op eigen initiatief (Arlacchi, 1993; (3) kleine bedrijfseenheden bestaan, met hoge arbeidskosten, sterke concurrentiestrijd en potentieel veel bedrijfsfouten; (4) een lage sociale status kent waarin bedrijven worden geleid door minder goed geschoolde ondernemers, en (5) regionaal gebonden activiteiten bestaan van voornamelijk kleine, op familiebanden gebaseerde ondernemingen (Reuter, 1994, p. 110-115).

In het buitenland is al lang sprake van innesteling van criminele groepen in de bouwnijverheid. In Japan schatten politiedeskundigen dat Yakuzagroepen ten minste 2 3 procent van de totale omzet in de gehele bouwnijverheid opstrijken. Deze groepen hebben in de branche al een lange traditie. Aannemers worden gedwongen protectiegelden te betalen (meestal een bepaald percentage van de omzet), aanbestedingen van de overheid worden via corruptie en (de dreiging met) geweld zo gestuurd dat eigen aannemers de bouwopdrachten krijgen en bedrijven die niet wensen mee te werken met de Yakuzagroepen worden stelselmatig met allerlei geweldsmiddelen uit de bouwmarkt gewerkt. De grootste Yakuzagroep in Japan, de Yamaguchi-gumi, heeft haar hoofdkwartier in de havenstad Kobe en heeft daar naast de prostitutie, het gokwezen en de drugshandel ook greep op de bouwactiviteiten. Het mag geen verwondering wekken dat de vele miljarden die nodig zijn om Kobe weer op te bouwen na de aardbeving van het afgelopen jaar, een aantrekkelijk doelwit vormen voor deze criminele groep.

In Itali is sinds de jaren zestig en zeventig de mafia op grote schaal doorgedrongen in de bouwnijverheid (Fijnaut, 1993; Falcone en Padovani, 1993; Arlacchi, 1993). Via zijn gesprekken met pentito Calderone concludeerde Arlacchi dat Corleonese mafiafamilies greep hebben op vrijwel alle aanbestedingen en bouwactiviteiten in Sicili. Fijnaut (1993, p. 153) stelt dat de mafia in die jaren er zelfs in slaagde grote delen van ettelijke legale economien (toerisme, groothandel, transport, enzovoort) in het zuiden van Itali in handen te krijgen en meent dat een samenspel van factoren hiervoor verantwoordelijk is. Naast de traditionele afkeer van de bevolking van welke overheid ook en de klassieke verstrengeling van de mafia en (lokale) politieke macht, had het zuiden van Itali in die dagen te maken met een economische crisis. De vele lires die ter stimulering van de economie naar het zuiden vloeiden, vormden een aantrekkelijk doelwit voor de mafia. Arlacchi (1993) voegt daaraan toe dat de greep van de mafia op de bouwnijverheid niet in de laatste plaats door de aannemers zelf is genitieerd. Mafiagroepen werden te hulp geroepen om de concurrentie van bouwbedrijven uit het noorden van Itali het hoofd te kunnen bieden. Met geweld en brandstichtingen werden Noorditaliaanse bouwbedrijven uit het zuiden verjaagd en buiten de openbare aanbestedingen gehouden. De regionale bouwnijverheid werd daarmee gevrijwaard van de concurrentie van kwalitatief betere aannemersbedrijven uit het noorden. Natuurlijk werd door deze hulp wel het paard van Troje binnen de branche gehaald. De Napolitaanse Camorra, de 'Ndrangheta uit Calabri en de Corleonegroep, hebben binnen de context die Fijnaut heeft geschetst, de kans gehad vrijwel alle bouwactiviteiten in het zuiden van Itali onder hun controle te brengen. Met deze vorm van racketeering wordt veel geld verdiend en zijn deze groepen van een vaste bron van inkomsten verzekerd. De vermoorde onderzoeksrechter Falcone (en Padovani, 1993, p. 105) zegt over de rol van de Italiaanse mafia in de bouwnijverheid het volgende:Je kunt het niet over winstbronnen van de mafia hebben zonder te praten over n van de meest profijtelijke bronnen van
allemaal: de inschrijvingen bij de bouw en de onderaanbestedingen. Ik vraag mij zelfs af of dat niet alles slaat. De controle op de openbare inschrijvingen is al enkele tientallen jaren in handen van de mafia. De huidige omvang daarvan is indrukwekkend.

De Italiaanse mafia heeft als gevolg van de Europese eenwording en de situatie in het eigen land (zie het deelrapport van Bovenkerk en Fijnaut in verband met de Italiaanse mafia) haar activiteiten voor een deel verlegd naar andere Europese landen. Een van die landen zou Duitsland zijn omdat daar na de eenwording veel gebouwd wordt en er traditioneel in die branche veel (cash) geld in omgaat. Hoewel Duitsland wel geregeld wordt genoemd (Peters, 1990) ontbreekt het tot dusverre aan concrete aanwijzingen dat de georganiseerde misdaad zich in de bouwnijverheid van de oosterburen heeft genesteld (BKA, 1990). Mller (1993) die de corruptie in de bouw nader heeft bekeken, komt tot de slotsom dat van mafiapraktijken hem in die bedrijfstak van dat land niets is gebleken.

In Frankrijk bestaan berichten dat Italiaanse mafiagroepen met name in het zuiden actief zijn. Een speciale onderzoekscommissie die door het Franse parlement is ingesteld naar aanleiding van verontrustende berichten in de media over de rol van de mafia in de bouw, concludeerde in 1993 dat inderdaad de Italiaanse mafia in het zuiden actief was. In de omgeving van Grenoble zou zij ook een positie in de bouwnijverheid hebben verworven.

In Belgi heeft de zaak Bongiorno-Steinier laten zien dat ook daar de Italiaanse mafia zich een plaats in de bouwnijverheid heeft verworven (Fijnaut, 1993; Ilegems en Sauviller, 1995). In de streek van Bergen-La-Louvire-Namen in het milieu van Italiaanse immigranten, waren op het einde van de jaren tachtig en in de beginjaren negentig Italiaanse koppelbazen actief, waarvan Carmelo Bongiorno de grootste was. Zij hadden soms wel 18.000 bouwvakkers in dienst en per jaar werd ongeveer BFR 27 miljard schade door de Belgische staat geleden aan gemiste belastingafdrachten en niet betaalde sociale premies. Fijnaut beschrijft van deze Italiaanse koppelbazen de wijze waarop zij te werk gingen. Via stromannen worden slecht lopende bedrijfjes overgenomen die vervolgens arbeid tegen zeer aantrekkelijke tarieven aanbieden. Soms wel 20-30% onder de gangbare prijzen. Begerige legale aannemers zien uiteraard wel veel in zulke aanbiedingen en gaan daarop gretig in. Men moet daarbij niet denken dat alleen malafide opdrachtgevers en bouwbedrijven van koppelbazen gebruik maken. Belgische journalisten hebben uitgezocht dat ook de Belgische overheid van koppelbazen gebruik heeft gemaakt (Ilegems en Sauviller, 1995, p. 179). Zo zijn bijvoorbeeld het Anderlecht-stadion, kantoren van het Rode Kruis en die van het ministerie van Financin met illegale arbeiders van koppelbazen gebouwd. Zelfs het gebouw van de gerechtelijke politie te Hasselt zou met de inzet van Italiaanse koppelbazen tot stand zijn gekomen. Niet alleen de opdrachtgevers en aannemers spinnen garen bij koppelbaaspraktijken, voor de werknemers van de koppelbazen is het ook aantrekkelijk: zij verdienen meer dan wanneer zij legaal zouden werken. De enige partij die schade oploopt is de overheid omdat zij belastinginkomsten derft en de afdracht van sociale premies misloopt. Wanneer de opsporingsinstanties de criminele praktijken aan het licht brengen dan worden de bedrijfjes snel verkocht of failliet verklaard en gaan de werknemers over naar nieuwe bedrijven die door dezelfde koppelbazen zijn opgericht. De zaak Bongiorno heeft laten zien dat grof geweld in deze kringen niet werd geschuwd. De journalist Steinier is in opdracht van deze koppelbaas om het leven gebracht. Nadat Bongiorno voor de moord op Steinier door de politie was opgepakt zijn zijn koppelbaasactiviteiten voortgezet door de broers Alatta (Ilegems en Sauviller, 1995). Fijnaut benadrukt dat deze zaak in Belgi veel gelijkenis vertoont met de methoden die Italiaanse mafiagroepen in de New Yorkse bouwnijverheid gebruiken. Al vanaf de jaren twintig van deze eeuw schakelen daar Italiaanse mafiagroepen de concurrentie in de bouwnijverheid uit door beneden de gangbare tarieven werk aan te bieden, door vakbonden met geweld uit te schakelen en door concurrende aannemers met brandstichting, bedreigingen en grof geweld uit de markt te werken. Over de wijze waarop criminele groepen zich meester hebben gemaakt van de bouwnijverheid is het meeste bekend in de Verenigde Staten. Daar hebben diverse parlementaire en gemeentelijke commissies verschillende onderzoeken verricht naar deze infiltratie in de bouwnijverheid en de vakbonden. Daar is ook het meeste bekend geworden over de aard en omvang van de georganiseerde criminaliteit in de bouwnijverheid. Onderzoeken werden verricht in opdracht van en door speciale commissies zoals de President's Commission on Organized Crime uit 1986 en de New York State Organized Crime Task Force (Goldstock et al., 1990). Het wetenschappelijk belang van deze laatste studie is dat daarin op systematische wijze de structuur en de organisatie van de bouwnijverheid in New York uiteen wordt gelegd, het probleem van racketeering van de bouwnijverheid en de vakbonden in kaart is gebracht en de oorzaken van de aanwezigheid van georganiseerde criminaliteit in die branche zijn uiteengerafeld. Het meest belangrijke van deze studie is echter dat is geprobeerd op sociaal-wetenschappelijke wijze empirisch onderzoek naar het verschijnsel te verrichten en niet alleen af te gaan wat in de media door journalisten, politiefunctionarissen of racketeers zelf is beweerd.

Volgens Goldstock en anderen is de bouwnijverheid in New York niet een georganiseerde industrie waar een
klein aantal grote concerns de dienst uitmaken, maar a huge, fragmented, decentralized industry characterized by thousands of small and mediumsized construction compagnies and materials suppliers (NYSOCTF, 1990, p. 14). In de bouwnijverheid van die stad zijn meer dan 100.000 mensen werkzaam en vele honderden gespecialiseerde onderaannemers, honderden hoofdaannemers en projectontwikkelaars. Hieronder zijn enkele grote en vele kleine bouwondernemingen. Er zijn bouwondernemingen die al vele jaren bestaan en die slechts voor n bouwproject in het leven worden geroepen. Allerlei dienstverleners als makelaars, advocaten, verzekeraars, banken, architecten, inspecteurs, ambtenaren en politici zijn bij de bouw betrokken. Publieke werken bestaan uit overheidsgebouwen en infrastructurele werken als bruggen, wegen, tunnels, e.d. Private bouwopdrachten variren van eenvoudige woonhuizen tot grote luxueuze winkelcentra. De werknemers in de bouw zijn verenigd en georganiseerd binnen vele lokale vakbonden die in vier grote groepen zijn te verdelen: (1) vakbonden voor geschoold technisch personeel zoals electricins, loodgieters, ijzervlechters; (2) vakbonden voor geschoold niet-technisch personeel als metselaars, schilders en dakbedekkers; (3) vakbonden voor ongeschoold personeel zoals sjouwers, en tenslotte (4) vakbonden voor het personeel dat de toelevering van bouwmaterialen verzorgt. Elk van deze vakbonden onderhandelt niet zozeer over arbeidsvoorwaarden met elke individuele bouwonderneming, maar met groepen van dezelfde soort bouwondernemingen. Al die bouwondernemingen zijn op hun beurt georganiseerd in een aantal onafhankelijk van elkaar opererende werkgeversorganisaties.

Deze structuur van de bouwnijverheid in New York houdt in dat er een vrijwel onontwarbare knoop van onderhandelingen bestaat tussen alle mogelijke partijen. Er moeten vele contracten worden afgesloten om de bouwwerkzaamheden naar ieders tevredenheid te laten verlopen:The presence of so many parties, engaged in so many disparate activities with multiple layers of responsibilities and often conflicting commands on loyalties, makes coordination of the construction process an extraordinary challenge (ibid, p. 17). Kwaadwillenden kunnen dit kwetsbare proces op snelle en eenvoudige wijze met illegale activiteiten verstoren. In de Newyorkse bouwindustrie behoren middelen als afpersing (betalen van geld om een impliciete of expliciete dreiging met geweld te voorkomen), omkoping (betalen van geld in ruil voor een gunst), diefstal (diefstal van goederen op de bouwplaats), fraude, sabotage (beschadiging of vernietiging van materialen, materieel of delen van het bouwsubject) en het dreigen met n het toepassen van geweld (varirend van in elkaar slaan tot liquidatie) tot het scala aan methoden waarvan criminele groepen gebruik maken wanneer zij op het terrein van de bouwnijverheid actief zijn Noot .

Racketeers zijn misdadigers die van criminaliteit in legale sectoren van de economie hun broodwinning maken en die dikwijls deel uitmaken van criminele groepen. Zij staan erom bekend veelvuldig geweld toe te passen op grote delen van de Amerikaanse, c.q. Newyorkse gemeenschap (Reuter, 1994, p. 113). In de Newyorkse bouwindustrie zijn verschillende soorten racketeers actief. De belangrijkste onder hen zijn de leden van de vijf Newyorkse cosa nostra families. Deze cosa nostra families maken al decennia lang deel uit van de bouwindustrie, daarbij gebruik makend van hun kennis over bouworganisaties en hun netwerk van onderwereldfiguren. Bovendien hebben ze de reputatie n de capaciteiten om geweld uit te kunnen oefenen (NYSOCTF, 1990, p. 18-19).

Naast racketeering is corruptie een kenmerk van de Newyorkse bouwindustrie. De onderzoekscommissie constateerde dat in de bouwnijverheid in New York omkoping a way of life is (ibid, p. 22). Omkoping van opdrachtgevers, van politici en ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor de aanbesteding van publieke werken, van bouwinspecteurs die een andere kant opkijken wanneer mindere bouwkwaliteit wordt geleverd, van vakbondsbestuurders om contracten met zachte arbeidsvoorwaarden buiten de leden om af te sluiten of van leveranciers om bouwmaterialen op tijd geleverd te krijgen en bij de concurrent juist niet, was (en vermoedelijk is nog altijd) schering en inslag in New York. Hierbij moet men zeker niet denken dat het initiatief voor omkoping uitsluitend bij de georganiseerde criminaliteit ligt. Dezelfde participanten in de bouwnijverheid zijn er niet vies van om zelf geld of goederen te vragen om een en ander te regelen. Zo constateerde de commissie dat werknemers, bij voorbeeld, zo brutaal zijn naast hun gewone loon extra geld aan hun bazen te vragen met de belofte dan pas hun werk correct te zullen uitvoeren.

Al deze verschijnselen zijn desastreus voor de bouwnijverheid in New York. De bouwprijzen zijn veel hoger dan elders in de USA, de kwaliteit van de bouwwerken is minder, de vakbonden zijn uitgeschakeld en de vrije economische mededinging is een fictie geworden. Maar bovenal gebeurde het volgende:The power, influence and criminal activities of New York City's racketeers affect all who participate in the construction industry, creating an environment in which many suppliers, contractors, craftsmen and laborers are deterred from performing an honest day's work for an honest day's pay. When some do business through extortion, bribery, sweetheart contracts and off-the-books payrolls, the reality of economic competition pressures others to do the same (ibid, 1990, p. 37).
Wanneer de overheid niet in staat is op de een of andere manier bescherming te bieden aan de aannemers en de werknemers in zo'n branche (of aan de situatie mede debet is) ligt het voor de hand dat zij gedwongen zijn een soort pact met de georganiseerde criminaliteit te sluiten om hun economische activiteiten veilig te stellen (Fijnaut, 1993). Men neemt in dat geval met minder winst genoegen of de eventuele meerprijs verrekent men dan wel aan opdrachtgevers: particuliere bedrijven of de overheid. Maar een ander gevolg van racketeeringpraktijken is dat na verloop van tijd eerlijke zakenmensen en werknemers de moed opgeven en naar elders vertrekken of naar een andere branche (Jacobs, 1991, p. 53).

Bepaalde kenmerken van de bouwnijverheid bieden gelegenheid voor racketeering. De onderzoekscommissie introduceert de begrippen gevoeligheid en ontvankelijkheid van een legale branche voor racketeering praktijken (ibid, 1990, p. 45; Jacobs, 1991). De gevoeligheid geeft de mate aan waarin de structuur en de organisatie van een legale economische branche: (1) incentives scheppen voor de participanten in die branches om betrokken te raken in racketeering of (2) de middelen en gelegenheid bieden voor racketeers zowel van binnenuit als van buitenaf de branche te benvloeden en eventueel te controleren. Bij benvloeding en controle moet worden gedacht aan het onttrekken van betalingen door (a) diensten aan te bieden zoals concurrenten uitschakelen, arbeidsrust verzekeren, en zorgen voor een snelle levering van bouwmaterialen, en (b) door met geweld te dreigen, zoals sabotage, brandstichting, fysiek geweld of werkloosheid. De ontvankelijkheid wijst op het profijt dat racketeers kunnen hebben van zo'n exploitatie van een legale branche. Hierbij kan men denken aan de hoeveelheid geld die in een branche omgaat en het gemak waarmee controle- en opsporingsinstanties met geweld en omkoping kunnen worden uitgeschakeld. Daarnaast zijn zaken van belang zoals de vaste regelmaat van inkomen dat met racketeering kan worden behaald, de mogelijkheden geld uit andere illegale activiteiten wit te wassen, enz.

De bouwindustrie heeft een aantal eigenschappen die de gevoeligheid van deze branche voor racketeering vergroot: de vakbonden, de onderhandeling- en overlegstructuur, de hevige onderlinge concurrentie, de hoge kosten van vertragingen en de kwetsbaarheid van het bouwproces.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken