4. DE AFVALCRIMINALITEIT

4.1. De definiring van zware milieucriminaliteit

De belangrijkste milieudelicten zijn verwoord in de Hinderwet, de Wet geluidshinder, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Afvalstoffenwet, de Wet chemische afvalstoffen, de Wet milieubeheer, de Visserijwet, de Bestrijdingsmiddelenwet en de Wet verontreiniging oppervlaktewater. Milieucriminaliteit is criminaliteit die heeft te maken met het milieu. Het milieu kan worden omschreven als de fysieke, levende en niet-levende omgeving van de mens. Het gaat daarbij om overtredingen van de miliewetgeving en milieuregelgeving waardoor schade ontstaat aan de fysieke, levende en niet-levende omgeving van de mens. In de ambtelijke literatuur veel omschrijvingen van het begrip milieucriminaliteit in de ambtelijke literatuur te vinden. Vele instanties zijn betrokken die allemaal vanuit een bepaald perspectief of normatief kader naar milieucriminaliteit kijken. Een belangrijk aspect van deze literatuur is dat vrijwel altijd het bijvoeglijk naamwoord zware aan het woord milieucriminaliteit wordt toegevoegd. Hiermee wordt aangegeven dat het milieu ernstig schade wordt toegebracht wanneer de regels worden overtreden en dat de volksgezondheid op korte of lange termijn groot gevaar loopt of zal lopen. In een enkel geval wordt in de omschrijving van milieucriminaliteit ook de economische schade gerekend die aan de samenleving wordt toegebracht (Holtackers, 1995).

Vrijwel altijd wordt ook het adjectief georganiseerd toegevoegd en worden op de een of andere manier de dader of daders in de omschrijving opgenomen. Zo geven Van den Berg, e.a. (1995, 5) de volgende definitie:zware milieucriminaliteit is een vorm van organisatiecriminaliteit en omvat de milieumisdrijven en overtredingen van verbodsbepalingen op het terrein van de milieuwet- en regelgeving, die - in eerste instantie op basis van een inschatting van het onderzoeksteam en in tweede instantie op basis van het oordeel van materiedeskundigen - aanzienlijke en/of onherstelbare milieuschade tot gevolg kunnen hebben en waarmee tegelijkertijd bedrijfseconomische voordeel kan worden behaald. Zij voegen er in een noot aan toe dat het gaat om bewust handelen van de daders. In deze omschrijving, die illustratief is voor de gangbare beleidsopvatting van milieucriminaliteit, worden tevens kenmerken van de daders opgenomen of hun eventuele motieven. Door de werkgroep zware milieucriminaliteit van de recherche adviescommissie (RAC, 1992, 9) worden als kenmerken van zware milieucriminaliteit aangegeven:

1. het herhaaldelijk en systematisch handelen in strijd met de milieuregelgeving en overige wettelijke bepalingen (op het terrein van het commune strafrecht);
2. georganiseerde activiteiten, veelal in bedrijfsmatig verband;
3. veelal bovenregionale spreiding en internationale vertakkingen;
4. gerichtheid op aanzienlijk financieel gewin;
5. grote, vaak onherstelbare schade aan het milieu en dreigend gevaar voor de volksgezondheid.
Ook het Milieu Bijstands Team (MBT) sluit zich bij deze beschrijving aan. In een nota aan het College van Procureurs-Generaal maakt het team onderscheid tussen de volgende vormen van milieucriminaliteit:

1. inrichtingencriminaliteit. Hieronder wordt verstaan milieucriminaliteit binnen een bedrijf of concern (denk daarbij bijvoorbeeld aan het illegaal lozen van afval in oppervlaktewater); 2. stoffencriminaliteit. Een vorm van criminaliteit waarbij het gaat om stoffenfraude op het gebied van afvalstoffen en milieugevaarlijke stoffen. Deze vorm van milieucriminaliteit blijft meestal niet beperkt tot n bedrijf of concern, maar strekt zich uit over een afvalstoffenketen (van ontstaan, transport, opslag tot hergebruik, verwijdering en verwerking van gevaarlijke stoffen);

3. faadecriminaliteit:
Onder het mom van certificaten van eigen kwaliteitszorg, milieubeleidsinstrumenten, convenanten tussen overheid en branche-organisaties, worden milieudelicten gepleegd; 4. netwerkcriminaliteit. Bij netwerkwerkcriminaliteit gaat het om benvloeding door middel van
corruptie, smeergelden, oplichting en door benvloeding van ambtenaren en politiek verantwoordelijken door middel van de druk van persoonlijke bilaterale contacten en door middel van lobby.

In wetenschappelijk opzicht worden in deze laatste omschrijving verschillende zaken door elkaar gehaald. Niet alleen worden van elkaar verschillende gedragingen aangegeven en meer soorten criminaliteit bij elkaar gevoegd zonder dat dat voor de definiring nodig is. Corruptie is geen vorm van milieucriminaliteit. Milieucriminaliteit gaat feitelijk misschien gepaard met corruptie, maar dat betekent nog niet dat het een milieudelict is. Soortgelijke bewoordingen zijn van toepassing op faadecriminaliteit die slechts n werkwijze is binnen de milieucriminaliteit. Het Openbaar Ministerie (1994) probeerde recentelijk met een omschrijving van milieucriminaliteit bij die van het MBT aan te sluiten, maar kwam niet verder dan een onderscheid tussen:

1. inrichtingsgebonden criminaliteit;
2. vrije-velddelicten, en
3. (middel-)zware milieudelicten.
Deze omschrijving is noch uitputtend, noch uitsluitend.
De gezamenlijke ministeries van Justitie, Binnenlandse Zaken en VROM hebben in hun Notitie aanpak zware milieucriminaliteit van februari 1995 aansluiting gezocht bij de definitie van Van den Berg, e.a (1995), maar daaraan toegevoegd dat dergelijk gedrag nogal eens gepaard gaat met geweldsdelicten. Waarom geweld in de omschrijving wordt ingebracht en of daar een empirische basis aan ten grondslag ligt, wordt echter niet in de nota aangegeven. Wel is door de bewindslieden een kanttekening geplaatst bij de eenduidige definiring. Noot


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken