Een CID-subject is een natuurlijke of rechtspersoon die als verdachte betrokken is, of naar redelijkerwijs kan worden vermoed als verdachte betrokken kan worden bij enig misdrijf dat gezien de ernst of frequentie dan wel het georganiseerd verband waarin het wordt gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Noot Een CID-subject is niet per definitie verdachte in de zin van artikel 27, eerste lid Wetboek van Strafvordering. Een CID- subject kan immers ook zijn een persoon of organisatie ten aanzien van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij of zij als verdachte betrokken zal worden bij enig misdrijf met het oog waarop een CID-register is aangelegd (artikel 1 sub c CID-regeling 1995). Hetzelfde geldt haast per definitie voor een grijze-veld-subject.
De Wet politieregisters en de Wet persoonsregistraties Noot bieden de kaders waarbinnen de opslag en de verstrekking van gegevens behoren plaats te vinden. Het staat de regionale korpsen vrij die bestanden aan te leggen die zij noodzakelijk achten voor de uitoefening van hun taken. Daarbij zijn de korpsen gebonden aan de Wet politieregisters en de daarop gebaseerde regelgeving. Dit betekent in ieder geval dat voor elk register een reglement ter goedkeuring aan de Registratiekamer moet worden voorgelegd, dan wel dat de houder verklaart dat een modelreglement van toepassing is.
7.3.2 Bevindingen
Aanleg en opslag van gegevens
De door elke politiefunctionaris te (laten) bevragen registers zijn het Opsporingssysteem,
het
Herkenningsdienstsysteem en Centrale verwijzingsindex, Nationaal Schengen
informatiesysteem, het Kentekenregister en het computersysteem Landelijke
informatiesystemen
(LIST). Noot Deze registers staan onder het regime van de Wet
politieregisters (behalve het
kentekenregister).
De Regionale criminele inlichtingendienst onderhoudt een aantal persoonsregistraties, die gezamenlijk het CID-register vormen. Deze registraties zijn door het centraal gezag aangewezen in de thans vigerende CID-regeling 1995. Voor het register van de zogenaamde CID- subjecten (natuurlijke en rechtspersonen) en het register van de zogenaamde grijze-veld- subjecten (natuurlijke en rechtspersonen) zijn afzonderlijke (model)privacyreglementen vastgesteld. In het CID-register zijn eveneens opgenomen de (rechts)personen met wie CID-subjecten contact hebben (gehad).
In de CID-regeling 1995 staat vermeld welke gegevens van CID-subjecten, contacten van CID-subjecten en grijze-veld subjecten geregistreerd mogen worden. Het is de commissie opgevallen dat in de registers informatie van velerlei aard is opgenomen. Het lijkt erop dat daarbij van enige selectie van beschikbare informatie niet of nauwelijks sprake is. De regionale CID-en dienen hun CID-subjecten en grijze-veld-subjecten naar de landelijke CID te zenden. Daar staan eind 1995 ongeveer 60.000 personen als CID-subject geregistreerd terwijl ongeveer 10.000 personen als grijze-velders zijn opgenomen. Het aantal personen dat als contacten van subjecten is opgenomen wordt niet centraal bijgehouden. Tevens worden incidenteel rechtspersonen als CID-subject opgenomen. Gebleken is dat melding aan de landelijke CID niet altijd gebeurt De informatie in een CID-register wordt voorafgaand aan de opslag gevalueerd. De informatie wordt voorzien van een betrouwbaarheidscodering naar bron en naar gegevens. De waardering inzake de betrouwbaarheid naar de bron is als volgt: A betrouwbaar, dat wil zeggen afkomstig van politie-ambtenaar, overheidsinstelling of uit een anderszins zeer betrouwbare bron;
B meestal betrouwbaar, dat wil zeggen afkomstig van een informant die in het verleden
betrouwbaar is gebleken;
C niet betrouwbaar, dat wil zeggen afkomstig van een informant die in het verleden niet
altijd
betrouwbaar is gebleken;
X niet te beoordelen, dat wil zeggen afkomstig van een informant waarvan de
betrouwbaarheid
(nog) geheel onbekend is.
Bovendien worden vier niveaus van betrouwbaarheid aangegeven:
1 de informatie is zeker juist;
2 de informatie is door de bron zelf waargenomen;
3 de informatie is door een ander dan de bron waargenomen, maar wordt bevestigd door
gegevens uit andere bron;
4 de informatie is door een ander dan de bron waargenomen en wordt niet door andere
gegevens bevestigd.
De criteria op basis waarvan deze beoordelingen worden gegeven zijn multi-interpretabel.
De
beoordeling is sterk afhankelijk van de individuele runners en hun contacten met de
informanten. Van een objectieve controle van deze betrouwbaarheid kan nauwelijks
sprake zijn.
De commissie heeft geen officier van justitie aangetroffen die zelfstandig een oordeel
wilde
geven over de betrouwbaarheid van een informant. Desondanks is de inschatting van de
betrouwbaarheid van de informatie en de informant van wezenlijk belang hoe verder met
de
informatie kan en moet worden omgegaan. Naast de CID-registers komen bij de CID ook
dagrapporten en journaals voor waarin de ruwe gegevens worden opgeslagen.
De commissie constateert dat in de CID-registers geen afzonderlijke melding wordt
gemaakt van
de methoden waarmee de informatie is verzameld. In de CID-registers staat inhoudelijke
informatie over personen. Er bestaan geen regels over het vastleggen van de methoden
waarmee de informatie is verzameld. Afhankelijk van de CID-en wordt de gebruikte
opsporingsmethoden vermeld in het journaal van activiteiten van de CID-rechercheurs of
in de
afzonderlijke computers van de rechercheurs. In andere CID-en wordt geheel geen
administratie
bijgehouden van de gebruikte opsporingsmethoden. De herkomst van de opgeslagen
informatie
is door de wijze van administreren vrijwel nooit te traceren. Controle of de verzamelde
informatie rechtmatig is verkregen is daarmee nauwelijks mogelijk. In een politieregister
mogen
slechts gegevens worden opgenomen die rechtmatig zijn verkregen (artikel 4 Wet
politieregisters
). De commissie is niet gebleken dat een dergelijke controle op CID-gegevens wordt
toegepast.
Verstrekking van gegevens
Afgezien van de CID-registers zijn de politieregisters gevuld met gegevens, die zonder nadere voorwaarden bruikbaar zijn in het kader van de vervulling van de politietaak. Indien de bevraging past in dit kader geldt voor de beheerder van een politieregister een verplichting tot verstrekking. Dit verplichtende regime geldt niet voor de RCID-en (artikel 11 Besluit politieregisters en artikel 11 CID-regeling 1995). Zij kunnen volstaan met verstrekkingen aan de projectleiders van tactische onderzoeken en verder aan andere RCID-en en de NCID. Verstrekkingen door de CID aan anderen gaan voornamelijk mondeling. Veelal worden de mondelinge verstrekkingen gevolgd door een formulier waarop de gegevens staan vermeld (4x4-formulieren), soms door een proces-verbaal opgemaakt door de chef CID. Bij de evaluatie van de ingewonnen inlichtingen staat naast een betrouwbaarheidscode ook een afhandelingscode. De waardering voor bruikbaarheid (afhandelingscodes) is: 00 kan niet gebruikt worden;
01 alleen gebruiken na overleg met afzender;
10 operationeel te gebruiken, afzender niet vermelden;
11 operationeel te gebruiken.
00-informatie kan niet gebruikt worden door de tactische recherche. Dat neemt niet weg
dat de
tactische recherche soms informeel wel op de hoogte is van de inhoud van de 00-
informatie.
Informeel wordt de tactische recherche op de hoogte gesteld van deze informatie. Niet in
alle
regio's is dat het geval. Soms is sprake van een strikte scheiding tussen CID en tactische
recherche. Noot Officieren van justitie hebben formeel geen
mogelijkheid tot inzage in de
CID-registers en de informantendossiers. In de CID-regeling 1995 staan zij niet vermeld
als
rechthebbenden op inzage in de registers. Daarmee onstaat de onduidelijke situatie dat
een
CID-officier van justitie geen inzage kan hebben in de registers, maar wel gezagsmatig
verantwoordelijk is voor het functioneren van de CID. Feitelijk constateert de commissie
dat
slechts weinig officieren van justitie daadwerkelijk behoefte hebben aan het inzien van de
verschillende CID-registers. De korpsbeheerder is formeel de beheerder van de registers
van de
CID.
Er is nauwelijks zicht op de vele formele en informele informatiestromen tussen politie, justitie en derden. Hoewel er signalen zijn dat de informele informatiestromen een grote omvang hebben, is er moeilijk vat op te krijgen. Het blijft steken in incidentele voorbeelden over informatie-uitwisseling tussen politie-afdelingen onderling, met banken, creditcardmaatschappijen, Kamers van Koophandel, etc.
De commissie heeft geconstateerd dat verschillende politiefunctionarissen en officieren van justitie hebben overwogen desinformatie te gebruiken om de leden van een criminele organisatie te verwarren. Slechts een enkele keer is het ook tot uitvoering gekomen.
Privacy-regelgeving wordt veelal opgevat als een belemmering voor de opsporing. De commissie heeft niet kunnen constateren dat privacy-regelgeving daadwerkelijk een belemmering vormt in het functioneren van politie en justitie. De commissie constateert dat politie en justitie alle gegevens opslaan die verkregen worden. Van enige selectie van de opgeslagen gegevens is nauwelijks sprake. De commissie constateert tevens een uitgebreide uitwisseling van gegevens tussen de CID-en onderling en de CID en de tactische recherche. De commissie ziet onvoldoende argumenten voor de opvatting dat de opsporing wordt gefrustreerd doordat privacy-regelgeving daaraan in de weg staat. Politie en justitie hebben inmiddels leren werken met deze regelgeving. De commissie is van oordeel dat de geldende regelgeving voor de verschillende politieregisters kan en moet worden gevolgd. Daarbij moet nader worden bezien of de uitwisseling van informatie kan worden bespoedigd. De commissie is een tegenstander van de U-bochtconstructie. De commissie is van oordeel dat de controle op de vaststelling van de betrouwbaarheid en de bruikbaarheid van CID-informatie moet verbeteren. De officier van justitie moet naar het oordeel van de commissie inzage kunnen hebben in de CID-registers. De officier van justitie dient ook daadwerkelijk controle uit te oefenen op de inhoud van deze registers. De beoordeling van de inhoud van deze registers is een onderdeel van de taak van de officier van justitie. Daarnaast is de commissie van oordeel dat in de verschillende politieregisters, maar vooral in de CID-registers moet worden vastgelegd op welke wijze de informatie is verzameld of verkregen. Naast een registratie van de inhoud van de informatie dient naar het oordeel van de commissie ook een registratie van de gebruikte methoden plaats te vinden. Te allen tijde moet het mogelijk zijn achteraf vast te stellen zowel wat de inhoud van de informatie is als hoe de informatie is verkregen. In hoofdstuk 9 wordt aangegeven hoe de commissie meent dat omgegaan moet worden met de begrippen CID-subject en grijze-veld-subject. De commissie is van oordeel dat de omschrijving van deze begrippen in de CID-regeling 1995 niet adequaat is en tot effect heeft dat overbodige informatie wordt opgeslagen over teveel personen.
vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken