Rond 1900 wordt binnen de politie de scheiding aangebracht tussen de algemene politiedienst en de justitile dienst. Later groeide dit uit tot de scheiding tussen de surveillancedienst en de recherche. De recherche verzamelt inlichtingen over strafbare feiten en personen die daarvan verdacht worden, teneinde de onderliggende strafzaken bij het OM aan te brengen ter afdoening. Noot De tactisch rechercheur is derhalve georinteerd op het aanleveren van bewijsmateriaal voor concrete zaken.
De commissie heeft de tactische recherche in de politieregio's nader onderzocht door middel van gesprekken en aangeleverde documenten. Noot Een aantal regio's is meer specifiek onderwerp van onderzoek geweest. Noot
Organisatie, juridische basis en opleiding
Voor de organisatie van de tactische recherche bestaat geen afzonderlijke wettelijke regeling. Het bestaan van
de tactische recherche ligt waarschijnlijk zo voor de hand dat een nadere regeling nooit nodig is geacht.
De tactische recherche is op verschillende niveaus binnen de politie aanwezig: kernteam (interregionaal),
regiopolitie (regionaal), districtspolitie (lokaal) en de basiseenheden. De zwaarte van de zaken van de
verschillende tactische recherche-eenheden varieert. De interregionale en regionale recherche-eenheden
voeren opsporingsonderzoeken uit naar de grotere criminele organisaties. De districtsrecherche houdt zich
bezig met onderzoeken naar de meer lokaal gebonden criminaliteit, ook als het ernstige zaken betreft.
Er bestaat een grote variatie in functies en overlegvormen per tactische recherche. Hoewel functioneel wel
parallellen bestaan, zijn er zeer veel verschillende benamingen en organisatievormen. Van organisatorische
uniformiteit is nauwelijks sprake. Regionale en persoonlijke voorkeuren spelen een belangrijke rol bij de
inrichting van de recherche. De omvang van de recherche is afhankelijk van de regio. Gemiddeld bestaat een
recherche-afdeling uit n tot vier procent van het aantal politiemensen per korps.
Belangrijke beslissingen over de voortgang van een zaak worden genomen in het vierspan officier van justitie
zware criminaliteit, CID-officier van justitie, hoofd tactische recherche en CID-chef. Steeds vaker wordt het
primaat van de tactische recherche benadrukt. De CID dient de tactische recherche te ondersteunen.
Er bestaan nog geen specifieke opleidingsvereisten voor regionale tactische rechercheurs. Evenmin is er een
verplichte basisopleiding. Het volgen van een tweetal cursussen, de recherche basiscursus en de cursus
algemene recherche, is steeds vaker voorwaarde voor het werken binnen een recherche-afdeling. Voor
leidinggevenden binnen de recherche bestaan nauwelijks cursussen. De commissie constateert veel klachten
over de afnemende kwaliteit van de rechercheleiding. Daarbij valt op dat slechts enkele korpschefs een
recherche-achtergrond hebben.
Het aantal onderzoeken dat door de regionale tactische recherche per jaar wordt uitgevoerd varieert van n tot zeven. Meer dan de helft van het aantal onderzoeken van de regionale rechercheteams heeft betrekking op verdovende middelen. Noot In de meeste regio's wordt de keuze welke zaak zal worden aangepakt gemaakt door de rechercheleiding, de CID en het OM. Soms wordt het bestuur in die keuze betrokken.
De tactische recherche gebruikt in principe opsporingsmethoden die op de zitting in het openbaar te
verantwoorden zijn. Immers, in processen-verbaal en op de zitting moet alles gerelateerd worden wat zij
gedaan heeft. Wanneer dit niet mogelijk is, zoals bijvoorbeeld in het geval van de noodzaak van
geheimhouding of bij sturingsinformatie, wordt de CID gevraagd gegevens te vergaren. De keuze voor de wijze
waarop dit gebeurt is aan de CID, of eventueel aan het observatieteam (OT) of arrestatieteam (AT).
Voor allerlei geavanceerde vormen van observatie doet de tactische recherche een beroep op ondersteunende
diensten als het OT, het AT, de Sectie Technische Ondersteuning (STO) en de Dienst Technische
Operationele Ondersteuning (DTOO). Het gaat dan om volgen, inkijkoperaties, plaatsbepalingsapparatuur,
huiszoekingen, afluisteren van telefoon, fax en mobiele telefoons, scannen en peilen. Vanwege het ontbreken
van capaciteit van de OT's observeren tactische rechercheurs geregeld zelf.
De tactische recherche runt in principe geen informanten. Over het algemeen vindt dit plaats door de CID. In
het verleden runde de tactische recherche wel informanten. De commissie acht het niet uitgesloten dat
incidenteel tactische rechercheurs contacten hebben die te kenschetsen zijn als informanten. Het gaat dan
vooral om tipgevers of eenmalige informatiegevers.
Infiltratie kan plaatsvinden ten behoeve van een tactische recherche-eenheid. Dit betreft politile infiltratie die wordt uitgevoerd door een apart onderdeel, het politile infiltratie team (PIT). Dit gebeurt altijd met toestemming van een officier van justitie.
De vastlegging van gebruikte methoden varieert van geen vastlegging tot vastlegging in een eigen PC, journaal, dagrapport of proces-verbaal. Er is verschil in de inhoud van de informatie die wordt opgeslagen.
Tactische recherche en CID
De samenwerking bestaat hieruit dat de CID faciliterend werk verricht voor het tactisch onderzoek. Een tactisch onderzoek kan aanvangen op basis van CID-informatie en lopende het onderzoek kan dit steeds gevoed worden door sturingsinformatie van de CID.
In de vorige paragraaf over de CID is reeds ingegaan op de vaak moeizame aard van de relatie tussen de CID en de tactische recherche. In incidentele gevallen is sprake van informatie-uitwisseling tussen de CID en de tactische recherche door middel van informele contacten.
Recherche onderling
De regionalisering heeft tot gevolg gehad dat omvangrijke regionale afdelingen zijn ontstaan die niet meer afhankelijk zijn van allerlei ad hoc samenwerkingsverbanden, zoals in de oude situatie het geval was. De commissie heeft geen wezenlijke problemen gesignaleerd in de verhoudingen tussen de recherche-eenheden op dit niveau. Indien noodzakelijk wordt informatie uitgewisseld en wordt geleerd van elkaars fouten en successen. Tussen recherche-eenheden op regionaal en districtsniveau kan de situatie anders liggen. Hier is de samenwerking niet altijd soepel.
De CRI levert de recherche-eenheden specialistische kennis. De CRI vervult tevens een verwijzingsfunctie naar andere recherche-eenheden die met vergelijkbare onderzoeken bezig zijn. Om de afstand tussen de CRI in Zoetermeer en de regiokorpsen te verkleinen zijn vijf regionale steunpunten ingericht, de zogenaamde Afdelingen recherche-informatie (ARI's). Naast een goede informatie-uitwisseling verzorgen de ARI's ook concrete recherche-ondersteuning bij opsporingsonderzoeken en bemiddelen zij bij internationale rechtshulp. De ARI's hebben een interregionaal karakter. De commissie heeft geconstateerd dat dit niet altijd uit de verf komt. Zo is de ARI-Zuidwest sterk op de regio Rotterdam gericht.
Openbaar ministerie
Grote opsporingsonderzoeken worden intensief begeleid door zaaksofficieren van justitie. De zaaksofficier van justitie heeft regelmatig contact met de recherche-eenheid over de voortgang van het onderzoek. De zaaksofficier van justitie speelt een cruciale rol bij het goedkeuren van de te gebruiken opsporingsmethoden. Aangezien de zaaksofficier degene is die later ter zitting de methoden moet verdedigen, is een voorafgaande afweging over de inzet noodzakelijk.
De commissie heeft kunnen constateren dat de zaaksofficieren van justitie over het algemeen een redelijk zicht
hebben op de activiteiten van de recherche-eenheden en op de ingezette opsporingsmethoden. De sturing en
controle door de zaaksofficieren van justitie van de recherche-eenheid is intensiever en beter dan de sturing en
controle door de CID-officieren van justitie van de CID. In eerdere hoofdstukken heeft de commissie weliswaar
enkele voorbeelden gegeven van strafzaken waarin noch de CID-officier noch de zaaksofficier van justitie op de
hoogte was van bepaalde opsporingsmethoden. De commissie heeft echter de indruk dat dit meer uitzondering
is dan regel. De tactische recherche laat zich ook beter sturen en controleren dan de CID, aangezien de
tactische recherche slechts die methoden hanteert die ter zitting openbaar kunnen worden verantwoord en zij
haar handelen bij proces-verbaal vastlegt.
Korpsleiding en korpsbeheerder
De korpsleiding draagt binnen het korps de verantwoordelijkheid voor de sturing en controle van de recherche. Noot Veelal is n van de leden van de korpsleiding, naast vele andere taken, belast met recherche-aangelegenheden. De recherche heeft de afgelopen tien jaren binnen de leiding van een aantal korpsen niet veel prioriteit gehad. De aandacht ging uit naar andere zaken dan de opsporing van georganiseerde criminaliteit. Lokale belangen streden hier met nationale belangen. Aandacht voor de openbare orde en het leefklimaat woog zwaarder dan de bestrijding van de zware criminaliteit.
De methoden en de organisatie van de tactische recherche, de voorwaarden waaronder de tactische recherche wordt ingezet en de sturing en controle van de tactische recherche moeten worden genormeerd. De tactische recherche hanteert vrijwel steeds methoden die wettelijk genormeerd zijn. De voorwaarden waaronder die methoden worden ingezet, alsmede de sturing en controle zorgen over het algemeen niet voor onoverkomelijke problemen. Incidenteel heeft de commissie geconstateerd dat er communicatiestoornissen zijn tussen zaaksofficieren van justitie en de rechercheleiding over het gebruik van methoden. De door de tactische recherche gehanteerde methoden komen over het algemeen in het openbaar ter zitting ter sprake. Van geheimhouding van methoden door de tactische recherche is de commissie weinig gebleken. Over het algemeen acht de commissie de vastlegging van de gebruikte methoden door de tactische recherche voldoende. In het merendeel van de gevallen vindt dit plaats in een proces-verbaal. In een aantal gevallen moest de rechter apart verzoeken om een methoden-proces-verbaal, namelijk als de verdediging aannemelijk kon maken dat methoden waren gehanteerd die niet bij proces-verbaal waren gemeld. Dit acht de commissie een onwenselijke situatie. De commissie is van oordeel dat alle methoden die door of in opdracht van de tactische recherche worden gehanteerd bij proces-verbaal ter toetsing aan de rechter moeten worden voorgelegd.
De sturing en controle van de tactische recherche door de zaaksofficieren van justitie acht de commissie beter dan de sturing en controle van de CID door de CID-officieren van justitie. Indien officieren van justitie hun gezag uitoefenen en de politie openstaat voor sturing en controle, blijkt het mogelijk te zijn politie-onderdelen daadwerkelijk te sturen en te controleren.
De commissie heeft wel gesignaleerd dat recherche-eenheden in een aantal gevallen een grote invloed
hebben op de keuze van de te onderzoeken zaken. De recherche levert de informatie aan op basis waarvan
een beslissing moet worden genomen. Het OM heeft dan weinig mogelijkheden om tot een eigen afweging te
komen. Dit geldt des te meer indien een platform criminaliteits-beheersing een beslissing neemt over de te
onderzoeken zaken. Het OM laat de vrijheid om te beslissen welke strafzaken moeten worden opgespoord te
veel inperken. Het OM kan aan een ieder advies vragen over de aan te pakken strafzaken. De uiteindelijke
verantwoordelijkheid voor de keuze van de te onderzoeken strafzaken ligt bij het OM. Het OM dient die
verantwoordelijkheid ten volle te nemen.
vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken