4.2. De horeca en het gokwezen

De stad Amsterdam is ongeveer 4.000 horeca-gelegenheden rijk en deze gelegenheden variren van hotels en restaurants tot drinklokalen en coffeeshops. Er werken 15.000 werknemers in deze sector en hun aantal neemt (licht) toe. De horeca vertegenwoordigt dus een zeer aanzienlijk economisch belang. Maar de horeca is ook op velerlei wijze bij criminaliteit betrokken: (a) de sector is er slachtoffer van, (b) zijn openbare toegankelijkheid maakt hem geschikt als pleegplaats ervoor en (c) er zijn horeca-ondernemers die zichzelf aan misdaad schuldig maken. Deze drie mogelijke relaties staan niet op zichzelf: als er misdaden in een lokaliteit worden gepleegd is er vaak ook met de eigenaren al meer aan de hand dan dat zij in hun eigen zaak geen overwicht hebben, of ondernemers die veelvuldig zelf slachtoffer zijn geworden kunnen gemakkelijk in de verleiding komen het hoofd boven water te houden op een illegale manier.

Op welke schaal wordt de horeca slachtoffer? Landelijk wordt geschat dat de helft van alle ondernemingen per jaar op de een of andere manier schade ondervindt van criminaliteit door diefstal van het personeel, door vernieling van of in de zaak, door openlijke bedreigingen die de reputatie van de gelegenheid schaden en door overvallen. Voorts hebben veel horeca-ondernemers te maken met afpersing via de methode van afgedwongen protectie. In Amsterdam bestaan daarover opmerkelijk weinig berichten. Terwijl de Haarlemse en de Utrechtse horeca voor een deel in handen zijn van sportschooljongens, zou dit in Amsterdam niet het geval zijn. De grote disco's, zoals die aan het Leidseplein, werken al jaren met vaste portiers of portiersdiensten. Of die portiers professioneel zijn in het omgaan met personen onder invloed van drugs (vgl. de house scene), of zij volgens de regelen van hun (on)bevoegdheid omgaan met de wapens die zij bij klanten vinden, en of zij niet te opdringerig zijn bij het ophalen van fooien, zijn evenzovele interessante vragen, maar de antwoorden daarop zijn hier niet onmiddellijk aan de orde. Er zijn wel pogingen tot het innen van protectiegelden geweest, maar tot op heden lijken maar weinig caf- en discobazen hiervan onder de indruk te zijn.

De betrokkenheid van de horeca bij criminaliteit in de rol van slachtoffer is ernstig, maar zij is voor ons doel minder interessant. De horeca vormt ook het toneel van de georganiseerde misdaad, soms met medeweten van de eigenaar(s), soms zonder, omdat de kopstukken daar samenkomen (ontmoetingsfunctie) of omdat er handlangers worden gerecruteerd. Van dat laatste vormt de actie van een Amsterdamse drugsorganisatie een mooi voorbeeld die in discotheken, gelegen aan het Leidseplein en het Rembrandtplein, jongeren probeerde te interesseren voor een gratis verblijf in een prachtig hotel in Trinidad met als tegenprestatie het smokkelen van drugs. Er bleken voldoende jongeren in te willen gaan op de uitnodiging: Reisje naar de zon?. De politie is trouwens op een interessante manier tegen deze praktijk opgetreden. Zij heeft op allerlei manieren (onder andere met pamfletten) onder de discogangers bekend gemaakt welke de risico's waren en heeft de leiders van de organisatie ter verstiering van hun activiteiten stevig toegesproken. De horeca vormt verder ook het toneel van onderlinge twisten binnen het milieu. Ongeveer de helft van alle gevallen van moord die wij in .2.1.6 als liquidatie of vermoedelijke liquidatie hebben gedefinieerd, is gepleegd in of voor de deur van een caf, een koffiehuis of een restaurant. Tenslotte lenen sommige horeca-instellingen zich voor het botvieren van de uitbundige levensstijl die we als een van de manieren hebben onderscheiden om de revenuen van georganiseerde misdaad weg te werken. Zeer exclusieve seksinrichtingen lenen zich daar goed voor, net als toprestaurants.

Thans is de vraag aan de orde in hoeverre horeca-ondernemers zelf als daders bij misdaad zijn betrokken. Belastingfraude is waarschijnlijk het meest gepleegde delict. Hierbij gaat het om rommelen met rekeningen om te lage opgave ten behoeve van de omzetbelasting, het ontwijken van accijnzen, het onder de tafel betalen van overnamekosten (goodwill), het aangaan van fictieve dienstbetrekkingen en nog meer. De horeca is evenwel een bedrijfstak waar traditioneel ook veel sociale fraude voorkomt. Blijkens een in 1993 opgemaakt rapport van de gemeentelijke sociale dienst van Amsterdam bleek dat van de 4.719 horeca-ondernemers 121 een uitkering genoten waar ze geen recht op hadden en er werden 55 gevallen van schijnbeheer vastgesteld. Ook leent de horeca zich goed voor het omgekeerde: elders illegaal opgebouwd vermogen witwassen door het
via het betalen van belasting te voorzien van een schijnbaar legale herkomst. Dit kan bijvoorbeeld door een grotere omzet voor te wenden dan er in feite is geweest. In Amsterdam wordt ook de zogenaamde buitenland-constructie toegepast. Een criminele organisatie zet geld op de rekening van een buitenlandse onderneming. Die onderneming koopt met dat geld panden op die weer als horeca-vestigingen dienst doen en daarin wordt vervolgens geld witgewassen. Deze constructie valt moeilijk te achterhalen omdat de gelden in het buitenland niet op naam zijn gesteld. Een andere manier om zwart geld te witten is het sponsoren van activiteiten. Horeca-ondernemers onderscheiden zich graag van elkaar door het sponsoren van sportactiviteiten zoals boks-gala's, maar er is ook een grote coffeeshophouder die activiteiten van de Amsterdamse Brandweer subsidieert. Door al deze mogelijkheden zo op te sommen wordt licht de indruk gewekt dat alle horeca-ondernemingen ten minste besmet zijn. Die indruk is onjuist en het produkt van onze eenzijdige aandacht voor criminaliteit. De meeste ondernemingen hebben althans met georganiseerde criminaliteit helemaal niets te maken. Toch wordt hier steeds over gesproken en geschreven. Dus is de vraag: in welke mate is de Amsterdamse horeca daar werkelijk bij betrokken?

Het Horeca Interventie Team (HIT) van de Amsterdamse politie heeft vastgesteld dat zich in de Amsterdamse horeca een duidelijke concentratie voordoet. Er zijn 60 bedrijven met 2 3 vestigingen, maar ook enkele met veel meer filialen. De grootste bedrijfsgroepen breiden verticaal uit door zelf naast de verkoop van drank en spijs ook speelautomaten in de zaak te exploiteren of een eigen hash-importbedrijf te beginnen. Zij breiden horizontaal uit door onroerend goed aan te kopen waarin eveneens horeca-activiteiten worden ontplooid. Vanuit deze horeca-ondernemingen worden dan weer wisselkantoren opgezet, telehouses, souvenirshops en winkels die T-shirts verkopen. Op zichzelf kan deze concentratie wijzen op een gezond marktmechanisme, maar het kan ook het produkt zijn van moeilijk waarneembare ingrepen van de georganiseerde misdaad. Het HIT-team heeft hierom een willekeurige groep van 337 cafs aan een onderzoek onderworpen op de criminele antecedenten van hun eigenaars en ook nog eens van 65 ondernemers in de sfeer van de coffeeshops. Van de caf-eigenaren bleek precies een derde over zulke antecedenten te beschikken. De vroegere vergrijpen varieerden weliswaar van dronken rijden tot verboden handel in wapens, maar in de meeste gevallen ging het echt om ernstige feiten. In het geval van de coffeeshophouders was de score 100%, maar dat berust op een vertekening die het gevolg is van het inconsistente soft-drugs-beleid. Klanten mogen voor eigen gebruik aan de voordeur immers soft drugs aanschaffen, maar de verkoper mag via de achterdeur niet meer dan 30 gram op een bepaald tijdstip in huis laten komen. Een coffeeshop is daardoor in feite gedwongen om de regel te overtreden. Maar trekken we de gevallen eraf waarin niet aan die 30-gramsnorm was voldaan, dan nog bezat 44% van de in totaal 402 onderzochte ondernemers heuse criminele antecedenten (Let wel: criminele antecedenten alln vormen nog geen reden om een exploitatie-vergunning te weigeren). In het geval van automatenhandelaren (waarover hieronder meer) heeft een onderzoek van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten laten zien dat er landelijk geen overzicht bestaat van geweigerde of ingetrokken vergunningen en dat de bestuurlijke decentralisatie met zich heeft meegebracht dat een exploitant die in een bepaalde gemeente is geweigerd, elders opnieuw kan beginnen. Maar ook wanneer de plaatselijke autoriteiten er weet van hebben dat de exploitant in strijd handelt met de aanwezigheids- en/of speelhalvergunning, wordt de strengste sanctie - intrekking van de vergunning - in de praktijk vrijwel nooit toegepast. Maar nu een stap verder dan de antecedenten van de ondernemers. De politie heeft een rijtje indicatoren geformuleerd die mogelijk wijzen in de richting van criminele praktijken binnen de horeca. Het gaat om indicatoren als het hebben van hoofdvestigingen in het buitenland, de registratie van een groot aantal rechtspersonen tegelijkertijd zonder duidelijke bedrijfsomschrijving, het certificeren van aandelen, meldingen bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT), directe informatie over betrokkenheid bij georganiseerde misdaad en nog meer. Toegepast op de Amsterdamse horeca leverde deze lijst met indicatoren vijf bedenkelijke netwerken op, zeg criminele organisaties. Het eerste netwerk bestaat uit 40 bedrijven en 16 rechtspersonen die in handen zijn van n familie die grote belangen heeft in het gebied van de Amsterdamse Wallen. Het is een van de buitenlandse organisaties die in het hoofdstuk dat over de Wallen handelt (5), wordt genoemd en waarvan de naam niet algemeen bekend is. Er zijn verder twee organisaties die hun hoofdzetel hebben op de Wallen, maar die ook buiten dit gebied actief zijn in de horeca. Voorts hebben twee organisaties hun zakelijke belangen niet in hoofdzaak in het Wallen-gebied. Naast deze grote vijf zijn er nog twintig andere netwerken met aanmerkelijke belangen in de horeca. Dit alles overziende kwam het onderzoeksteam van de politie dat deze feiten aan de oppervlakte bracht, tot de conclusie dat ten minste een vijfde van alle horeca-ondernemingen in Amsterdam direct of indirect wordt gecontroleerd door de georganiseerde misdaad.

Op grond van de gegevens die dit team naar boven heeft gebracht menen ook wij dat deze conclusie gerechtvaardigd is, en dat de concentratie die in de Amsterdamse horeca valt te bespeuren, niet slechts berust op de wetten van vraag en aanbod, maar dat de markt inderdaad wordt verstoord door infiltratie en oneerlijke concurrentie door de georganiseerde misdaad. Het is namelijk de stellige indruk bij specialisten van het HIT dat niet iedereen zich in bepaalde delen van de stad met een horeca-vergunning kan vestigen zonder
toestemming.
De vereniging van handelaren in speelautomaten (VAN) zit met de bevindingen van de Amsterdamse politie in haar maag, omdat vroegere en huidige criminele activiteiten van sommige van haar leden haar onderhandelingspositie ten aanzien van de Amsterdamse overheid danig verzwakken en zij zodoende niet het voorstel kan tegenhouden om het aantal speelautomatenhallen tot 25 te beperken en in zogenaamde hoogdrempelige gelegenheden nog slechts 2 speelapparaten toe te staan. De VAN is in Amsterdam niet representatief en vertegenwoordigt slechts 39 van de in totaal 147 automatenexploitanten. Onder de leden zitten wel de groten, maar er is geen sluitend mechanisme om de kwaden te royeren. Men heeft slechts n van de vijf grote criminele organisaties die in de horeca zijn genfiltreerd, kunnen royeren en het is nog niet duidelijk of dit royement voor de rechter zal standhouden. Zelfs de twee exploitanten die vroeger tot de clan van Bruinsma behoorden en die nu worden verdacht van zeer ernstige mishandeling van een werknemer die om verbetering van zijn arbeidsomstandigheden had gevraagd, maken er nog deel van uit. De zgn. 2-0-0-optie voor het plaatsen van speelautomaten in respectievelijk natte en droge horeca en in kantines, is intussen een feit en de meest verslavende machines (random runners) zijn verboden. Deze ontwikkeling vraagt natuurlijk wel om het ontstaan van een nieuw illegaal gokcircuit en dat is er dan ook gekomen. In de Jordaan kan men kaarten bij S. zonder dat duidelijk is wat er precies gebeurt.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken