6.2. Benvloeding van de branches

Racketeering van legale branches is een van de klassieke activiteiten van criminele groepen in Itali, Japan en de Verenigde Staten. Criminelen pogen zwakke bedrijven door middel van (het dreigen met) geweld in de macht te krijgen, af te persen en/of protectie te laten betalen of eventueel door middel van hun eigen illegale bedrijven de legale concurrentie uit te schakelen.

Uit de deelrapporten van Bovenkerk en van Bruinsma over de georganiseerde misdaad in de legale branches is een van uitkomsten dat infiltratie, afpersing en overname meestal gebeurt in de directe omgeving waar criminele groepen zich vestigen. Elders wordt pas genvesteerd indien dat voor de criminele activiteiten daar van belang is.

Met deze kennis is het van belang in de lokale studie aandacht te schenken aan de relaties tussen criminele groepen en de legale branches in onze drie steden. In de opzet van het onderzoek (hoofdstuk 2) hebben wij gemeld dat de tijdsdruk waaronder de studie moest worden verricht, vooral een negatieve uitwerking heeft gehad voor de verzameling van de gegevens voor deze onderdelen van de studie. Diverse geplande gesprekken met lokale experts die goed op de hoogte zijn van het wel en wee van de legale economische sectoren in de stad, moesten wegens tijdgebrek achterwege blijven of tot een minimum worden beperkt. Dit heeft uiteraard gevolgen voor de waarde van de conclusies die wij kunnen trekken. Het bovenstaande wil niet zeggen dat wij helemaal met lege handen staan. Met behulp van en door politiemensen ter plekke is bij diverse instanties en personen (achtergrond)informatie ingewonnen en vervolgens gevraagd of men in een bepaalde branche kennis had van het optreden, in welke vorm ook, van criminele groepen. De gegevens die deze dataverzameling heeft opgeleverd, gevoegd bij de enkele gesprekken die zijn gevoerd en gevoegd bij de kennis die uit de politiegegevens naar voren komt, stellen ons in staat om met enige terughoudendheid antwoord te geven op de vraag of georganiseerde misdaad in de legale branches van de drie steden aanwezig is.

De politie heeft tot voor kort weinig interesse vertoont voor het verzamelen van gegevens over branches (Van Klaveren, 1994; Daniel en Veldhuis, 1994). Fraudeurs, oplichters en andere (georganiseerde) misdadigers opereren tegenwoordig ook in deze branches en het is derhalve noodzakelijk de stevenen te wenden. De drie korpsen zijn recentelijk een innovatief traject ingeslagen met het doel de informatiepositie en informatie-organisatie drastisch te veranderen. Ons onderzoek vindt juist op het moment plaats dat deze verandering plaatsvindt. Noot

Voor onze studie betekent dit dat de meeste oude politiegegevens alleen informatief zijn over de illegale werelden in de drie steden. Om een meer evenwichtige kijk op de legale branches te krijgen, hebben de drie korpsen op ons verzoek aparte uitdraaien gemaakt van zachte gegevens over allerhande onderwerpen die ook maar iets te maken hebben met de legale branches.

In deze paragraaf worden de volgende branches onder de loep genomen: de textielnijverheid, de bouwnijverheid, de autobranche, de horeca, de onroerend-goedbranche en de afvalverwerkingsbranche. Over het transportwezen is ons niets bekend en zal daarom buiten beschouwing blijven.

De textielnijverheid

Enschede, de textielstad bij uitstek in Nederland, heeft door de ineenstorting van de textielnijverheid harde klappen gehad. Als gevolg van de verplaatsing van de textielindustrie naar lage-lonenlanden, raakten grote aantallen werknemers zonder werk. Deze slag is Enschede nooit helemaal te boven gekomen. De textiel zou
nooit meer terugkeren in de stad, zo vermoedde men in die dagen.
Ruim dertig jaar later zorgen de economische ontwikkelingen ervoor dat in Nederland de naai- of loonconfectie-ateliers als paddestoelen uit de grond schieten. De snelle veranderingen in de smaak van het jonge publiek dwingen groothandelaren, opdrachtgevers en winkels geen grote voorraden meer aan te houden. Om toch aan de steeds wisselende vraag van de klanten te kunnen voldoen, versterken deze bedrijven daarmee een behoefte aan produktie om de hoek.

Het zijn voornamelijk de Turken geweest die in het gat van de markt zijn gesprongen, omdat zij met deze vorm van produktie in het thuisland ervaring hebben.
Het aantal bedrijven in Nederland steeg spectaculair van 28 in 1981 tot ongeveer 1.000 in 1993 (Van Vondelen, 1993). In Amsterdam alleen al zouden ongeveer 600 tot 700 legale en illegale naai-ateliers bestaan. In het begin waren de confectie-ateliers bijna alle legaal, maar toen de prijzen gingen dalen, de concurrentie toenam en het aanbod van illegale werkers in Nederland almaar groter werd, gleden de meeste legale ateliers af naar een gedeeltelijke en later zelfs naar een volledig illegale bedrijfsvoering. Zwartloonbetalingen, werken met illegale vreemdelingen en handel in valse facturen waren instrumenten om het hoofd boven water te houden.

De strenge aanpak in de Randstad van wat de confectiefraude werd genoemd, had tot gevolg dat de ateliers zich verplaatsten naar het oosten. Het zijn vooral Almelo en Enschede die in de jaren tachtig en negentig regelmatiger met het verschijnsel te maken kregen. De autoriteiten in Enschede waren niet gelukkig met deze, voor een deel illegale, tak van industrie, omdat de arbeidsomstandigheden vaak slecht waren en er allerlei overtredingen werden geconstateerd met betrekking tot zaken die tegenwoordig onder de Arbowet vallen. In 1990 werden 25 illegale naai-ateliers opgespoord. Een stringent optreden Noot heeft het aantal naai-ateliers in Enschede doen verplaatsen naar Almelo, waar zij ook door daar wonende Turken in handen zijn, of naar Oost-Europa (Polen).

Een inventarisatie van alle confectie- en naai-ateliers in Enschede die op ons verzoek door de Kamer van Koophandel is vervaardigd, laat het volgende zien. Er staan in 1995 72 ateliers ingeschreven. De meeste daarvan zijn al jaren bestaande bonafide bedrijven (gemiddeld 15 jaar oud). De oudste vier dateren uit 1919. Zij zijn voornamelijk in handen van autochtone Enscheders die vroeger werkzaam waren in de textielindustrie. Er zijn ongeveer 10 Turkse naai-ateliers in de stad (begin 1995).

Hoewel de gezamenlijke opsporingsinstanties nog wel eens incidenteel een kleine illegale werkplek ontdekken, stelt men dat het verschijnsel vrijwel helemaal is uitgebannen. Van enige betrokkenheid van georganiseerde misdaad is volgens deze opsporingsorganen geen sprake. Ook de politiebronnen laten geen gegevens zien die wijzen op geweld, afpersing of iets dergelijks in deze wereld van de textiel in Enschede. In Nijmegen bestaan 29 confectie- of naai-ateliers die alle geregistreerd staan bij de Kamer van Koophandel en de Belastingdienst. Een aantal daarvan is in handen van Chinese en Vietnamese eigenaren. Er bestaan vier Turkse ateliers en de overige staan op naam van Nederlandse vrouwen. In hoeverre met katvangers wordt gewerkt, is onbekend, evenals het bestaan van illegale ateliers. In het begin van de jaren negentig is een van de confectiebedrijven die in financile moeilijkheden verkeerde, in handen gevallen van enkele, eerder in deze lokale studie besproken, fraudeurs. Deze BV was binnen een maand van naam veranderd en helemaal leeg geplunderd. Meer is over naai-ateliers in Nijmegen niet bekend. Bij de politie en andere opsporingsdiensten bestaan geen gegevens die wijzen op de aanwezigheid van criminele groepen in deze branche.

In Arnhem ten slotte zijn geen gegevens voor handen over het aantal gevestigde confectie- en naai-ateliers. De opsporingsinstanties hebben medio 1993 drie illegale Turkse ateliers ontdekt. Hierin waren per bedrijf ongeveer 10 tot 15 illegale vreemdelingen werkzaam. Bij de politie is niet bekend of de georganiseerde criminaliteit bij deze branche is betrokken.

Recapitulerend, het is zeer onwaarschijnlijk dat criminele groepen de textielbranche in de drie steden in hun greep hebben of dat er protectie en afpersingspraktijken plaatsvinden.

Bouwnijverheid

De bouwnijverheid is voor de drie korpsen een onbekend terrein. Enerzijds betekent dit dat de politie niet over goede informatiebronnen beschikt. Zij weet daardoor nauwelijks wat zich in die branche afspeelt. Anderzijds zou de aanwezigheid van geweld, afpersingen, protecties en gedwongen aanbestedingen van bouwprojecten op de een of andere manier tot de politie moeten zijn doorgedrongen. Omdat in de landelijke studie naar de georganiseerde criminaliteit in de bouwbranche een soortgelijke conclusie werd getrokken, mag men redelijkerwijs aannemen dat zulks niet het geval is.

Dat ligt anders met de koppelbazerij. Alle drie steden hebben te maken met koppelbazerij, al verschilt de aard en de omvang van het verschijnsel per stad.
In Enschede zijn volgens de plaatselijke kantoren van het SFB en het GAK vijf kleine koppelbazen actief. Zij leveren elk ongeveer 5 tot 10 werknemers af aan bouwputten in Duitsland. In de Nederlandse bouw opereren zij niet. Het zijn kleine sjoemelaars die gebruik maken van de marktsituatie van het buurland en die werknemers met een uitkering een dubbel inkomen garanderen. Zij rijden zelf de bouwvakkers met busjes naar Duitsland. In Arnhem heeft een koppelbaas weinig te duchten van de politie omdat koppelbazerij daar nauwelijks aandacht geniet en de politie dat eigenlijk een civielrechtelijke zaak vindt waarmee andere overheidsorganen zich mee dienen te bemoeien. In 1990-1991 had men te maken met n grote fraudezaak (zie ook hoofdstuk 5) met een zwendel in BV's waarbij door de fraudeur ook illegaal arbeiders te werk werden gesteld in Duitsland. Een tweede zaak van koppelbazerij werd in 1993 geconstateerd. Ook hier ging het om het leveren van illegaal personeel aan Duitse bouwplaatsen. De verplichte betalingen aan de belastingen en sociale premie-afdracht verdwenen in de zakken van de koppelbaas. Nadien zijn er geen koppelbazen meer door de politie gesignaleerd. Of dat werkelijk zo is, mag worden betwijfeld omdat uit Nijmeegse politiegegevens blijkt dat wel degelijk Arnhemmers bij koppelbazerij zijn betrokken. Nog steeds vormt niet de Nederlandse maar de Duitse bouwnijverheid het doel van de illegale tewerkstelling.

In het begin van de jaren zeventig speelden enkele grote koppelbaaszaken in Nijmegen. De herkomst en het milieu waarin koppelbazen verkeerden, deden hun imago in die tijd weinig goed: louche en in veel gevallen jonge, gewelddadige onderwereldfiguren die eerder als uitsmijters/portiers, pooiers en kroegbazen werkten. In de kroeg betaalden zij op vrijdagmiddag de lonen uit en ook dat gebeurde niet altijd eerlijk. Massale vechtpartijen in kroegen waren, mede onder invloed van alcohol, schering en inslag als gevolg van ontevreden bouwvakkers die verhaal gingen halen voor te weinig uitbetaalde lonen.

Vooral grenssteden als Nijmegen kregen steeds vaker te maken met het verschijnsel koppelbazerij. Koppelbazen hadden namelijk hun werkterrein verlegd naar Duitsland. De bouw van het Olympisch dorp te Mnchen zorgde voor een enorme vraag aan geschoolde bouwvakkers. De koppelbazen uit Nijmegen voorzagen in deze vraag.

In de jaren na 1981 verdween het verschijnsel vrijwel van Nijmeegse bodem. Ondanks de aanscherping van de Wet Ketenaansprakelijkheid in 1991, steekt de koppelbazerij in de bouw in de jaren negentig weer de kop op. Het op grote schaal frauderen met BV's, het laten failleren van BV's wanneer dat zo uitkomt, het leegplunderen van G-rekeningen, het werken met stromannen en met internationale, grensoverschrijdende bedrijfjes kenmerkten de moderne Nijmeegse koppelbaas van de beginjaren negentig. Omdat in Nederland de hoofdaannemer aansprakelijk kon worden gesteld, moest de koppelbaas voldoen aan de wettelijke vereisten van de Wet Ketenaansprakelijkheid (G-rekening, e.d.). Daardoor moesten koppelbazen, nog meer en ingenieuzer dan in het verleden, hun toevlucht zoeken in BV-fraudes.

Veel van de Nijmeegse verdachten uit de dossiers zijn dan ook mannen die in vroeger tijden zich ook schuldig hebben gemaakt aan koppelbaaspraktijken. Zij zijn in de leeftijd van ongeveer tussen de veertig en de vijftig jaar. In enkele zaken zijn jongere nieuwkomers bij hun activiteiten betrokken. De meeste koppelbazen opereren solistisch maar werken toch ook wel veel samen met hun oude vrienden. Zo ontstaat het beeld van een los samenwerkingsverband van mensen die de ene periode intensief met elkaar samenwerken maar in een andere periode elkaar mijden en nieuwe partners zoeken.

De koppelbazen zouden in meerderheid uit het milieu zijn voortgekomen en daaraan nog steeds geparenteerd zijn. Dit betekent dat zij soms ook andere misdrijven plegen, zoals enkele vormen van fraude en handel in softdrugs. In de dossiers wordt zelden melding gemaakt van geweld. Wanneer er sprake is van geweld, dan is dat tegen elkaar of door werknemers die niet door hen worden betaald. Zo is er een jonge koppelbaas in de stad die telkens probeert onder de uitbetalingen uit te komen. Dat wordt hem niet in dank afgenomen omdat hij daarmee de markt voor de andere koppelbazen verstoort. Hij bedient zich tegenwoordig van bodyguards om zich verontwaardigde bouwvakkers of concurrerende koppelbazen van het lijf te houden. De laatste twee jaar verandert er veel. Hoewel de moderne koppelbaas al meer pogingen in het werk stelde om het aureool van de nette zakenman te creren, slaagt hij daar de laatste twee jaar beter in. Er zijn namelijk nieuwe mogelijkheden in de wetgeving ontdekt die van de koppelbaas nu een arbeidsbemiddelaar maakt en geen koppelbaas. De werkwijze is aangepast aan de huidige tijd. Er wordt niet meer vanuit kroegen gewerkt, maar vanuit respectabele kantoorpanden met gebruikmaking van (voor een deel) onwetend personeel en van een lek in de wetgeving: het E-101-formulier.

Het E-101-formulier is een verklaring waarmee een werknemer als zelfstandige staat ingeschreven. Zelfstandigen zijn zelf verantwoordelijk voor de afdracht van premies en belastingen en niet het bedrijf dat van hun arbeid gebruik maakt of de koppelbaas. Daardoor ronselt of verhuurt de koppelbaas niet meer maar bemiddelt tussen bouwondernemer en zelfstandige. Om deze bemiddeling zo gladjes mogelijk te laten verlopen, worden deftige kantoorpanden aan de singels ingericht waar (doorgaans onwetende) studenten en huisvrouwen de 40 tot 60 telefoonlijnen bedienen Noot . Telefonisch worden vakmensen gebeld of kunnen bouwvakkers zich melden, worden bouwputten in Nederland en Duitsland dagelijks opgebeld om de behoefte aan personeel te peilen en zonodig personeel aan te bieden. Een groot aantal faxen vergemakkelijkt het zaken
doen.
De koppelbaas ontvangt voor zijn bemiddeling per uur per bouwvakker 10 tot 20 gulden (mark). De ZZP'er behoort de premies en belastingen te betalen, maar kan en wil dat niet. Eventuele risico's zijn voor de individuele werker die uit Engeland (waar gemakkelijk zo'n E-101 formulier wordt afgegeven) voor werk in Duitsland wordt geronseld.

De beide landen derven hierdoor de inkomsten uit werkgeverspremies en belastingen. Vanuit Nijmegen wordt al heel lang internationaal gekoppeld. In Ierland en Engeland waar een overschot is aan bouwvakkers, wordt geronseld via advertenties in dag- en weekbladen. Daarin worden zij opgeroepen een bepaald telefoonnummer in Nijmegen te bellen. Via dat telefoonnummer worden zij een aantal malen doorverwezen naar andere telefoonnummers, waarna uiteindelijk een afspraak wordt gemaakt zich op een bepaalde tijd in de stationsrestauratie van Nijmegen te vervoegen.

Zij hebben in Ierland of Engeland een zelfstandigenformulier aangevraagd en gekregen, want zonder zo'n verklaring neemt de koppelbaas niemand aan. Voor de zekerheid wordt hen nogmaals een formulier ter ondertekening voorgelegd waarin zij verklaren als zelfstandige te werken. De verklaringen die de tussenpersoon ter ondertekening voorlegt, zijn in het Duits opgesteld omdat het werk in Duitsland moet worden verricht. Na ondertekening worden zij gezamenlijk per busje naar diverse Duitse bouwputten gebracht om het aangenomen werk te verrichten. Zij werken doorgaans 10 uur per dag en 7 dagen in de week. De bouwvakkers krijgen ter plaatse van een Duitse tussenpersoon van de Nijmeegse koppelbaas per uur uitbetaald (ongeveer 22 DM per uur) en dat is altijd meer dan zij in Ierland of Engeland netto zouden verdienen (ongeveer f.10). De Duitse aannemer betaalt ongeveer 45 DM per uur uit aan de koppelbaas. Dit bedrag is ongeveer 15 DM lager dan wanneer de aannemer legaal een Duitse bouwvakker in dienst zou nemen. De koppelbaas verdient aldus ongeveer 20 DM per uur per bouwvakker en de Duitse aannemer ongeveer 15 DM per uur per bouwvakker.

Koppelbazen kunnen nog altijd in Duitsland actief zijn, omdat daar niet zoiets als een Wet Ketenaansprakelijkheid bestaat die hoofdaannemers aansprakelijk stelt voor het niet afdragen van belastingen en sociale premies door koppelbazen.

Recapitulerend, in vergelijking met de twee andere steden zijn in Nijmegen de meeste koppelbazen actief. Vormen van racketeering, zoals afpersing, protectie, ontvoeringen, brandstichtingen en liquidaties in de bouw, zijn in geen van de drie steden, zo lijkt het althans, aanwezig. Ook zijn geen criminele groepen in de politiedossiers aangetroffen die, zelfs al was er maar de geringste aanwijzing, een betrokkenheid hebben in de lokale bouwnijverheid. Er zijn geen Italiaanse, Japanse of andere groepen in de steden bekend.

Overname onroerend goed

Met betrekking tot het beleggen van crimineel geld bestaan er grote verschillen tussen de drie steden. Het optreden van Turkse groepen in de steden leidt slechts in Arnhem tot aankopen van onroerend goed in het Spijkerkwartier. Het meeste geld dat door Turken met hun heronehandel wordt verdiend, wordt naar Turkije gebracht.

De meeste beleggingen in een stad worden over het algemeen gedaan door autochtone criminele groepen (Abadinsky, 1991). Zij hebben meestal hun roots in de stad, zijn daar groot geworden en beleggen daar ook liever.

Er zijn in Enschede geen aanwijzingen dat op grote schaal met crimineel geld onroerend goed wordt opgekocht. Slechts in zeer beperkte omvang beleggen de plaatselijke criminele groepen als dekmantel in de horeca of in een enkel bedrijf. Dit heeft vermoedelijk te maken met de schaal waarop wordt gehandeld in verdovende middelen. Zoals wij eerder in deze lokale studie hebben gezien is van groothandel in drugs in deze stad nauwelijks sprake. Van de meeste groepen die bekend zijn, is hun bestedingspatroon zo uitbundig, dat weinig geld meer overblijft om daar op grote schaal onroerend goed van te kopen. De Turken in Enschede sturen, op een uitzondering na, voorzover ons bekend, vrijwel al het geld naar Turkije. De eventuele verdiensten zijn in het verleden gebruikt om de panden waarin coffeeshops zijn gevestigd, te kopen en een enkeling heeft geld genvesteerd in een shoarmazaak, een enkel caf, een uitzendbureau, een im- en exportbedrijf of een wasserij. Van een Turkse criminele groep die handelt in herone is bekend dat zij via een Nederlandse stroman horecagelegenheden opkoopt. Tot dusverre zijn zeven cafs en bars in het bezit van de groep gekomen. De coffeeshops zijn vrijwel alle in handen van de autochtone en allochtone handelaren. Meer concrete informatie over de onroerend-goedsector is niet bekend. Wel wordt door zegslieden uit de plaatselijke makelaardij gemeld dat de laatste jaren steeds vaker Turken zich bij hen melden voor het kopen van onroerend goed. Het vele cash geld waarmee zij panden willen kopen, staat niet in verhouding met datgene waarover zij, gelet op hun inkomenspositie, redelijkerwijs zouden kunnen beschikken. Het is echter onbekend of al deze pogingen tot transacties in onroerend goed een criminele
achtergrond hebben.
Hetzelfde geldt voor de aankoop van onroerend goed door Russen in Enschede en de omgeving. Ook hierover bestaan slechts vermoedens bij politie en justitie. Een enkele politieman die met de binnenstad vertrouwd is, wijst op biljartpools in de stad, waar nauwelijks een klant te vinden is, maar waar toch hoge omzetten worden opgegeven aan de belastingen. Volgens hem wijst dat op witwaspraktijken die door Amsterdammers, die de eigenaar zijn van de twee biljartgelegenheden, in Enschede en andere plaatsen in het oosten van het land worden gebruikt.

In Nijmegen bestaat geen goed overzicht van het onroerend goed dat autochtonen of allochtonen en buitenstaanders in hun bezit hebben. Over het bezit van onroerend goed door criminele groepen weet geen instantie in de stad op dit ogenblik iets te melden. Volgens enkele zegslieden zouden koppelbazen panden in de stad opkopen en deze vervolgens verhuren aan bedrijven en personen. Verder zou sprake zijn van de aankoop van enkele shoarmazaken, een snackbar en een caf in de stad door twee Turkse groepen die in de herone zitten. Uiteraard bezitten de handelaren in drugs de coffeeshops. Meestal wordt als bedrijfsleider een ander in het pand gezet waardoor de werkelijke eigenaar buiten beeld kan blijven. In Arnhem is meer aan de hand. De families die op groothandelsniveau in de heronehandel actief zijn, kopen in Turkije hotels, appartementen en restaurants op. Maar ook in Arnhem zelf zijn zij actief in de overname van onroerend goed. Het meeste onroerend goed betreft bedrijfspanden in de wijk Spijkerkwartier. Zij zouden volgens voorzichtige schattingen van de politie tussen de 50 tot 100 panden bezitten, deels cafs, winkels etc., deels woningen. Ongeveer de helft van deze investeringen zou in Arnhem hebben plaatsgevonden, merendeels in het Spijkerkwartier.

Allerlei in Turkse levensmiddelen gespecialiseerde winkeltjes (bakkers, groentewinkels, slagerijen), restaurants, koffie- en theehuizen, (afhaal)pizzeria's, (afhaal)shoarmazaakjes en dienstverlenende zaken als een Turks reisbureau, en tegenwoordig ook woonhuizen, zouden in het bezit zijn van deze Koerdische groepen. Het betreffen echter suggesties, harde gegevens hierover zijn niet aanwezig.

Geconstateerd kan worden dat er een afzonderlijke Koerdisch-Turkse wijk is ontstaan. De enclave wordt in het noorden scherp begrensd door de panden waar de Arnhemse exploitanten de raamprostitutie controleren en daarvoor de panden hebben opgekocht. Ten oosten, alsof er door iemand een streep is getrokken, zijn straten gelegen met relatief oude woningen met autochtone Arnhemmers en een studentenpopulatie en in het noordoosten is, gescheiden door n straat, een chique woonwijk gesitueerd. Het Turkse deel is in een periode van ongeveer vijf jaar opgekocht en heeft het gezicht van deze oude wijk in Arnhem geheel gewijzigd.

Recapitulerend, in Arnhem wordt relatief het meest in onroerend goed genvesteerd. In Nijmegen hebben enkele (voormalige?) koppelbazen zich begeven op de onroerend-goedmarkt. Voor het overige blijven de investeringen van criminele organisaties contextgebonden: mooie huizen voor henzelf, een caf of een shoarmazaak.

De horeca en het uitgaansleven

De horeca van Enschede is klein van omvang en overzichtelijk gesitueerd rond de markt in het centrum. Daar zijn de meeste kroegen en in de directe nabijheid van de markt zijn diverse restaurants. Het uitgaansleven in de stad is regelmatig gewelddadig. Na de sluiting van de disco's en bars is het in de binnenstad vaak lange tijd erg onrustig met jongeren die, onder invloed van veel alcohol, vernielingen aanrichten en elkaar en willekeurige passanten aanvallen. Geweld in de binnenstad is de naam van een van de nieuwe projecten die de politie samen met de horeca onderneemt om het excessieve geweld te keren (Jaarverslag 1994). Evenals in andere steden neemt volgens onze respondenten het wapenbezit onder de jongeren (vrijwel altijd jonge mannen) toe. Enschede voert een stringent beleid om het aantal speelautomaten verder terug te dringen. Er staan bij het CAD te Enschede 36 mensen geregistreerd die ernstige problemen ondervinden van hun gokverslaving. De eigenaars van de meeste horecagelegenheden kennen elkaar persoonlijk en vaak al vele jaren. Protectie komt niet voor, al is er in 1990 een poging ondernomen portiers op te dringen aan de kroegen. In samenwerking met de politie zijn deze pogingen verijdeld.

In de universiteitsstad Nijmegen wordt de horeca traditioneel sterk gedomineerd door de aanwezigheid van veel studenten. In het centrum zijn allerlei (goedkopere) restaurants gevestigd. Ook het aantal afhaalrestaurants neemt toe. Een aantal van deze restaurants en pizzeria's is in handen van Turkse criminele groepen. Evenals in Enschede zijn er in het verleden pogingen gedaan om protectie op te dringen. Samen met de politie heeft de plaatselijke horeca deze pogingen verijdeld. De plaatselijke politie heeft in het algemeen een goede verstandhouding met de horeca. Gezamenlijk worden allerlei maatregelen genomen om de overlast 's avonds en 's nachts zo veel mogelijk te beperken (Rapportage Bestuursafspraak, 1995).
Het aantal gokverslaafden in Nijmegen bedraagt ongeveer 100. Dit aantal is de laatste jaren toegenomen. De gokkasten in allerlei natte en droge gelegenheden trekken vooral jonge mensen aan. Er bestaan geen aanwijzingen dat de exploitanten van spelautomaten verbindingen hebben met criminele organisaties. Het casino in Nijmegen dat aan de vernieuwde Waalkade een bepaalde grandeur moet verschaffen, kent geen bijzondere moeilijkheden. Infiltratiepogingen door criminele groepen zijn bij de politie aldaar niet bekend, hoewel in de omgeving Chinese personen in groepsverband leningen tegen woekkerrentes aan armlastige goklustigen proberen te slijten.

De geschiedenis op de Korenmarkt heeft in Arnhem diepe sporen achtergelaten. De slag die toen door de politie is gewonnen, werkt nog altijd in haar voordeel. Er zijn in Arnhem geen gedwongen protectie en afpersingen bekend. Plannen van een Utrechts portiersbedrijf zich aan de horeca op te dringen, werden in 1991 snel in de kiem gesmoord. In Arnhem is, zoals wij hiervoor hebben gezien, een aantal horecazaken opgekocht door de Koerdische Turken. Ook de autochtone groepen bezitten veel bars en kroegen (al dan niet via stromannen). Het aantal restaurants dat zich vestigt in de stad, neemt nog altijd toe en bevindt zich in de nabijheid van de Korenmarkt en een ander plein.

Er staan overal speelautomaten, met als gevolg dat het aantal gokverslaafden in de stad nog altijd toeneemt. In Arnhem zijn er 109 verslaafden bekend die voor een misdrijf zijn aangehouden. Het werkelijke aantal zal vermoedelijk hoger liggen. Er bestaan geen aanwijzingen dat de exploitanten van spelautomaten verbindingen hebben met criminele organisaties.

Ook in Arnhem ontbreekt een registratie- en controlesysteem. De politie aldaar werkt wel aan een doorlichtingsmethode waarmee mogelijk de infiltratie van criminele groepen in de horeca in kaart zou kunnen worden gebracht. De toepassing van deze methode heeft tot dusverre nog niet geleid tot (voor ons) bruikbare resultaten.

Recapitulerend, in de drie steden lijken banden te bestaan tussen de horeca en criminele organisaties. Vooral in Arnhem zijn horecapanden met misdaadgelden gefinancierd. In de drie steden zijn begin jaren negentig pogingen tot protectie ondernomen die in de kiem zijn gesmoord. Relaties tussen speelautomaten en criminele organisaties zijn niet vastgesteld.

De autobranche

In de criminaliteitscijfers van elke stad is te zien dat elke stad te maken heeft met verschijnselen als autokraken, joyriding en autodiefstallen. Enschede heeft daar verhoudingsgewijs het minste mee van doen. Nijmegen spant de kroon Noot ; vrijwel het driedubbele aantal auto's wordt daar gestolen. Noot Dit aantal is voor de Nijmeegse politie aanleiding geweest enkele inventarisaties te maken van de situatie in Nijmegen en omstreken. Bij deze inventarisaties, waarin de politie het antwoord schuldig moest blijven wie nu eigenlijk de daders van autodiefstallen zijn, is het echter gebleven. Speciale opsporingsteams voor autodiefstallen zijn er niet opgericht, omdat de politie geen specifieke verdachten op het oog had. In Nijmegen zal, zoals het landelijke onderzoek van Bruinsma naar georganiseerde (vracht)autocriminaliteit laat zien, het beeld van de dadergroepen niet veel van het landelijke afwijken. Met name lokale criminele groepjes van 4 tot 5 man die op een of andere manier iets te maken hebben met de legale autobranche, zijn actief op het gebied van autodiefstal en het omkatten van auto's. Er zijn in ieder geval bij het korps vijf garages en vier autosloperijen bekend waarvan de politie weet dat daarin gestolen auto's worden omgekat en verhandeld. Met deze kennis wordt echter niets gedaan. Het hoge aantal gestolen auto's in Nijmegen moet ergens door worden veroorzaakt. Het is denkbaar dat de ligging van Nijmegen aan de grens voor het relatief hoge aantal autodiefstallen verantwoordelijk is. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat het verschijnsel joyriding daar veel vaker voorkomt.

In Enschede worden, zoals gezegd, relatief weinig auto's gestolen. Een reden daarvoor is niet direct aan te geven omdat in de stad wel criminele groepen actief zijn (geweest) in de illegale autohandel. Enkele woonwagenbewoners in het bezit van autosloperijen stelen auto's en katten ze weer om. De politie verdenkt zes garages en drie autosloperijen ervan direct of indirect betrokken te zijn bij autodiefstallen en het vervolgens omkatten daarvan en het weer terug in het legale circuit brengen van gestolen auto's. De aandacht van de Enschedese politie is de laatste jaren vooral gericht geweest op de bestrijding van Oosteuropese criminele groepen die landelijk actief waren met autodiefstallen en de verplaatsing naar markten in Rusland en de Oekrane. Zij heeft zich minder met lokale groepen van autodieven beziggehouden. De lokale criminele groepen gebruiken deze autobedrijven tevens om geregeld softdrugstransacties af te sluiten of de garage als tijdelijke opslagplaats voor drugs te gebruiken. Verder is er een autobedrijf dat auto's least aan bekenden van de politie. Enkele kampers en Turken die actief zijn in de softdrugs en de herone gebruiken lease-auto's om
daarmee de opsporing van de politie te bemoeilijken.
In Arnhem wordt helemaal geen aandacht besteed aan autodiefstallen of aan criminele groepen die zich toeleggen op autodiefstallen en het omkatten van gestolen auto's. De politie heeft ook geen zicht op de autobranche in die stad. Over in hoeverre garages en autosloperijen zijn betrokken bij dit soort van illegale activiteiten, kan de politie geen enkele inhoudelijke mededeling doen. Er valt derhalve weinig over te zeggen.

De afvalverwerkingsbranche

Door de Kamer van Koophandel van Arnhem is meegedeeld dat in maart 1995 22 bedrijven onder de naam afvalverwerkingsbedrijf/-transport staan vermeld. Het grootste deel daarvan (14) is een transportbedrijf dat een vergunning heeft voor het vervoeren van afval en 5 bedrijven die zand en grint verhandelen. Er zijn 3 bedrijven die afval verwerken. Tot en met het jaar 1992 is er geen registratie bijgehouden over het aantal milieudelicten.

Pas in 1993 is voor het eerst een computerbestand aangemaakt waarin milieu-incidenten konden worden vermeld. De aantallen die door de Arnhemse politie worden opgegeven, zijn uitermate twijfelachtig. Zo worden voor Arnhem in het jaar 1994 4.417 milieu-incidenten gemeld, waaronder alles kan vallen, terwijl voor heel Nederland er ongeveer 6.500 bekend zijn bij het CBS. Op grond van deze cijfers valt er voor Arnhem nauwelijks iets zinnigs te melden. Daarbij komt dat geen enkel opsporingsonderzoek betrekking had op ernstige en zware milieuvergrijpen.

Op de vraag in hoeverre er criminele groepen actief zijn in de Arnhemse afvalverwerkingsbranche, kan dus helemaal geen antwoord worden gegeven.
In tegenstelling tot Arnhem is in Enschede wel sprake van politile aandacht voor het milieu. Binnen de regiopolitie is afgesproken dat in 1994 ten minste 3% van de totale capaciteit dient te worden besteed aan milieuhandhaving. Er wordt door de politie zelfs een afzonderlijk jaarverslag over het milieu vervaardigd. Een groot deel daarvan is voor ons deelrapport niet relevant omdat het gaat over kleine zaken. Er zijn in Enschede 22 bedrijven met een milieuvergunning, waarvan er slechts 3 betrekking hebben op afvalverwerking. Er is een nevenvestiging van een internationaal afvalverwerkingsbedrijf en twee zogenaamde witgoedverwerkers (ontmantelen van koelkasten, e.d.). Verder zijn er diverse gemeentelijke afvalbrengpunten gevestigd, welke onder strenge controle van de gemeente en de milieupolitie staan. Van zware en ernstige milieucriminaliteit is geen sprake op een enkele zaak na. In 1993 is gebleken dat in de regio illegaal ziekenhuisafval uit Duitsland werd gestort. Hieronder zou zich ook radio-actief afval bevinden. Na een opsporingsonderzoek konden zes mannen worden aangehouden. Tot dusverre is van georganiseerde misdaad in de afvalverwerkingsbranche in de stad zeer waarschijnlijk geen sprake. In Nijmegen zijn meer afvalverwerkingsbedrijven gevestigd. Er zijn twaalf bedrijven die zich met de verwerking van chemisch afval, de opslag en de sortering van afval bezighouden. Hiervan is een deel van de overheid zelf. Nijmegen kende in 1993 19 milieuzaken en 36 in 1994. De regiopolitie heeft de afgelopen jaren enkele grotere milieuzaken ter behandeling gehad.

Een zaak uit 1992 betreft een bedrijf dat niet, zoals afgesproken, ondergrondse tanks reinigde en het afval ter vernietiging aan daartoe gequipeerde bedrijven afgaf, maar illegaal de olieresten in vaten bij andere bedrijven in de opslag dumpte. Een ander bedrijf stortte zich op de landelijke markt van verfinzameling. Het bedrijf had daarvoor geen vergunning, maar de praktijken werden gedoogd. Het is voor het bedrijf evenwel onmogelijk de aangeleverde hoeveelheden te verwerken. Daardoor wordt alles naar Frankrijk en Belgi gebracht (overigens weer zonder vergunning). Het bedrijf wordt niet of nauwelijks gecontroleerd door de overheid (laatste 3 jaar niet).

Gelet op de aard en de ernst van de delicten en op grond van het feit dat kleine familiebedrijven als dader zijn betrokken, kan van een penetratie van de milieubranche door de georganiseerde misdaad niet worden gesproken.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken