3.3 Huisvesting

De aard van het te verrichten onderzoek noopte de commissie te zoeken naar werk- en vergaderruimten die aan een aantal eisen moesten voldoen. Deze ruimten moesten optimaal beveiligd kunnen worden. Voorts noodzaakte de omvang van de staf van de commissie tot een ruim onderkomen. Daarnaast moest de commissie in staat zijn haar werkzaamheden in relatieve afzondering te verrichten.

Een verkenning van de mogelijkheden bracht aan het licht dat de Eerste Kamer over een aantal bruikbare ruimten beschikte. Na intensief overleg met de Voorzitter en de Griffier van de Eerste Kamer kon de commissie beschikken over de fractiekamers van de SGP, het GPV en de RPF alsmede de drie ruimten van de Stenografische dienst. Tevens mocht de commissie gebruik maken van de vergaderruimten van de Eerste Kamer. Deze afspraak gold aanvankelijk tot 1 oktober 1995. Tot tweemaal toe werd deze termijn verlengd; eerst tot 1 januari 1996 en vervolgens tot 1 maart 1996. Bovendien verleende de Eerste Kamer haar toestemming om de openbare verhoren in de gerestaureerde plenaire zaal te houden. De commissie is de Eerste Kamer hiervoor zeer erkentelijk.

Nadat de vereiste veiligheidsmaatregelen waren getroffen en het benodigde kantoormeubilair was aangeschaft, betrok op 1 januari 1995 de staf van de commissie de haar ter beschikking gestelde ruimten. Tot die tijd was de - overigens nog niet voltallige - staf van de commissie op de vierde verdieping van het Hotel in het gebouw van de Tweede Kamer gehuisvest.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken