4.4 Samenwerking

4.4.1 Samenwerking tactische recherche-eenheden van verschillende regiokorpsen

De regionalisering van de politie lijkt goeddeels een einde te hebben gemaakt aan de veelvuldige ad hoc verbanden waarin recherche-afdelingen van verschillende korpsen onderzoeken aanpakten. Onderzoeken door gecombineerde teams van centrale tactische recherche-afdelingen uit verschillende regiokorpsen zijn minder noodzakelijk dan vroeger. De regionale rechercheteams zijn van een behoorlijke omvang en kunnen meestal ook nog putten uit recherchecapaciteit bij de districten. Voor grote, regio-overschrijdende onderzoeken zijn bovendien kernteams werkzaam.

Toch is het mogelijk dat informatie waarover een willekeurig recherche- team beschikt voor een ander team van belang is. Dit kan worden kenbaar gemaakt door tussenkomst van de hierna te bespreken Afdelingen recherche-informatie (ARI's) of anders door de vele (mondelinge) contacten tussen rechercheurs in den lande. De Wet op de politieregisters legt nauwelijks beperkingen op aan het verstrekken van gegevens door de tactische recherche aan andere politiediensten of aan bijzondere opsporingsdiensten. Verstrekking van gegevens aan de bijzondere opsporingsdiensten kan, als zij die gegevens voor hun onderzoek nodig hebben. De wet eist wel registratie van de verstrekking. Dat laatste lijkt amper te gebeuren, behalve daar waar de registratie langs geautomatiseerde weg vanzelf plaatsvindt. Mondelinge verstrekkingen worden doorgaans niet geregistreerd. Bij schriftelijke verstrekking van informatie geeft men de voorkeur aan toezending van een bestaand proces-verbaal of rapport. De praktijk is dat men een copie van het stuk aan een collega-opsporingsambtenaar doet toekomen. Daarbij wordt dan afgesproken dat wanneer het stuk relevant is voor de strafrechtelijke behandeling, het via het openbaar ministerie officieel wordt toegezonden. Schriftelijke verstrekking van gegevens in andere vorm lijkt niet voor te komen.

Het is dus mogelijk tactische informatie uit een gerechtelijk vooronderzoek tegen A in een tactisch onderzoek tegen B te gebruiken. Soms is de politie geneigd in dit opzicht een grote geheimzinnigheid aan de dag te leggen en deze informatie als CID-informatie aan te leveren aan het andere korps.

4.4.2 CRI en ARI's

De Divisie centrale recherche informatie (CRI) is een landelijk, dienstverlenend onderdeel van de politie. De Divisie CRI levert strategische misdaadanalyse en recherche-expertise op tal van terreinen. Bovendien huisvest de CRI de Nederlandse afdeling van Interpol. Tenslotte beheert de CRI een aantal landelijke recherche-informatiesystemen. De CRI speelt een belangrijke rol bij de (inter)nationale informatie-uitwisseling. Tactische rechercheteams kunnen bij de CRI terecht als zij specialisten willen raadplegen of inhuren op het terrein van misdaadanalyse. Misdaadanalyse houdt - naast het verwerken en het veredelen van CID- gegevens - ook in het omgaan met statistieken over overvallen, woninginbraken, fietsendiefstallen, financile expertise (forensische accountants), kennis van vuurwapens, kinderporno, narcotica, enzovoort. De CRI wijst tevens de weg naar andere korpsen die met vergelijkbare onderzoeken bezig zijn.

De CRI beschikt onder meer over een vingerafdruk-databank, een databank met gegevens over reis- en verblijfsdocumenten en beheert het opsporingsregister, waarin alle door justitie gezochte personen in Nederland staan vermeld.

Naast informatie-uitwisseling met het buitenland via Interpol en de mogelijkheden die de Schengen Uitvoeringsovereenkomst en andere verdragen bieden, onderhoudt de CRI contacten met Nederlandse politie-verbindings-officieren (liaisonofficers) in tien vijftien landen. Deze kunnen desgewenst onderzoeken doen in de landen waar zij gestationeerd zijn en soms ook in buurlanden. Noot Rond 1992 heeft de CRI op vijf plaatsen in Nederland steunpunten ingericht; de zogeheten Afdelingen Recherche Informatie (ARI). De ARI's zijn opgericht vanuit de behoefte de CRI voor politie en justitie beter herkenbaar en toegankelijk te maken. De ARI's vormen nu het vaste aanspreekpunt voor politie, justitie en andere opsporingsinstanties inzake aangelegenheden van de CRI.

De steunpunten zijn gevestigd in Assen (ARI-Noord), Enschede (ARI-Oost), Eindhoven (ARI-Zuid), Rotterdam (ARI-Zuidwest) en Amsterdam (ARI-Noordwest). De ARI in Rotterdam telt 25 medewerkers, die in Enschede 10.
De mate waarin de ARI's hun interregionale functie waarmaken, lijkt niet altijd bevredigend: in Rotterdam is de ARI sterk op het regiokorps Rotterdam-Rijnmond gericht.
De ARI's fungeren als schakel tussen de CRI, de regiokorpsen en de kernteams. Zij zijn belast met de zorg voor de informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de CRI en de opsporingsinstanties binnen hun geografisch gebied, het leveren van concrete recherche-ondersteuning bij onderzoeken in de vorm van recherche-expertise of de bemiddeling bij het verlenen van (inter)nationale rechtshulp. De ARI's maken hierbij gebruik van expertise en informatie van andere afdelingen van de CRI.

Het blijkt voor veel politiemensen eenvoudiger te zijn om een ARI-collega in de buurt (voor sommigen hetzelfde gebouw) te raadplegen dan te bellen met het CRI-hoofdkantoor in Zoetermeer. Het is opmerkelijk dat zelfs de ARI's de afstand tot het hoofdkantoor als groot ervaren. Noot Evenals de CRI hebben de ARI's expertise op het terrein van CID-activiteiten Noot , observatie en infiltratie. Op dit terrein hebben de ARI-medewerkers met een CID-autorisatie de mogelijkheid contacten tussen de regionale CID-en en de experts van de CRI of deskundigen in andere korpsen tot stand te brengen. De ARI-Noordwest heeft een liaisonfunctie voor de CID van het kernteam Randstad Noord en Midden naar de CID-en van de regiokorpsen. Aangegeven is dat de ARI-Noord, de ARI-Zuid en de ARI-Noordwest zelf informanten runnen, veelal onder de vlag van de CID van een regiokorps.

4.4.3 Internationale samenwerking

Het internationale rechtshulpverkeer loopt in hoge mate via de CRI, al heeft ook veel informeel telefonisch contact plaats op regionaal niveau. In beide gevallen vervullen de ARI's een centrale rol. De CRI zendt hun de daar binnenkomende informatie. Tevens zijn de ARI's voor veel buitenlandse collega's het aanspreekpunt van een regiokorps of kernteam. Omgekeerd ontvangen de Nederlandse liaisonofficers in het buitenland vaak verzoeken van de ARI's en worden in dat opzicht aangestuurd door de CRI.

Naast deze informatie-uitwisseling is er samenwerking in concrete onderzoeken tussen tactische recherche-afdelingen uit verschillende landen. Deze samenwerking verloopt met sommige korpsen beter dan met andere.

In het buitenland heerst de opvatting: met Nederland valt niet samen te werken. In feite bedoelt men: met Amsterdam. Als ze met ons dan wel goed kunnen samenwerken, zijn ze verbaasd. Noot > In de grensstreken en op de recherche-opleidingsinstituten zijn inmiddels cursussen van start gegaan die leden van het openbaar ministerie en politieambtenaren vertrouwd moeten maken met de wijze waarop informatie-uitwisseling volgens de Wet politieregisters en de Schengen Uitvoeringsovereenkomst moet verlopen.

Het is niet uitgesloten dat het complexe karakter van de regelgeving de eenvoudige en duidelijk vastgelegde informatieverstrekking, die de regelgeving beoogde, in de weg staat: artikel 46 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst beslaat een halve bladzijde van het wetboek, artikel 13 Besluit politieregisters twee, artikel 552i Sv tot en met artikel 552m Sv nog eens een bladzijde, de richtlijn inzake de toepassing van artikel 552i Sv zes bladzijden.

Wellicht kan de praktijk na enkele jaren de vruchten van die cursussen plukken. Vooralsnog lijkt de drempel voor raadpleging van de regelgeving zo hoog, dat de meeste opsporingsambtenaren niet eens weten of zij wel of niet in strijd met de regelgeving handelen.

Gewoonlijk komt de internationale samenwerking ad hoc tot stand, naar aanleiding van onderzoeken in een bepaald land die leiden naar een ander land. Indien zij de juiste kanalen kennen, pakken de rechercheurs zelf de telefoon en nemen contact op met een bekende in het buitenland, die hun vertelt wat ze willen weten. Een volgende keer doen zij hetzelfde voor die buitenlandse collega. Gaat het om meeromvattende informatie, dan wordt een kopie van het relevante proces-verbaal verstrekt, waarop een groot stempel is gezet: niet voor bewijsbestemming. Een andere, gewaarmerkte kopie volgt dan langs de weg die wet en verdrag voorschrijven. De indruk bestaat dat geen registratie wordt gevoerd van de telefonische verstrekking of van het verzenden van gestempelde kopien.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken