6.7 Sturing en controle

6.7.1 De korpsbeheerders en de korpsleiding

De kernteams zijn beheers- en gezagsmatig ondergebracht bij bepaalde regiokorpsen en arrondissementen. Formeel ligt de beheersverantwoordelijkheid bij de korpsbeheerder van het regiokorps waar het team is gevestigd. Dat zijn de drie grote steden, Haarlem (kernteam Randstad Noord en Midden), Eindhoven (kernteam Zuid) en Zwolle (kernteam Noord-Oost-Nederland). Toch achten de korpsen die aan de kernteams personeel leveren, zich hiermee nog niet ontslagen van alle verantwoordelijkheden.

Als gevolg daarvan voert bijvoorbeeld de chef van het kernteam Noord-Oost-Nederland overleg met negen korpsbeheerders en negen korpschefs.
De betrokkenheid van de korpsleiding betreft vooral personele aangelegenheden. De rol van korpsbeheerder ligt voornamelijk bij de keuze van zaken, zij het dat deze feitelijk door politie en justitie worden voorbereid.

De heer Koekkoek :
U zei dat de driehoek van het kernteam de zaak ook moet afkaarten. Heeft u iets gemerkt van invloed van het bestuur, zeg maar de korpsbeheerder die tevens burgemeester van Eindhoven is, op de keuze van de projecten?
De heer Paulissen:
Hij heeft daar natuurlijk wel een stem in, maar ik heb sterk het gevoel dat hij zich ook laat leiden door hetgeen politie en justitie aandragen. Dus ik heb het idee dat hij op hoofdlijnen het proces volgt, dat hij nagaat of er goede dingen gebeuren die hij kan verantwoorden. Maar wat heel de voorbereiding van de onderzoeken betreft heeft hij een rol op afstand. Noot

6.7.2 Het openbaar ministerie

Een kernteam is gezagsmatig en beheersmatig opgehangen aan n hoofdofficier van justitie. In de praktijk wordt het gezag over de kernteams uitgeoefend door een door die hoofdofficier aangewezen kernteamofficier (of een officier unithoofd/georganiseerde misdaad). Noot

Alleen het ressort 's-Hertogenbosch beschikt - overeenkomstig de gedachte van n kernteam per ressort - over een eigen kernteam. In de ressorten Amsterdam en Den Haag opereren telkens twee kernteams. De ressorten Arnhem en Leeuwarden beschikken daarentegen tezamen over n kernteam.

Een niveau lager - en dichter bij het veld - staan de arrondissementen. Er blijken soms wrijvingen tussen de arrondissementen te bestaan. Deze zijn moeilijk op te lossen, want uiteindelijk kan de hoofdofficier van justitie van bijvoorbeeld Maastricht niet accoord gaan met het afstaan van zijn verantwoordelijkheid aan zijn collega in 's-Hertogenbosch, wanneer de kernteamzaak in het Limburgse arrondissement speelt. Maar ook binnen een arrondissement bestaat niet steeds volledige duidelijkheid in het bijzonder met het oog op de verhouding tussen kernteam- en CID-officier. Bij de meeste kernteams neemt de kernteamofficier een centrale plaats in, ook met betrekking tot door het kernteam te verrichten CID-activiteiten.

De heer Vos:
Mevrouw Gonzales, ik wil u eerst vragen stellen over uw werkveld als zodanig. Waar bestaat uw werk als kernteamofficier uit? Kunt u dat in het kort beschrijven?
Mevrouw Gonzales:
In Haarlem is er heel duidelijk voor gekozen dat de kernteamofficier tevens de CID-verantwoordelijkheid heeft voor het kernteam. Deze is dus tevens CID-officier, maar alleen van de CID van het kernteam. De nadruk van het werk ligt dan op de CID-fase en de zogenaamde proactieve fase. Het werk is in het algemeen voor een deel het opsporingswerk. Daar moet je bij het team bovenop zitten, dus nagaan welke methoden er worden gebruikt. Aan de andere kant moet je, juist als officier, toetsen aan de rechtmatigheid, dus: wat kan volgens de wet wel en niet.
De heer Vos:
U praat nu over uw CID-functie, maar kunt u iets vertellen over de kernteamelementen als zodanig? Wat is de functie van de officier van het kernteam?
Mevrouw Gonzales:
In feite heb je veel meer te maken met het aansturen van een aantal grote projecten die langer duren dan een paar weken. Je hebt te maken met een specialistisch team waarin alle onderdelen verenigd zijn: een eigen CID, een eigen observatieteam en een aantal tactische onderzoeken. Ook in de beheersmatige sfeer draai je mee in het reilen en zeilen van het kernteam. (...)

De heer De Graaf:
Maar heeft u nog wel voldoende distantie als officier als u eigenlijk deel uitmaakt van de leiding van het politieteam?
Mevrouw Gonzales:
Dat is altijd het punt dat je houdt als je als officier zo dicht op een opsporingsinstantie zit. Ik denk het wel, want ik ben juist de scharnier naar de zaaksofficier, mijn hoofdofficier en mijn unithoofd. En zij zijn mijn klankborden met wie ik dingen ook overleg, dus als het al zo is dat ik in mijn enthousiasme meer galoppeer waar het iets minder zou kunnen, dan heb ik altijd een paar mensen die aan de bel trekken en zeggen: heb je hier wel aan gedacht, of hoe zit dat? Ik denk dat daarmee de distantie wel verzekerd is. Noot
Op papier oogt de constructie kernteamofficier/CID-officier van justitie echter eenvoudiger dan in werkelijkheid het geval is.
Bij het kernteam Randstad Noord en Midden is de kernteamofficier tevens CID-officier voor zover het kernteamzaken betreft. Diezelfde constructie bestaat in Den Haag voor het kernteam Haaglanden. In Rotterdam zijn de functies van kernteam- en CID-officier van justitie verenigd in n persoon. De situatie bij het kernteam Zuid en het kernteam Noord-Oost-Nederland is minder overzichtelijk. Voor het kernteam Noord-Oost-Nederland is er een (Zwolse) kernteamhoofdofficier en zijn er twee kernteamofficieren, van wie n tevens CID-officier voor het kernteam is. Die opzet is in overeenstemming met beide betrokken procureurs-generaal. Men benadrukt daar dat collega CID-officieren op de hoogte worden gesteld van CID-activiteiten van het kernteam in hun arrondissement. Dit moet wel worden bezien tegen de achtergrond van het feit dat tot nu toe kernteamzaken vaak werden begonnen door een andere officier van justitie die de zaken dan moest overdragen aan Zwolle. Het kernteam Zuid heeft een cordinerend officier van justitie, die tevens CID-officier van justitie is. Hoewel bij dit kernteam slechts n ressort betrokken is, dragen twee parketten (hoofdofficieren) verantwoordelijkheid.

In Amsterdam is de positie van de kernteamofficier veel minder centraal waar het om beslissingen ten aanzien van de CID gaat. Dergelijke beslissingen worden door de CID-officier van justitie genomen. Tekenend is de mededeling dat de leiding van het kernteam de kernteamofficier best eens in de drie maanden wil bellen. Kernteamofficieren behandelen doorgaans geen zaken ter zitting. Dat gebeurt door een zaaksofficier van justitie. Het komt wel voor dat kernteamzaken steeds aan dezelfde zaaksofficier worden toebedeeld. Dat gebeurt bijvoorbeeld in Haarlem en in Arnhem.

De indruk bestaat dat de kernteamofficieren zeker bij het kernteam Haaglanden, het kernteam Randstad Noord en Midden, het kernteam Noord-Oost-Nederland en het kernteam Rotterdam nauw betrokken zijn bij wat er in het kernteam gebeurt. Deze officieren zijn meer dagen per week fysiek aanwezig bij het kernteam. Zij vallen niet op door terughoudendheid en vereenzelvigen zich nogal met de politie. De betrokken hoofdofficieren van justitie hebben niet veel grip op de Haarlemse en Rotterdamse officieren van justitie.

6.7.3 Rechterlijke controle: de cordinerend rechter-commissaris

Binnen de rechterlijke macht werd in 1994 in de aanpak van de georganiseerde criminaliteit aanleiding gezien het instituut van cordinerend rechter-commissaris in te voeren. Met de instelling van kernteams die over de arrondissementsgrenzen heen werken, werden kernteamofficieren van justitie aangesteld. Daaruit werd de conclusie getrokken dat ook een cordinerend rechter-commissaris op zijn plaats zou zijn. Die fungeren sedert 1 januari 1995 als zodanig. De strafvorderlijke taakverdeling behoeft met de aanstelling van cordinerend rechters-commissarissen niet te worden aangetast: het openbaar ministerie leidt en cordineert de opsporing en daar ligt de verantwoordelijkheid voor de onderzoekskeuzen; de rechter toetst. De betekenis van een CRC is dat het juist in een kernteamonderzoek kan voorkomen dat een zaak uitwaaiers heeft in vier verschillende arrondissementen. De rechters-commissarissen in de arrondissementen behouden hun eigen bevoegdheid tijdens het gerechtelijk vooronderzoek. Door zijn overzicht over lopende kernteamzaken, kan de cordinerend rechter-commissaris afstemming tussen de diverse onderzoeken realiseren en de kennis en ervaring van de betrokken rechters-commissarissen bevorderen. Zo kan hij bevorderen dat n rechter-commissaris alle getuigenverhoren doet of dat in n keer een rogatoire commissie in het buitenland wordt uitgevoerd. En hij kan eraan bijdragen dat wordt voorkomen dat een onderzoekshandeling in het ene arrondissement het onderzoek in een ander arrondissement frustreert.

Er zijn zes kernteams en daarom ook zes cordinerend rechters-commissarissen. De cordinerend rechter-commissaris bij het kernteam Noord-Oost-Nederland bedient twee ressorten en dat houdt in dat zij contact heeft met de rechters-commissarissen in alle negen rechtbanken binnen die twee ressorten. De zes cordinerend rechters-commissarissen hebben overleg met elkaar, waarbij gezocht wordt naar de beste manier van optreden. Het is echter niet zo dat in dat overleg algemene, bindende beleidsafspraken worden geformuleerd.
Een punt van discussie is de vraag welke rol de cordinerend rechter-commissaris kan hebben tijdens het vooronderzoek. Juist omdat deze informatieve voorfase, het proactieve onderzoek voor de kernteams zeer belangrijk is, is de mogelijkheid geopperd dat de cordinerend rechter-commissaris zich daarmee zal moeten bezighouden. Noot Dit zou een eigensoortige procedure met zich meebrengen, tenzij zou worden volstaan met de taakopvatting waarin de cordinerend rechter-commissaris vrijblijvend adviezen aan de officier van justitie geeft. De relatie tot de rechter-commissaris die optreedt zodra het gerechtelijk vooronderzoek wordt gestart, tot de zittingsrechter en de verhouding tot (organen van) het openbaar ministerie (zoals de CTC) zou dan nader moeten worden onderzocht, terwijl tevens - in het licht van de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens - zou moeten worden ingegaan op de rechten van de verdediging.

De heer Vos:
Uw redenering is dus: ik ben een CRC [cordinerend rechter-commissaris, red.] bij een van de kernteams, de kernteams doen het zware werk en ik wil werk doen, ook in de proactieve fase waarin de
kernteams actief zijn. Maar waarom is dat juist een taak voor een CRC? Waarom zegt u niet dat dit bij het OM thuishoort? Wat kunt u toevoegen?

De heer Gelderman:
Ook tegen mij is gezegd dat de cordinatie toch eigenlijk een OM-taak is. Waarom moet daar een rechter aan zitten, is mij gevraagd. Daarover doordenkende, komt toch aan de orde dat het handig kan zijn dat een centrale rechter-commissaris, die in goed contact staat met de in zijn ressort werkzame andere RC's [rechters-commissarissen, red.], afspraken kan maken over het cordineren van een aantal onderzoekshandelingen. Als in een grote zaak - met diverse takken in die ene zaak - die bij diverse rechtbanken speelt, een getuige wordt gehoord die in de drie of vier takken een rol kan spelen, dan is het wel zo handig dat het getuigenverhoor door n RC wordt verricht. Dat kan de cordinerend RC zijn. Er zullen natuurlijk afspraken gemaakt moeten worden over tijdstippen waarop handelingen worden verricht, opdat de ene huiszoeking de andere niet frustreert. (...)
De heer Vos:
Is dan uw overweging dat het zo praktisch is om daar een rechter-commissaris in de voorfase te plaatsen? Of zegt u dat daar de grootste knelpunten liggen, dat daar grondrechten geschonden kunnen worden en dat daar dus een rechter bij moet komen als bepaalde werkmethoden aan de orde komen in de voorfase?
De heer Gelderman:
Mijn gedachte is geweest dat bij het inzetten van bijzondere opsporingsmethoden die een inbreuk vormen op het grondrecht van privacy - daar praten wij met name over - de inbreuk op de grondrechten bij wet in formele zin moet worden geregeld. Als je dat regelt, moet je ook zeggen op welke wijze dat zou mogen en onder welke omstandigheden dat zou mogen. Er moet ook getoetst worden of volgens die normen wordt gewerkt. Daar het grondrecht van de persoonlijke levenssfeer van groot belang is, ben ik van mening dat de strafvorderlijk kwalitatief zo hoog mogelijke autoriteit degene moet zijn die de toets aanbrengt. Dan is het de rechter die het moet doen. De vraag is dan wel welke rechter het moet zijn. Ik heb in mijn optie gekozen voor de CRC. (...) Noot
Anderen hebben zich tegen deze opvatting verzet, met het argument dat de cordinerend rechters-commissarissen daardoor te dicht op het opsporingswerk komen te zitten, wat hun onafhankelijkheid - in het bijzonder de afstandelijkheid en onbevangenheid tegenover de politie - in gevaar brengt. Bovendien bestaat het gevaar dat de rechter-commissaris aldus gemakkelijk te manipuleren is, daar hij louter op grond van door de politie geselecteerde gegevens (die per definitie nog geen volledig beeld geven, daar anders verder onderzoek niet nodig zou zijn) een beslissing moet nemen. Het is volgens deze opvatting kenmerkend voor de rechter dat hij beide partijen hoort en dat is bij enkele opsporingsmethoden een onmogelijke opgave daar deze methoden juist gekenmerkt worden door hun (op zijn minst tijdelijk) geheime karakter.

6.7.4 Overige sturing

Bij het onderzoek naar de mogelijke betrokkenheid van de ex-legerleider van Suriname (Bouterse), dat aanvankelijk door een rechercheteam van de politie Den Haag en later als kernteamonderzoek werd uitgevoerd, was sprake van een bijzondere vorm van sturing. In dit geval werden de betrokken ministers, mede met betrekking tot de strategie en de politieke implicaties, gedurende ongeveer anderhalf jaar geadviseerd door een ad hoc groep (De Groep) waarin de secretaris-generaal van het ministerie van Algemene Zaken (tevens cordinator inlichtingendiensten), de procureur-generaal Den Haag, de directeur-generaal politie en criminaliteitsbestrijding van het ministerie van Justitie, een vertegenwoordiger van de BVD, het hoofd van de Inlichtingendienst Buitenland, de hoofdofficier van justitie te Den Haag, hoofd CRI en de hoofdcommissaris Den Haag (Brand) zitting hadden. De Groep is in de loop van 1993 opgeheven en heeft het gezag bij het OM gelegd.


De heer Rabbae:
De doorvoer van cocane vond plaats in het kader van het CoPa-onderzoek. Dat onderzoek had een groep om de minister op gevoelige kwesties te attenderen. U zat zelf in die groep. De minister is niet geattendeerd op deze gevoeligheid? Kunt u dat verklaren?
De heer Suyver:
Die groep heeft een vrij kort leven geleid. Ze stond in wezen aan de wieg van het CoPa-team. Ze heeft een aantal maanden een vrij zwak leven geleid, omdat haar taak onduidelijk was.
De voorzitter:
U was toch de voorzitter?
De heer Suyver:
Ja.
De voorzitter:
Bent u voorzitter van een onduidelijke groep?
De heer Suyver:
Ja. Daarom ben ik er ook mee opgehouden. Toen dat CoPa-team eenmaal begon te functioneren, en dat was de hoofdtaak van de groep, was dat onder het normale gezag van de hoofdofficier en de PG. Dat er een groep mensen was die een zekere nieuwsgierigheid aan de dag legde voor de vorderingen van het onderzoek, was wel te begrijpen, maar dat werkt op den duur niet. Die groep is een zachte dood gestorven door mijn toedoen. De groep was te groot. Toen de groep werd opgeheven... Noot

vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken