8.5 Informatievergaring, -opslag en -verstrekking

8.5.1 Wettelijk kader

Artikel 13, eerste lid, WIV schrijft voor dat de diensten elkaar, mede door het verschaffen van gegevens, zoveel mogelijk medewerking verlenen. De mogelijkheid tot informatieuitwisseling tussen de Binnenlandse veiligheidsdienst en de Militaire Inlichtingendienst is daarmee onbegrensd. In artikel 14 WIV is de zorg voor geheimhouding van gegevens en bronnen alsmede voor de veiligheid van personen met wier medewerking gegevens worden verzameld, opgedragen aan de cordinator van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de hoofden van deze diensten. De bepaling biedt daarmee onder meer bescherming aan informanten en agenten.

Artikel 15 WIV biedt een ruime grondslag voor gegevensverzameling door de cordinator en de hoofden van de diensten. Zij zijn bevoegd zich voor het verkrijgen van gegevens te wenden tot andere overheidsorganen,
overheidsdiensten of ambtenaren, en voorts tot een ieder die geacht wordt gegevens te kunnen verstrekken. Deze bevoegdheidsregeling lijkt niet zonder meer een verplichting te bevatten voor de personen tot wie de BVD zich richt.

Het eerste lid van artikel 16 WIV geeft een grondslag voor verzameling en registratie van persoonsgegevens en verstrekking aan derden. Verzameling, registratie en verstrekking van dergelijke gegevens kan slechts plaatsvinden, voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de in de wet omschreven taak. Bij de verstrekking van persoonsgegevens dient de BVD zich te richten naar de aanwijzingen van de minister van Binnenlandse Zaken. Voor verstrekking aan andere dan overheidsorganen is een bijzondere machtiging van de genoemde minister vereist.

Ten behoeve van het beheer van de verzamelingen van persoonsgegevens is een Privacyregeling BVD tot stand gekomen. Noot Deze regeling is uiteraard ook van toepassing voor de gegevens die worden verzameld door ambtenaren als bedoeld in artikel 18 WIV.

Voor zover hier van belang verschaft artikel 17 WIV aan de cordinator en de hoofden van de diensten de bevoegdheid zich te wenden tot de houder van een verzameling van persoonsgegevens in bij machtiging van de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie gezamenlijk omschreven gevallen of soorten van gevallen. De machtiging dient de duur van de termijn waarvoor deze geldt in te houden. Die termijn bedraagt ten hoogste een jaar. In het derde lid van artikel 17 WIV worden de bij of krachtens de wet (bijvoorbeeld de Wet persoonsregistraties) voor een houder van dergelijke gegevens geldende voorschriften buiten toepassing verklaard. Noot Met toepassing van artikel 17 WIV kan de BVD derhalve toegang hebben tot het CID-register en het grijze veld-register alsmede tot gegevens opgeslagen in het HKS (geautomatiseerd herkenningssysteem van de politie met zogenoemde mutaties, dat wil zeggen registratie van mogelijk gepleegde strafbare feiten).

Voor de samenwerking tussen het openbaar ministerie en de politie enerzijds en de BVD anderzijds is, zoals vermeld, artikel 22 WIV van belang. In het eerste lid is bepaald dat de leden van het openbaar ministerie, door tussenkomst van de procureur-generaal, mededeling doen aan de BVD van de te hunner kennis gekomen gegevens, die zij voor de BVD van belang achten. Voor de ambtenaren van de regiopolitie, de grensbewaking en de Koninklijke marechaussee geldt een soortgelijke verplichting. Gegevens die voor de BVD van belang zijn dienen zij te verstrekken aan de korpschef of aan ambtenaren als bedoeld in artikel 18 WIV. Deze zenden de gegevens, indien zij dat van belang achten, aan de BVD. Artikel 22, derde lid WIV biedt de mogelijkheid van overleg tussen de procureur-generaal en het hoofd van de BVD.

8.5.2 Verbod tot verstrekking van informatie (geheimhoudingsplicht)

Alle betrokkenen bij de uitvoering van de WIV zijn verplicht tot geheimhouding, ook nadat de betrokkenheid is geindigd (artikel 23 lid 1 WIV). Deze verplichting geldt niet tegenover degene aan wie de ambtenaar ondergeschikt is (artikel 24 lid 1 WIV). Bij optreden als getuige of deskundige in een rechtsgeding kan de geheimhoudingsplicht door een schriftelijke ministerile ontheffing worden doorbroken (artikel 24 lid 2 WIV).

8.5.3 Recht op informatie

De vraag rijst of de burger recht heeft op informatie inzake een door de BVD ingesteld onderzoek. Daarbij kan nog onderscheid worden gemaakt tussen een zelfstandige verplichting van de overheid om op eigen initiatief informatie te verschaffen (notificatie) en een verplichting om slechts desgevraagd de informatie te verschaffen. Het huidige regeringsstandpunt op dit terrein is als volgt weer te geven. Noot Voor een burger mag geheim worden gehouden dat er een onderzoek zal worden ingesteld of gaande is. Een notificatieverplichting vloeit niet dwingend voort uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens. Wel moet er in het licht van artikel 13 EVRM een klachtmogelijkheid voor de burger zijn. De regering is van oordeel dat het een mogelijkheid is om in de WIV te verwijzen naar de Nationale ombudsman. Noot Ook zou een bijzondere (al dan niet parlementaire) commissie denkbaar zijn. Nadere bestudering van deze mogelijkheden wordt aangekondigd. Het gaat te ver uit de voornemens van de minister van Binnenlandse Zaken de conclusie trekken dat de burger zelf de mogelijkheid krijgt zijn dossiers in te zien.

8.5.4 Vernietiging van dossiers

Persoonsgegevens, die, gelet op de doelstelling van registratie, hun betekenis hebben verloren, moeten worden verwijderd (artikel 12 lid 1 Privacyregeling BVD). De BVD heeft met de schoning een grote achterstand. Het betreft bovendien een omvangrijk archief. De documentatie over personen beslaat alleen al 700 meter. Treffend is in dit opzicht de uitspraak van een voormalig hoofd van dienst bij de BVD: Wij waren op zoek naar
een speld in een hooiberg en derhalve verzamelden wij hooibergen. Noot


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken