IV.2. De handel in drugs

IV.2.1. De overheersende rol van de drugshandel in de georganiseerde criminaliteit

De ontwikkeling van de georganiseerde criminaliteit in Nederland vanaf het begin van de jaren zeventig is nauw verbonden met de opkomst van een omvangrijke nationale en internationale consumentenmarkt in drugs en met de introductie van commercile handel, distributie en verkoop van verdovende middelen. Het lijdt geen
twijfel of de handel in drugs heeft andere vormen van zware criminaliteit voor een belangrijk deel verdrongen en grote zuigkracht uitgeoefend op de onderwereld en de individuele personen die daar hun inkomsten verwerven. Vergeleken met het overwinnen van de obstakels op de burgerlijke weg die leidt tot maatschappelijk en economisch succes is de drempel voor toetreding in de drugshandel laag. Formele diploma's en gespecialiseerde kennis worden hier niet gevraagd. De pakkans bij de uitvoering van criminele projecten is gering en dat geldt zeker voor de jaren zeventig en tachtig toen de politie de import en handel van cannabis vrijwel ongemoeid liet. Het simpele verschil tussen de prijzen van inkoop en verkoop van drugs is zo groot dat handelaren de vangst van n of enkele partijen contrabande gemakkelijk kunnen overleven. De vervangingswaarde van de inbeslaggenomen kapitaalgoederen die nodig zijn voor de produktie, het transport en de distributie van drugs, is naar verhouding tot de waarde van het produkt zelf zo laag dat men het verlies wel kan velen. Sommige onconventionele eigenschappen strekken wel tot aanbeveling om in deze handel te floreren. Drugshandelaren moeten over voldoende lef en koelbloedigheid beschikken om in deze (niet door de overheid gereglementeerde en beheerste) markt geweld te gebruiken om hun belangen te verdedigen als dat nodig is of om daar althans effectief mee te dreigen, en zij moeten voldoende sluwheid aan de dag kunnen leggen om het voortdurende gevaar om door de handelspartner of de concurrent te worden bedrogen, het hoofd te kunnen bieden. Verder is het vooral een kwestie van het voorhanden hebben van vrij besteedbaar kapitaal om de smokkel van grote partijen te financieren. Wie bezaten die lef en arglistigheid en wie hadden de beschikking over zo'n grote hoeveelheid onbelast kapitaal om de groothandel in drugs van de grond te krijgen?

De aanzuigende werking van de drugshandel blijkt historisch uit een grote verandering binnen de onderwereld, uit de breuk in veel grote criminele carrires en uit de opkomst van een nieuw type criminelen. In grote steden zoals Amsterdam ging een deel van de oude penose die zich tot dan toe verenigd wist in de wereld van de prostitutie, over op de handel en verkoop van soft en hard drugs. In Brabant, met haar lange traditie van sluikhandel (boter, sigaretten), gingen verschillende smokkelaars over op de import en handel in narcotica. Personen die voorheen illegaal alcohol stookten, zagen in enkele gevallen kans om in technisch nogal klungelige laboratoria chemische drugs te produceren. En ook de ruige minderheid onder de woonwagenbevolking die door de politie met de verzamelnaam kampers wordt aangeduid, bleek over de juiste mix van eigenschappen en hulpbronnen te beschikken. Zij hadden ervaring met de grijze en zwarte economie, zij bezaten een geduchte reputatie als het ging om de bereidheid list en geweld te gebruiken, zij beschikten over zwart geld dat afkomstig was uit andere criminele ondernemingen en zij wisten zich effectief van de buitenwereld af te schermen door zich vooral te bewegen binnen de eigen kring. Ook buiten deze sferen van wat wel de onderwereld wordt genoemd, is in individuele carrires van heel wat oudere drugshandelaren het belangrijke moment aan te wijzen waarop zij overgingen van (bank)roof, heling of pooierij op de handel in drugs. De stap terug werd naar onze indruk zelden of nooit gemaakt en dat bewijst de financile aantrekkingskracht van de branche. Jongere handelaren zijn vaak direct in deze tak van bedrijvigheid binnengetreden, niet zelden nadat zij die zelf in de jaren zeventig als drugsgebruiker hadden leren kennen. De roemruchte carrire van de Amsterdamse Klaas Bruinsma (1954-1991) vormt daarvan een goede illustratie. Deze verlegging van illegale activiteiten in de criminele wereld doet denken aan de geschiedenis van de Drooglegging in de Verenigde Staten in de jaren twintig. De illegale branches van de prostitutie, het gokken en ook die van bankroof en zwendel, verloren toentertijd criminele talenten aan de handel in alcoholische drank. De overgang op de handel in drugs speelde zich in Nederland af in de afgelopen tien twintig jaar. Hij vormde een onderdeel van de opkomst van een wereldwijde onderwereld (zowel in de ontwikkelde landen als in sommige landen van de Derde Wereld) die zich heeft kunnen ontplooien als gevolg van de strafbaarstelling en de strafrechtelijke vervolging van de handel in en het gebruik van drugs. Om het belang van de drugshandel voor de georganiseerde criminaliteit in Nederland te kunnen preciseren, zou men graag beschikken over een verantwoorde schatting van de omvang van de wereldmarkt, het aandeel van West-Europa daarbinnen, en daarbinnen weer het relatieve aandeel van Nederland. Hoe groot is de Nederlandse markt voor de verschillende soorten van drugs in absolute zin? De schattingen hiervan zijn ofwel erg globaal van aard of fragmentarisch. In alle schattingen is de (West)europese consumentenmarkt naast die van Noord-Amerika verreweg de grootste. Maar welke aandeel heeft Nederland nu precies? Bij vergelijking van landen in Europa worden in de literatuur steeds Rotterdam en Amsterdam met nadruk genoemd; de eerste stad omdat zich hier de grootste haven van de wereld bevindt en de tweede vanwege zijn cosmopolitische ambiance. Maar hoe belangrijk zijn deze steden voor de georganiseerde criminaliteit echter als we ze vergelijken met Marseille, Londen, Frankfurt, Madrid of Palermo?

Het relatieve belang van Nederland en zijn steden in de drugshandel kan enigermate worden bepaald aan de hand van cijfers die zijn verkregen bij de studie van vijf stadia in de keten van producent tot consument: (a) de produktie van drugs, (b) de handelsroutes die ze volgen, (c) de hoeveelheden drugs die (aan de grenzen) worden geconfisceerd, (d) de omvang van de consumentenmarkten en (e) de hoeveelheden geld die de handel opbrengt. Andere cijfers dan die welke betrekking hebben op deze momenten in de handelsketen bestaan er bij
ons weten niet.

De omvang van de drugsproduktie

De omvang van de handel in drugs in Nederland zou berekend kunnen worden als de proportie van de handel in alle drugs die de wereld voortbrengt. Vr de oorlog was Nederland belangrijk als land waar drugs werden verwerkt en van waar zij werden uitgevoerd. Er werden herone, morfine en cocane gexporteerd naar China en andere landen in de Derde Wereld. Na de oorlog worden deze stoffen het land ingevoerd, ook al zijn er tekenen dat iets van de produktie weer terugkomt. Als gevolg van het uitvoerverbod op chemicalin die nodig zijn om cocane-HCl te raffineren in Colombia wordt nu uit dat land ook het halffabrikaat cocanebase gemporteerd; het eerste cocane-laboratorium waarin dit tot poeder wordt gemaakt is in Nederland onlangs reeds aangetroffen. Thans bereikt ons echter herone uit de Gouden Sikkel (Pakistan, Iran, Irak, Afghanistan), de Gouden Driehoek in Zuidoost-Azi (Thailand, Birma en Cambodja) en in toenemende mate ook uit Zuid-Amerika (Colombia). Cocane komt in hoofdzaak uit de landen in Zuid-Amerika, die de Gouden Ruit vormen: Venezuela, Bolivia, Peru, Colombia en Brazili. Cannabis komt voor zover het gaat om hash uit Marokko, Pakistan, Libanon, Afghanistan, India, Nepal en enkele andere landen in het Midden-Oosten. Marihuana is afkomstig uit Thailand, Colombia, Jamaca, Nigeria en andere landen. Op Nederlandse bodem worden chemische drugs vervaardigd (XTC, amfetamine, designer drugs) en wordt er nederwiet (marihuana) geteeld. Hoe groot is de produktie? Het lijkt redelijk te veronderstellen dat de schatting van de produktie beter is naarmate dichter bij huis wordt gemeten. De opbrengst van nederwiet werd in 1993 door de CRI geschat op 20 ton, door de onafhankelijke onderzoeker en cannabiskenner Janssen op 40 ton en door de onderzoeksbureaus Van Dijk, Van Soomeren en Partners en Steinmetz op maar liefst maximaal 84 ton op jaarbasis (zie Van Dijk etc., 1995 voor al deze schattingen). Als de variatie van schatting zo dicht bij huis al zo groot is, hoe staat het dan met de cijfers op wereldschaal en in landen waar we een gebrekkige telling moeten verwachten? De cijfers die reeds jaren lang in soorten en maten voor de produktie van verschillende soorten drugs worden gepubliceerd door instellingen zoals het Amerikaanse ministerie van Justitie, Interpol en het onafhankelijke onderzoekscentrum te Parijs: Observatoire Gopolitique des Drogues, verschillen nog meer van elkaar. Het hangt er maar helemaal vanaf waar en wanneer tellingen worden verricht. Als gevolg van verschuivingen in de drugseconomie zelf, maar meer nog door het verplaatsingseffect dat het gevolg is van internationale politieke druk op drugsproducerende landen, gaan trouwens sommige produktiegebieden ten onder en bloeien andere weer op. Het klassieke voorbeeld is de verplaatsing van de heronehandel uit Turkije na Amerikaanse druk in het midden van de jaren zeventig toen the French connection werd opgerold. Twee jaar lang was het heel moeilijk om in Amerika aan herone te komen; de prijzen stegen geweldig. Dat laatste vormde een aansporing voor handelaren in andere landen (Mexico, Zuidoost-Azi) om deze lucratieve markt over te nemen. De aanvoerroute was vanaf dat moment minder doorzichtig en voor de autoriteiten moeilijker onder controle te krijgen (Rasmussen en Benson, 1994).

Als het dus zo moeilijk is om op wereldschaal de omvang van de drugsproduktie vast te stellen, wat zeggen de beschikbare cijfers dan over het aandeel van Nederland? Het enige dat wij veilig kunnen zeggen is dat de nederwiet sterk in opkomst is, dat er chemische drugs worden gefabriceerd en dat het als land van import bij alle schattingen van bestemmingsgebieden van de wereldproduktie een flinke partij meeblaast. Maar alle cijfers suggereren een grotere mate van exactheid dan er in werkelijkheid is.

Het volume van de handelsstromen

Een tweede mogelijk meetpunt ligt aan het begin of het einde van de verschillende routes die drugs over de wereld volgen. Korf en Verbraeck (1990 en 1993) beschrijven hoe herone over land wordt aangevoerd langs de Balkanroutes via Turkije en Bulgarije en dan langs Roemeni en Hongarije, via Griekenland en Itali of (gewaagd) via de zuidelijke republieken van het GOS naar West-Europa. Het gaat over zee vanuit Zuidoost-Azi en nu ook vanuit Zuidamerikaanse exporthavens. Herone bereikt Nederland ook door de lucht wanneer reizigers uit de bronlanden het in kleinere hoeveelheden meenemen. Cocane komt in scheepsladingen uit Zuid-Amerika direct naar de havens van alle landen van West- en Zuid-Europa of via tussenstops in West-Afrika of Marokko. Hash komt thans in de eerste plaats uit Marokko. Het bereikt ons via vrachtvervoer over de weg of met terugkerend gemotoriseerd vakantieverkeer; via zeeschepen en pleziervaartuigen over zee; via lijnvluchten of met particuliere vliegtuigjes door de lucht. Verder komt het met kleinere of grotere schepen uit Libanon, Pakistan en India na eerst over land te zijn gebracht uit Afghanistan, Nepal en andere landen. Marihuana wordt per schip ingevoerd uit onder andere Colombia, Thailand, Jamaca en Nigeria. De routes die chemische drugs volgen en dat is dus onder andere vanuit Nederland, zijn minder duidelijk. Nederland is niet alleen belangrijk vanwege zijn eigen consumentenmarkt, maar meer nog als
doorvoerland naar het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Duitsland, Belgi, Frankrijk, Itali, Scandinavi en landen in Oost-Europa. Het land ontvangt ook weer van de anderen. Hoe deze stromen precies lopen is niet zeker. Kunnen we op grond van schattingen over de omvang van deze handelsstromen iets zeggen over de plaats van Nederland in de internationale wereld van de drugshandel? Het zou voor ons doel mooi zijn als de omvang van de stroom werd gemeten aan het beginpunt, bij het verlaten van het land van export. De hoeveelheid van de door politie en douane op dit punt geconfisceerde verdovende middelen zou een maat op kunnen leveren. Zo is echter het volume van de handelsstroom zelden gemeten omdat een groot deel van de drugs reeds in beslag wordt genomen voordat de partijen zijn geadresseerd. In de praktijk wordt het volume dan ook meestal bepaald op grond van de inbeslaggenomen hoeveelheid drugs in het land van import. Daarvan zijn de plaats van vertrek en bestemming bekend. Dit zou op zichzelf een goede maat kunnen zijn.

De hoeveelheden inbeslaggenomen drugs

Het enige dat we zeker weten is de hoeveelheid drugs die in beslag wordt genomen op de plaats van bestemming. Dit levert de volumecijfers op die in de literatuur het meeste worden genoemd. We weten echter niet welk deel dit absolute minimum is van het totale ingevoerde volume. Men gaat er gewoonlijk van uit dat een vast deel wordt ontdekt, bijvoorbeeld 10%. De schatting van het totale volume van gemporteerde drugs bestaat dan natuurlijk uit de eenvoudige vermenigvuldiging van de geconfisceerde hoeveelheid met tien. Er zijn ook andere schattingen in omloop. Bij het Douane Informatie Centrum (DIC) in Rotterdam meent men over zo'n uitgekiende opsporingsmethode te beschikken (het opmerken van anomalien in plaatsen van verzending en bestemming, de lading en de route in de bills of lading) dat meer wordt gepakt. Cannabishandelaren die door de hierbovengenoemde Van Dijk, Steinmetz en anderen werden genterviewd zeggen er vanuit te gaan dat ongeveer een derde van hun handel in handen van de opsporingsinstanties valt. In feite zijn dit echter allemaal volkomen ongeverifieerde schattingen. Hoe wisselend de inbeslaggenomen hoeveelheid in feite is, blijkt uit onderstaande figuren betreffende de hoeveelheden inbeslaggenomen drugs in Nederland over een reeks van meer dan 20 jaren.

Afgezien van enkele onregelmatigheden blijkt uit deze cijfers wel een algemene toename en die zou scherper zichtbaar gemaakt kunnen worden door de figuren te tekenen op grond van voortschrijdende gemiddelden. Maar ook deze cijfers geven geen uitsluitsel, want de algemene toename van het geconfisceerde volume kan zowel betekenen dat de pakkans groter wordt als dat er meer drugs worden ingevoerd. Hierbij mag verder worden aangetekend dat volgens cijfers in de recente nota Het Nederlandse drugsbeleid; Continuteit en verandering Nederland zeker niet onderdoet voor andere Europese landen wat betreft de inbeslagneming van verdovende middelen. In 1994 werden hier te lande (veel) meer kg. cocane, cannabis en amfetamine gepakt dan in landen als Frankrijk, Duitsland, Belgi en Spanje (p.40).

De omvang van de consumentenmarkt

Om te bepalen hoe groot de markt voor Nederlandse drugshandelaren is, zijn we er niet door alleen in Nederland te kijken. Buitenlanders komen in Nederland inkopen doen en Nederlandse handelaren leveren aan het buitenland. We weten niet hoe groot die markten zijn en welk deel daarvan door Nederlandse handelaren wordt bediend. De Zwart en Mensink (1993) hebben een vergelijking gemaakt tussen de aantallen mensen die in verschillende Europese landen aan hard drugs zijn verslaafd. In Nederland zouden dat er 21 tot 25 duizend zijn, in Duitsland loopt de schatting uiteen van 80.000 tot 100.000, in Belgi van 15.000 tot 20.000, in Frankrijk van 120.000 tot 150.000, in Groot-Brittanni van 100.000 tot 150.000, in Itali van 150.000 tot 200.000, enzovoort. In de zojuist geciteerde drugsnota worden gelijkaardige cijfers genoemd (p.5). Veel zeggen doen die cijfers echter niet voor ons probleem. Zij laten alleen zien dat de markt voor Nederlandse handelaren in potentie veel en veel groter is dan de nationale markt alleen.

De opbrengst van drugshandel

Een laatste mogelijkheid om het belang van de drugshandel te meten voor de georganiseerde criminaliteit is te berekenen hoe groot de omzet is, hoe groot de winst en hoe groot het crimineel verkregen vermogen is dat in aanmerking komt om te worden witgewassen. Ook hier worden weer van allerlei bedragen genoemd die flink van elkaar verschillen en die bij nadere bestudering van de bron op weinig meer blijken te berusten dan op natte-vinger-werk. In een rapport dat het bureau van McKinsey in 1991 ten behoeve van de Stichting Maatschappij en Politie heeft vervaardigd, wordt plompverloren het bedrag genoemd van 10 miljard Nederlandse guldens aan wit te wassen geld per jaar. Die schatting berust op wat tijdens vraaggesprekken met criminologen en andere deskundigen zo maar is geopperd, maar zonder dat blijkt hoe zij dit beargumenteren.
De Working Group on Statistics and Methods van de Financial Action Task Force (onderdeel van de OECD) heeft op grond van de geschatte omzet in 1989 de bruto-opbrengst van drugshandel in de Verenigde Staten en Europa berekend op 300 miljard US Dollar. Voor herone zou in Europa de netto-opbrengst 2,13 miljard dollar bedragen en voor cannabis 7,5 miljard dollar. Van Duyne (1993) heeft aangetoond dat deze schattingen op onaanvaardbare aannamen zijn gebaseerd. Een andere methode bestaat eruit te veronderstellen dat 10% van alle geld dat in omloop is op de een of andere manier besmet is en dat daarvan weer een deel illegaal is verkregen door de georganiseerde misdaad en daarvan weer een deel door drugshandelaren. Ook die aannamen (ook hier weer een welhaast magische assumptie van 10%) berusten op weinig meer dan natte-vinger-werk. Over welk geld hebben we het als een tiende wordt verondersteld? Baar geld of ook giraal geld? De schattingen gaan steeds over winsten, maar hoe realistisch zijn de schattingen van de kosten die drugshandelaren moeten maken?

De nieuwste schatting van de opbrengst komt van de eerder genoemde Van Dijk, Steinmetz en anderen (1995) en heeft betrekking op de Nederlandse markt voor soft drugs. Zij komen tot de slotsom dat de binnenlandse omzet aan soft drugs een waarde van 0,8 miljard gulden bedraagt, dat voor een waarde van 1,8 miljard wordt gexporteerd naar het buitenland, dat de transitohandel door Nederland (waar geen enkele transactie in Nederland aan te pas komt) 3,9 miljard waard is en voor de internationale handel die wel door Nederlanders wordt georganiseerd, maar die het land niet eens aandoen, komen zij tot het fantastische bedrag van 12,5 miljard per jaar. Deze poging is alleszins de moeite waard, maar ook dit rapport levert geen definitieve waarheid op. Met name de schatting van het enorme bedrag aan internationale handel berust op weinig meer dan de indruk van de genterviewde godfathers dat de geschatte jaarlijkse omzet van hash en marihuana 10 tot 20% bedraagt van het totaal aan transito-handel en internationale handel. En door een schatting van de transito-handel, op grond van gegevens over inbeslaggenomen soft drugs van de CRI, van het aldus berekende totaal af te trekken, houdt men voor internationale handel een omzet over van 1450 ton. Dit is goed voor 12,5 miljard gulden per jaar. De huidige regering heeft in haar recente drugsnota kennelijk slechts een deel van deze cijfers voor haar rekening willen nemen, in het bijzonder de schatting van de binnenlandse omzet aan soft drugs (inclusief de verkoop aan drugstoeristen).

Het resultaat van deze zoektocht door de wereld van cijfers over produktie, inbeslaggenomen hoeveelheden, de omvang van markten en de criminele opbrengst is bepaald teleurstellend. Als n ding duidelijk is, dan is het wel dat we niets exact weten. Er zijn aanwijzingen genoeg voor de uitspraak dat Nederland werkelijk een aanzienlijke rol speelt in de wereldhandel in drugs, en dat geldt vooral voor soft drugs maar ook voor hard drugs, maar er zit niet anders op dan toe te geven dat we de preciese omvang niet kennen. Hoe groot de rol is die Nederland speelt temidden van andere Europese landen kunnen we onmogelijk zeggen. Er bestaat nog steeds alle ruimte voor zowel onderschatting als overschatting van het probleem.

IV.2.2. De organisatie van de drugshandel

IV.2.2.1. De politieke economie van de handel in drugs Tot nu toe is het in de discussie over de georganiseerde drugscriminaliteit gebruikelijk om haar op te vatten als de som van alle door de politie en justitie gedentificeerde groepen of netwerken. En de meest voorkomende gespreksonderwerpen zijn: hoeveel groepen zijn dat? Hoe groot zijn ze? Zijn er centrale leidersfiguren en hoe strak en hirarchisch zijn de groepen georganiseerd? Schermen zij zich af tegen tegen overheidsinventie? Investeren zij in legale sectoren van de economie? Het denken in termen van concrete en afgrensbare groepen sluit goed aan bij de strafrechtelijke praktijk. Wanneer een groep strafrechtelijk wordt vervolgd, wordt veelvuldig de figuur van artikel 140 Sr gebruikt die deelname strafbaar stelt aan een organisatie die criminele doeleinden nastreeft. Ook in onze analyse maken wij gebruik van deze definiring van het verschijnsel, voor een deel noodgedwongen omdat wij ons moeten verlaten op de rapportages die de politie ons erover heeft geleverd. We zullen echter zien dat de betrokken groepen in werkelijkheid minder duidelijk zijn af te grenzen dan in de strafrechtelijke voorstelling lijkt en verder dat ze minder duurzaam zijn, wisselend van samenstelling en minder strak hirarchisch georganiseerd dan de politie het vaak voorstelt en dat is voor ons reden om geen concreet aantal groepen te noemen, maar toch blijft ons denkmodel hier gebaseerd op het idee van groepen, netwerken of dadervelden zoals onze Oosterburen dat deel van de plaatselijke onderwereld noemen waaruit de leiders van criminele groepen kunnen putten. Bij veel autochtone groepen of door autochtone chefs geleide netwerken in de wereld van de drugshandel is deze voorstelling van zaken goed te verdedigen omdat zij hier hun hoofdzetel hebben en omdat de meeste activiteiten en de meeste betrokken personen door de politie op Nederlands grondgebied kunnen worden waargenomen. Voorts opereren zulke handelsorganisaties in Nederland in zodanig isolement van de rest van de samenleving, dat zij als relatief aparte structuren kunnen
worden onderzocht.
Dit ligt anders als het gaat om drugshandelsgroepen die transnationaal opereren en die in het buitenland hun hoofdkwartier hebben. De Nederlandse politie neemt slechts fragmenten van zulke groepen waar. Zij ziet zaakwaarnemers, inkopers en handelsreizigers die een cosmopolitische gezelschap vormen dat zich op de Nederlandse markt van drugs beweegt. Of ze ziet het smokkel- en distributiegedeelte als einde van een lange keten die vanuit het bronland een drugslijn vormt. Het gaat bij zulke groepen, of het nu groepen van de gevestigde Italiaanse mafia betreft of meer recent opgekomen Turkse criminele drugsgroepen, om groepen die als geheel groter, zelfs veel en veel groter zijn dan Nederlandse groepen en om groepen die verknoopt zijn met het bedrijfsleven, de politiek en de bureaucratie in de landen waar zij hun activiteiten ontplooien. De grootste Nederlandse hash-handelsgroep is in omvang niet te vergelijken met de Colombiaanse kartels, de Italiaanse mafia of de Marokkaanse hashgroepen en hun invloed op de Nederlandse politiek en economie is naar verhouding gering. Om het optreden van zulke drugshandelsgroepen in Nederland in volle omvang te begrijpen, is een andere wijze van beschouwen noodzakelijk. In navolging van onder andere Italiaanse en Franse auteurs (Bandini con suis, 1993, en dan vooral de bijdrage van Santino; Observatoire Gopolitique des Drogues, 1994) die ons voorgingen in de studie van de geschiedenis van zulke groepen, de analyse van hun economische systemen, de beschrijving van de sociale oorzaken van hun opkomst en het onderzoek van de sociale, economische en politieke vervlechtingen met de machtscentra in de landen waar zij actief zijn, duiden wij deze wijze van benaderen aan met de term politieke economie.

Dit heeft implicaties voor de manier waarop wij de georganiseerde drugscriminaliteit van internationaal opererende groepen willen bekijken. De vraag is dan steeds welke rol het gedeelte dat in Nederland met strafrechtelijk onderzoek zichbaar is geworden, speelt voor het geheel van de groep in kwestie of voor de hele betreffende sector van de drugshandel of -economie. Bij die vraag komt bepaald aan de orde uit welke maatschappelijke lagen of onderdelen van de Nederlandse samenleving degenen afkomstig zijn die bij de handel in drugs zijn betrokken. Welke sociaal-economische klassen zijn erbij betrokken? Welke regionale groepen? Welke etnische categorien? Welke leeftijdsklassen of generaties? Zo gesteld, zal het antwoord op deze vragen al gauw grotere of zelfs veel grotere aantallen mensen opleveren die bij de georganiseerde misdaad zijn betrokken dan de optelling van personen die voorwerp zijn van strafrechtelijke aandacht. Er zijn meer mensen (uit een bepaalde bevolkingscategorie) bij georganiseerde misdaad betrokken dan die strafrechtelijk worden vervolgd. Toch kan de drugshandel niet floreren of blijft de vorm waarin hij zich manifesteert, onbegrijpelijk zonder hen te kennen. In bepaalde allochtone milieus hebben zich aparte circuits ontwikkeld van drugshandel, vaak zijn daarbij gezinnen of hele families betrokken. Slechts n of enkele mannen in zo'n familie plegen strafbare feiten van de soort waarvoor de politie belangstelling heeft. Vrouwen die bijvoorbeeld de bergplaats bewaken of kinderen die kleinere hoeveelheden drugs van de ene plaats naar de andere brengen, zijn voor de politie minder interessant. Toch vervullen zulke mensen een essentile rol. Dat geldt ook voor al degenen die het met de drugshandel verkregen vermogen binnen de legale economie brengen, bijvoorbeeld door huizen te laten bouwen. Deze andere wijze van beschouwen verklaart de discrepantie die kan optreden tussen de wijze waarop de politie en justitie de georganiseerde criminaliteit zien en onze analyse die waar mogelijk de logica van de politieke economie volgt. Zo zijn voor de politie van Amsterdam in strafrechtelijk opzicht enkele honderden handelaren binnen het Turkse drugsmilieu werkelijk van belang als het erom gaat de plaatselijke heronehandel in te dammen, maar wordt vanuit deze beschouwingswijze het net wijder gespannen, dan wordt - scherp geteld; aan de hand van een speciaal gegevensbestand van de Amsterdamse politie -, de betrokkenheid van 1.880 volwassen mannen in de periode 1 januari 1991 - 18 september 1995 zichtbaar.

In hoeverre stelt het materiaal waarover wij beschikken, ons in staat om zulke vragen van wijdere strekking te beantwoorden? In de wetenschappelijke literatuur komen soms aanduidingen voor van de milieus of risicogroepen waaruit individuele drugshandelaren afkomstig zijn. Enkele woonwagenmilieus worden genoemd, sommige oude wijken in grote steden, een mondaine zelfkant van de kunstwereld, enkele etnische minderheden. Er bestaat echter geen studie waarin de mate van betrokkenheid van zo'n milieu is beschreven. Dat is jammer want we zouden graag de gegevens die we van de politie hebben gekregen over een aantal Hollandse groepen aanvullen met een beschrijving van de sociale wereld van waaruit zij opereren. Een groep die volgens politiegegevens uit tien misdadigers bestaat, zou, als we alle betrokkenen tellen, tot het niveau van de straatdealers toe, wel eens honderd of meer mensen kunnen omvatten. We zijn iets beter in staat om het gehele circuit van de drugshandel te beschrijven als het gaat om de allochtone milieus waarbinnen bepaalde circuits van mensen de uitvoerders zijn van drugsgroepen die hun hoofdzetel hebben in de bronlanden van de verschillende gemporteerde drugs. Dat we hiervan wat meer weten, heeft in dit geval weinig te maken met selectieve aandacht door de politie. Wanneer zij meer weet van Turkse georganiseerde misdaad komt dat doordat het opsporen van heronehandel hoog op haar prioriteitenlijst staat en die is voor een belangrijk deel (zij het lang niet exclusief, want Chinezen, Colombianen en Nederlanders blazen ook hun partijtje mee) in handen van Turkse groepen. Over de politieke en economische situatie in de landen van herkomst die
drugshandel mogelijk maken bestaat wetenschappelijke literatuur en dat geldt ook voor andere landen waar de betreffende groepen zijn neergestreken. Over de sociale en economische condities waarin etnische minderheden in Nederland leven zijn wij op grond van jarenlang volgehouden sociaal-wetenschappelijk onderzoek veel beter genformeerd dan over autochtone achterstandsgroepen, er zijn in deze kringen intellectuelen die ons inlichten over de relatief overzichtelijke wereld van hun etnische groep en we beschikken over enkele beschrijvingen van de politie waarbij onze wetenschappelijke vraag wel is gesteld. Ofschoon zich zeer wel laat beredeneren dat etnische minderheidsgroepen die zijn aangesloten op de bronlanden voor drugs en waarbinnen een kansarm gedeelte zich ontwikkelt tot een maatschappelijke onderklasse, prominent in deze vorm van georganiseerde criminaliteit vertegenwoordigd zijn, kunnen we weinig met zekerheid zeggen over hun relatieve aandeel zolang we niet beschikken over het resultaat van zulk soort onderzoek rond autochtone criminele groepen. Een opmerkelijk gegeven vormt in dit verband niettemin het relatief grote aantal moorden die door de politie zijn geklassificeerd als liquidaties in de georganiseerde criminaliteit en waarvan de overgrote meerderheid te maken heeft met afrekeningen in de sfeer van de drugshandel. Bij de 31 liquidaties in 1994 zijn 32 daders gevonden (bij sommige liquidaties waren meer daders schuldig, bij 17 liquidaties bleven de daders onbekend) en daarvan waren er 3 autochtone Nederlanders; de overige (vooral Turken, Surinamers, Antillianen) waren afkomstig uit allochtoon milieu. Dat is veel als we bedenken dat allochtonen in Nederland (afhankelijk van de definitie van allochtonen) tussen de 8 en 12 procent van de bevolking uitmaken. IV.2.2.2. Een beeld van de betrokken groepen

IV.2.2.2.1. De rol van autochtone groepen

Laat ons meteen aan het begin van deze paragraaf afrekenen met de gedachte dat de top van de Nederlandse drugshandel de vorm van een octopus heeft aangenomen. Er zijn geen aanwijzingen voor het bestaan van een groot organisch geheel dat functioneert op commando van n brein en waarbinnen geledingen quasi-automatisch functioneren. De wereld van de Nederlandse groothandel in drugs laat zich beter beschrijven als een uitgebreid netwerk waarbinnen duizenden personen, vaak in formaties van cliques en groepen, door middel van losse of vaste relaties aan elkaar zijn verbonden of waar zulke relaties via vrienden van vrienden gemakkelijk zijn te leggen als dat zakelijk nodig is. In dat netwerk zijn knooppunten te ontwaren en personen en groepen met meer macht dan anderen. Erg stabiel zijn veel van die relaties niet. De belangen van groepen of groepjes kunnen strijdig zijn en de persoonlijkheden van de bazen kunnen botsen. Men kan elkaar ontlopen of het conflict uitvechten door middel van geweld. Er vormen zich daarna nieuwe action-sets om een bepaalde klus te klaren (gezamenlijke financiering, uitlenen van materieel en personeel) of coalities van langere duur. Hierom kan de structuur van de drugshandel goed worden verwoord met het Engelse fission and fusion. Voorzover we de totstandkoming van dit uitgebreide netwerk thans kunnen reconstrueren, lijken twee historische ontwikkelingen van eminent belang. De eerste betreft de contacten tussen Nederlandse schippers en Pakistaanse hashhandelaren voor de kust van Dubai in het begin van de jaren zeventig. De schippers waren er gestationeerd voor de uitvoering van waterbouwkundige werken en de Pakistani werden klaarblijkelijk met hun handel in cannabis en ook herone door de Amerikanen met rust gelaten omdat de opbrengst van deze handel werd gebruikt in de strijd tegen het communisme in Afghanistan. De historische parallel met het gunnen van vrijheid voor de ontwikkeling van de heronehandel in de Gouden Driehoek tien jaar daarvoor, dringt zich op. Als geldschieters voor grote partijen hash traden enkele Nederlandse kampers op en toen hun kapitaalsvoorraad niet langer toereikend was, vonden zij de Femis-bank bereid deze functie te vervullen. Achteraf gezien mag het verbazing wekken dat grote internationale misdaadorganisaties zoals de Italiaanse mafia, deze Hollandse avonturiers hun gang hebben laten gaan. Berustte deze vrede op zee op onderlinge afspraken?

De tweede ontwikkeling die heeft geleid tot het ontstaan van de Nederlandse groothandel in drugs is de vorming van de groep van Klaas Bruinsma in Amsterdam in de jaren tachtig. Er is veel over deze groep geschreven en gespeculeerd. Wij telden een inner circle van ongeveer tien man. Daaromheen bewogen zich enkele tientallen figuren die bijzondere functies vervulden (advocaten die Bruinsma van advies dienden; geweldsspecialisten; eigenaren van horecapanden en dergelijke) en die op afroep beschikbaar waren. De groep dreef op zijn persoonlijk organisatietalent en op zijn leiderskwaliteiten. En als er een figuur is geweest in de geschiedenis van de georganiseerde criminaliteit in Nederland die met zijn groep wilde beantwoorden aan het stereotype van de Amerikaanse mafia-baas, was hij het wel. Het lijkt zelfs niet te gewaagd om te veronderstellen dat hem dat zijn leven heeft gekost. Met zijn opzichtige grootdoenerij trok hij niet aflatende aandacht van de pers, vooral Het Parool. De man die voor de moord op Bruinsma (1991) door de rechter werd veroordeeld, was een ex-politieman die optrok met een groep van Joegoslaven. In Nederland laten zich thans aan de top van de georganiseerde criminaliteit verschillende typen van groepen
onderscheiden. Enkelvoudig zijn de groepen die een enkele hashlijn beheren op Marokko, Libanon of Pakistan en waar een baas dagelijks leiding geeft. En zo'n groep telt wel 30 40 man (inclusief transporteurs, automonteurs, incasseerders), een andere is 15 20 man sterk. Meervoudig samengestelde groepen exploiteren meer lijnen tegelijk. De chefs kunnen beroep doen op ettelijke subgroepen en blijven zelf zoveel mogelijk op de achtergrond werkzaam. En van deze groepen wordt geleid door iemand die vooral optreedt als makelaar tussen producenten en afnemers; hij brengt transporten tot stand van continent tot continent zonder dat Nederland wordt aangedaan. Een andere groep exploiteert tenminste drie lijnen en de hash die per vrachtauto of in geprepareerde containers per schip wordt aangevoerd, is zowel voor de Nederlandse markt als voor doorvoer naar elders in Europa (Engeland!). Op afstand regisseert de baas hiervan een ondoorzichtig samenstel van subgroepen en dat maakt hem in zijn doen en laten flexibel. In totaal telt de kring van bedrijven en mensen om hem heen zo'n 100 tot 150 personen. Tussen deze twee uitersten in organisatievorm en leiderschap laten zich gemengd samengestelde groepen onderscheiden. Deze groepen waarvan de harde kern gewoonlijk maar enkele leden telt, zijn ook bepaald ondernemend als het gaat om het organiseren van allerlei andere illegale activiteiten (autohandel, gokken). Maar zij zijn vooral sterk in het opzetten van steeds weer nieuwe lijnen van verschillende soorten drugs (Nigeria, Roemeni, India, Suriname bij de n; Libanon, Pakistan, Marokko, Colombia en Nigeria bij de ander). Overigens worden sommige van de bovenbedoelde groepen ervan verdacht ook in cocane te handelen.

Groepen die zich bezig houden met de ontwikkeling, de produktie en de distributie van synthetische drugs (XTC, amfetamine, designer drugs) hebben een wat andere signatuur en lijken minder omvangrijk. De grootste die is opgerold door het vroegere IRT Noord-Holland/Utrecht, bestond uit 20 man en dat waren deels mensen uit Noord-Brabant en deels Belgen. De overige groepjes zijn veel kleiner en omvatten vaak niet meer dan twee of drie mensen. Wel zijn deze groepjes aan elkaar gelieerd en het vermoeden bestaat dat zij bijvoorbeeld voor de financiering en import van grondstoffen en/of voor de export van de pillen afhankelijk zijn van personen uit de top van de georganiseerde drugscriminaliteit. Het vervaardigen van synthetische drugs behoort ook tot het repertoire van de Hells Angels. Deze wereldomspannende organisatie werd in de Verenigde Staten vanaf het midden van de jaren tachtig erkend als een criminele groepering die banden onderhoudt met de Amerikaanse cosa nostra. Het chapter van de Hells Angels in Amsterdam is het grootste van Nederland en neemt ten overstaan van de andere chapters een vooraanstaande plaats in. Zij handelen in meer dan synthetische drugs. Zij handelen ook in wapens en zijn eveneens actief in takken van criminaliteit als afpersing. Om te concretiseren hoe een autochtone drugshandelsgroep die zowel in soft en hard drugs als (vermoedelijk) in synthetische drugs deed, is georganiseerd en werkt, geven we hier het voorbeeld van de groep die in het deelrapport over de rol van autochtone groepen in de georganiseerde criminaliteit is gedoopt tot groep F. De aanvoerder van deze groep bouwde in de loop van de jaren tachtig de reputatie op een geweldenaar te zijn. Hij pleegde zowel in Belgi als in Nederland overvallen, stond bekend als een ripper van partijen drugs, zowel uit de handen van Hollandse als uit de handen van met name Marokkaanse groepen, en werd ook in het milieu, verantwoordelijk gehouden voor de liquidatie van ettelijke personen. De clique om hem heen was toen niet zo groot, hooguit zo'n vijf man, maar stond wel in contact met alle toenmalige groten in de Nederlandse criminele wereld, zeker de kampers onder hen. Nadat deze clique door arrestatie en liquidatie was geruneerd, bouwden de leiders een nieuwe formatie op, ditmaal veel groter en hoofdzakelijk actief in drugshandel. Dat er ook illegale wapenhandel en betrokkenheid bij illegaal gokken in het spel zijn (geweest), wordt niet uitgesloten geacht.

Dat deze groep, in haar nieuwe gedaante, een maat groter was dan sommige andere gemengd samengestelde drugshandelsgroepen blijkt al direct uit haar omvang en samenstelling. De kopman werd dagelijks bijgestaan door een soort raadgever/beheerder, maar kon, al naargelang het nodig was, ook terugvallen op een advocaat, een accountant, een bankemploy en een medewerker van de Kamer van Koophandel; zij hielpen hem bij het uitdokteren van witwasconstructies (via Luxemburg), het wegmoffelen van zwart geld uit de boekhouding van zijn Nederlandse bedrijven en andere. Zo'n vier vijf familieleden kregen bedrijven en bedrijfjes op hun naam, moesten koerieren met geld en werden betrokken bij de organisatie en afwikkeling van drugstransporten. Twee klusjesmannen, die een vertrouwenspositie genoten, zorgden voor de veiligheid van de hoofdman. Samen met anderen - men spreekt van zowel kampers als van Joegoslaven - stond n van de familieleden ook in voor de afstraffing van degenen die fouten maakten.

De eerste en voornaamste drugslijn die deze groep exploiteerde, was een lijn op Marokko. De relaties ginds werden niet alleen gelegd via Marokkaanse contacten hier in Nederland, maar ook via een Nederlander die in Marokko een bedrijf had, in financile problemen was geraakt, door de baas van de groep uit de knoei was geholpen en in ruil hiervoor allerlei hand- en spandiensten moest verrichten: koeriers uit Nederland opvangen, partijtjes cocane, bestemd voor de upper ten in Marokko opslaan, enzovoort. Aan de Nederlandse kant van de Marokkaanse lijn was het van hetzelfde laken een pak. Hier werden de eigenaren van een klein transportbedrijf dat door de onderschepping van een hashtransport in financile problemen kwam, ook door de
aanvoerder financieel op de been geholpen. Vervolgens moesten zij wel voor hem op Marokko blijven rijden. En om de werkelijke business van dit bedrijf te verdoezelen, werd verder genvesteerd in een bedrijfje van een andere man die door de leider financieel van de ondergang was gered. Via dit bedrijfje werd een reguliere goederenstroom op gang gebracht om de stroom drugs te camoufleren. Uiteindelijk werd ook nog op een heel andere plaats in Nederland een bedrijf opgericht. Maar het had dezelfde functie: afdekken van de toevoer van hash uit Marokko.

In de tijd dat deze infrastructuur werd opgebouwd ontstonden plannen voor de uitbouw van de illegale onderneming. In de eerste plaats werden plannen gemaakt, samen met mensen die bij de voorman ook in het krijt hadden gestaan, om hennep uit Nigeria, via een eigen bedrijf (in keramiek) in Roemeni, naar een onderneming in de Randstad te sluizen. Heel dit circuit werd ook metterdaad opgebouwd, maar de benutting ervan stokte door interne conflicten in de groep. Dezelfde methode werd toegepast om drugs, vooral herone, vanuit India te laten komen. Via twee contactpersonen in dit land, waarvan er n (in 1988) een tijd in de Bijlmer-bajes heeft gezeten maar hieruit met de hulp van bewaarders is ontsnapt, werd eerst een legale stroom van (waardeloze) goederen naar een bedrijf in Nederland op gang gebracht, en werd deze connectie vervolgens gebruikt voor het transport van de genoemde drug. Voorts werden er contacten gelegd met allerlei sleutelpersonen in Suriname. Dit gebeurde kennelijk met de bedoeling om een deel van de cocanehandel naar West-Europa in handen te krijgen. Er werd zelfs al een schip in gereedheid gebracht om deze nieuwe lijn zoveel mogelijk in eigen beheer te kunnen exploiteren. Dit schip is waarschijnlijk nooit voor dit doel gebruikt, maar er wordt niet aan getwijfeld dat er via deze lijn, op de een of andere manier, wel al cocane in de richting van Nederland is gekomen. Tenslotte gaan er verhalen dat deze groep ook betrokken is geweest bij de import van grote hoeveelheden grondstoffen voor de aanmaak van synthetische drugs, maar deze meldingen zijn nooit goed uitgezocht. Zoals ook niet verder is nagegaan wat er op een gegeven moment waar was van het bericht dat zij de ambitie had om de afzet van deze drugs in heel Nederland - vooral bij dancings en discotheken - onder controle te brengen.

Het lijdt verder geen twijfel dat deze groep al het mogelijke deed om haar interne communicatie geheim te houden: geen (auto)telefoons op eigen naam, zoveel mogelijk gebruik van codes en dergelijke. Complementair hieraan werd alles en iedereen onder observatie genomen dat/die een gevaar voor de groep kon betekenen. Wie het zou wagen met de politie te praten, wist wat hem/haar voor straf te wachten stond: heel het gamma, van mishandeling, via marteling, tot liquidatie toe; dat had een van de companen ondervonden toen hij buiten de hoofdman om een eigen drugslijn dacht te kunnen beginnen. Een interessant punt in dit verband is dat hij medewerkers die in binnen- of buitenland werden aangehouden, onmiddellijk van juridische bijstand voorzag. Niet uit goedertierenheid of rechtschapenheid, maar om via zijn raadslieden zo goed mogelijk op de hoogte te blijven van de vorderingen van het strafrechtelijke onderzoek en de rol van zijn mensen daarin (door het al dan niet afleggen van belastende verklaringen bijvoorbeeld). Regelrechte intimidatie van politie en justitie vond niet plaats, maar dit neemt niet weg dat de reputatie van de aanvoerder een meedogenloos geweldenaar te zijn, soms wel, ook ongemerkt, intimiderend werkte op de onderzoekers. Opmerkelijk is dat hij er niettemin in slaagde om corruptief getinte relaties te ontwikkelen met, zoals al eerder werd gezegd, een medewerker van de Kamer van Koophandel, en een medewerker van het consulaat van een van de landen die hiervoor zijn genoemd. Dit zou hem, werd wel beweerd, ook zijn gelukt met een poltieambtenaar. Maar dit vermoeden is bij een vermoeden gebleven. Wel beschikte een van zijn bodyguards, zij het ook buiten de eigen regio, over nauwe contacten met politiemensen op voor hem vitale posities. De ene werkte bij een CID, de andere bij een observatiegroep. Tenslotte moet worden gezegd dat er nog niet zoveel zicht bestaat op de (besteding van de) revenuen van deze groep. Een belangrijk deel werd vast en zeker aangewend om de genoemde infrastructuur op te bouwen. Een ander deel, zo denkt men, is in Nederland via slinkse wegen genvesteerd in legale bedrijven, speciaal in de automobielsector. Naar de rest is men nog op zoek.

IV.2.2.2.2. Het aandeel van buitenlandse groepen
Alle buitenlandse of transnationale misdaadgroepen die in Nederland zijn gesignaleerd, houden zich wel bezig met de handel in drugs, maar hun functie verschilt naar de plaats die hun bemoeienis inneemt binnen de reeks van activiteiten tussen produktie en consumptie. Deze groepen kunnen in drie categorien worden onderverdeeld. Er zijn groepen waarvan het hoofdkwartier ligt in de produktielanden van drugs (Colombia en andere Zuidamerikaanse landen). Vervolgens zijn er groepen die hun hoofdzetel hebben in de landen waar drugs worden gekocht en geconsumeerd (Itali). Tenslotte zijn er groepen die worden geleid vanuit landen waar drugs noch worden geproduceerd noch geconsumeerd, en die zich slechts toeleggen op smokkelen (China, Ghana, Nigeria). Ook zijn er transnationale groepen die ook wel in drugs handelen maar voor wie dit in Nederland helemaal geen hoofdactiviteit vormt (de Russische mafia en de bendes van voormalige Joegoslaven). Daarover slechts enkele zinnen aan het einde van deze paragraaf. We zullen deze groepen in
de aangegeven volgorde behandelen. Telkens wordt ook stilgestaan bij de vraag hoe de verhouding is tussen deze misdaadgroepen en de immigrantengemeenschap in Nederland.
De Colombiaanse kartels produceren, verwerken, transporteren en verkopen cocane, marihuana en ook herone en gros. Zij vormen zeer grote organisaties als men de tienduizenden mensen telt die in het bronland bij de verschillende handelingen betrokken zijn. Toch moeten ze niet worden voorgesteld als grote hecht georganiseerde en centraal gecordineerde mega-bedrijven. De bazen regelen vanuit hun kantoren het opkopen van de grondstof, de raffinage daarvan, het smokkeltransport overzee en zij zorgen ervoor dat de talrijke functies worden vervuld (interne discipline, afscherming tegen de overheid, witwassen en dergelijke) zonder welke hun omvangrijke activiteiten niet ongestoord zouden kunnen plaatsvinden, maar al deze processen verlopen zodanig autonoom dat succesvol strafrechtelijk of zelfs militair optreden tegen n daarvan het functioneren van de kartels niet wezenlijk aan kan tasten. Om dezelfde reden hebben zij het risico gespreid door filialen op te richten in Zuidamerikaanse buurlanden. De cocane komt daarom ook naar Nederland via Brazili en Venezuela en (zoals verderop zal blijken) via Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba. Nederland is voor de kartels belangrijk omdat zij grote partijen ineens per container Europa binnenvaren en daarvoor zijn de havens van Rotterdam en Amsterdam geschikt. Vanaf het midden van de jaren tachtig zijn door de Nederlandse opsporingsinstanties Colombiaanse verkopers gesignaleerd die vier van de acht grote kartelorganisaties vertegenwoordigen die in heel Europa (Spanje, Duitsland) actief zijn. De Colombiaanse immigrantengemeenschap in Nederland is klein en onvoldoende maatschappelijk gentegreerd om een eigen handelsinfrastructuur op te kunnen zetten die voor de kartelorganisaties bruikbaar zou zijn om de import van drugs te verzorgen. Dat neemt niet weg dat veel van de Colombianen die hier verblijven op enigerlei wijze met de drugshandel van doen hebben. Dat geldt trouwens ook voor andere Latino's; bij de drugshandel zijn ook Argentijnen en Chilenen betrokken geweest. De verkopers van grote partijen zijn de centrale figuren en zij zijn vooral op zoek naar Nederlandse handelsfirma's die op regelmatige basis zaken doen met landen in Zuid-Amerika of West-Afrika om aldus een smokkellijn op te zetten.

Van de Italiaanse mafia zijn in Nederland in het bijzonder vertegenwoordigers waargenomen van verschillende clans die samen de camorra vormen en die zetelen in en rond de stad Napels. In de landen om ons heen ( Belgi, Duitsland) hebben zich veel grotere groepen immigranten uit Itali gevestigd dan in Nederland en zij leven tot op zekere hoogte nog - ook anders dan in Nederland - bij elkaar in kolonies van mensen die uit dezelfde landstreek afkomstig zijn. Dit biedt grote mogelijkheden voor leden van de mafia om er in onder te duiken. De vertegenwoordigers van de camorra-clans hebben in Nederland geen steunpunt in een Napolitaanse kolonie en hun activiteiten gaan grotendeels over de hoofden van Italiaanse immigranten heen. Er zijn trouwens ook Italiaanse misdaadondernemers in de drugshandel actief, die geen duidelijke band met n van de grote mafia-groepen onderhouden; zij komen hier alleen heen om drugs aan te kopen voor hun eigen markt en andere Europese consumentenmarkten. De vertegenwoordigers van de camorra onderhouden in Nederland vooral goede betrekkingen met een aantal Colombiaanse groothandelaren en zij ontmoeten elkaar in een aantal woonhuizen en restaurants die zij hebben gehuurd of gekocht. In meer dan tien grotere en ook kleinere gemeenten zijn zij aangetroffen. Dat hun handel niet tot de grootste in Nederland behoort, blijkt uit het feit dat de politie in hun bezit slechts hoeveelheden aantreft van n of enkele kilo's. Dat de mafia hier weinig macht heeft wordt ook aangetoond door incidenten als het volgende. Enkele Antillianen die een geslaagde rip-partij op Italianen uitvoerden, werden wel bedreigd, maar niet echt aangepakt. Chinezen behoren vanaf de Eerste Wereldoorlog tot de oudste etnische groepen in Nederland en ondanks het feit dat velen individueel zijn geassimileerd, hebben zij mede als gevolg van nieuwe immigratiebewegingen, steeds een betrekkelijk gesloten gemeenschap gevormd. Op zichzelf biedt die naar-binnen-gerichtheid van de Chinezen de mogelijkheid voor criminele infiltratie die door de overheid slecht wordt opgemerkt. Bij zulke organisaties denkt men aan de beruchte triaden, omvangrijke geheime genootschappen sedert de zeventiende eeuw, die strak hirarchisch zijn georganiseerd en die functionarissen hebben met bloemrijke namen die bijzondere afdelingen regeren. Uit hedendaagse beschrijvingen van de triaden in Hong Kong, de Verenigde Staten en ook Engeland en Frankrijk blijkt dat het thans grotendeels gaat om groepen met kernen van een of twee man en een kring van medestanders. Zulke groepen die in Nederland de vertegenwoordigers zijn van de 14 K, de Tai Huen Chai en de Ah Kong en die opereren vanuit Hong Kong, Bangkok, Maleisi en Singapore, smokkelen vooral herone die zij betrekken uit de Gouden Driehoek. Rond 1980 hebben de Chinezen hun eerste plaats op deze markt verloren omdat zij stevig werden aangepakt door de politie en doordat de Turkse groepen met een betere kwaliteit herone geducht concurreerden. Dat wil echter niet zeggen dat zij geheel zijn verdreven. Er wordt nog steeds herone gemporteerd en gedistribueerd. Hun klanten zijn onder meer Nederlandse handelaren.

Vanaf het midden van de jaren tachtig zijn in Nederland cliques waargenomen van drugssmokkelaars uit Nigeria en Ghana. Zij vormen een onderdeel van Ghanese en Nigeriaanse netwerken die wereldwijd opereren. Door groepen in deze landen wordt in Zuidoost-Azi herone aangekocht en cocane in Zuid-Amerika. Ook handelen zij in cannabisprodukten. De bestemmingslanden van hun smokkelwaar zijn
Noord-Amerika en Europa. Hun gemeenschappen in Nederland zijn klein, niet erg hecht en zij zijn onvoldoende maatschappelijk gentegreerd om de mogelijkheden voor smokkel in Nederland ten volle uit te buiten. In Amsterdam is wel sprake van een zekere vermenging met een gedeelte van de zwarte Surinaamse bevolking. Hun zakelijke leven speelt zich af in en rond coffeeshops, restaurants en hotels. De omvang en macht van deze netwerken in Nederland worden gauw overdreven. Het gaat eerder om kleine groepjes van smokkelaars dan om criminele groepen die vele activiteiten ontplooien.

Tenslotte nog iets over de zogenaamde Russische mafia uit Rusland en andere republieken van de voormalige Sovjetunie. Ook zij is bij een onderdeel van de drugseconomie betrokken, speciaal door grondstoffen te leveren die nodig zijn voor het vervaardigen van synthetische drugs. Verder fungeren Russische misdadigers als inkopers van drugs voor de Oosteuropese markt, maar voor hen vormt dit een ondergeschikte activiteit. Ook bij (voormalige) Joegoslavische bendes is wel drugshandel waargenomen, maar de rol van deze groepen lijkt in dit opzicht toch eerder parasitair en te berusten op hun specialisme: geweld. Beide groepen moeten het stellen zonder wortels in deze samenleving. Het aantal Russische immigranten is miniem en de Joegoslavische onderwereld heeft weinig van doen met de gemeenschap van (voormalige) gastarbeiders uit Zuidslavische republieken. Beide groepen zijn minder relevant voor de handel in drugs. Daarom zal er in dit hoofdstuk niet meer op worden teruggekomen.

IV.2.2.2.3. De betrokkenheid van allochtone groepen
Het historische toeval wil dat de landen waaruit in de jaren zestig en zeventig grote aantallen mensen naar Nederland zijn gekomen, zich in de jaren tachtig en negentig hebben ontwikkeld tot vooraanstaande producenten en transitohandelaars van de belangrijkste drugssoorten voor de Europese markt. Uit Turkije komt veruit de meeste herone, de Surinaamse en Nederlands-Antilliaanse zowel als de Arubaanse connectie sluiten Colombia met zijn cocanehandel aan op Europa, Marokko heeft zich ontwikkeld tot de belangrijkste producent van hash. In al deze landen hebben zich recentelijk grote criminele drugsgroepen ontwikkeld of heeft de reeds bestaande onderwereld zijn aandacht verlegd naar de handel in drugs. Zij zijn evenzeer verbonden met de politieke en economische machtscentra van hun land als de transnationale groepen dat zijn in Itali of Colombia.

De groepen in Turkije kunnen worden onderverdeeld in drie soorten. Er is een klassieke mafia die zich vroeger bezig hield met allerhande smokkel, afpersing en het verlenen van illegale diensten op het niveau tussen de staat en de plaatselijke (stads)bevolking. Op zichzelf heeft deze klassieke mafia geen vaste banden met politieke bewegingen, ook al verleent zij er soms hand- en spandiensten aan. De betrokken groepen hebben zich thans toegelegd op de verwerking van opium tot herone en het smokkelen daarvan naar West-Europa. Verder zijn er drugshandelsgroepen die duidelijk banden onderhouden met de Grijze Wolven ter rechterzijde in het politieke spectrum en met de ultra-nationalistische politieke beweging die daar bijhoort, de MHP. Ter linkerzijde is bij enkele splinterpartijen wel drugshandel aangetoond, maar bij de grote Koerdische linkse beweging PKK met welke de Turkse overheid zich in staat van gewapend conflict weet, is dat niet zo. Toch heeft de PKK er indirect wel mee te maken omdat deze organisatie zakenlieden afperst en zeker ook rijke drugshandelaren. Koerden spelen bij de handel in herone een grote rol omdat zij uit het Oosten en Zuidoosten van het land afkomstig zijn en geografisch aansluiting vinden bij de buurlanden waar de opium vandaan komt. Evenwel: de raffinage en de export ervan kan thans bij welhaast alle bevolkingsgroepen in Turkije worden waargenomen.

De cocanesmokkel uit Suriname is begonnen nadat de sergeants die hun coup pleegden in 1980, contact hadden gemaakt met Colombiaanse drugsbaronnen. Thans vormt een combinatie van enkele Hindostaanse zakenlieden die de financiering voor hun rekening namen, de militairen die het transport toelieten en een aantal opgeklommen drugsbaronnen in Suriname een geducht machtscomplex. Mensen uit alle etnische groepen die Suriname rijk is, doen mee: Creolen, Hindostanen, Javanen (minder) en bosnegers (als koeriers). De Nederlandse Antillen en Aruba spelen een rol als plaats van ontmoeting tussen vertegenwoordigers van de Colombiaanse kartels en grootimporteurs uit Europa. Voorts worden nogal wat drugs gesmokkeld door vliegtuigpassagiers naar Schiphol en andere Europese luchthavens.

In Marokko heeft de hashproduktie zich tot een bloeiende bedrijfstak ontwikkeld. Men kan zich alle bedrijvigheid niet voorstellen zonder de actieve betrokkenheid van de ambtenarij op alle niveau's van het patrimoniale bestuurssysteem dat in dit land bestaat. Ook wordt aangenomen dat het koninklijk hof direct bij de hash-export is betrokken. Het land is in elk geval in toenemende mate van de inkomsten uit de drugshandel afhankelijk geworden nu het zenden van spaargelden door gastarbeiders met het verstrijken van de emigratiejaren aan het afnemen is als de belangrijkste inkomstenbron van het land. Voor een goed begrip van de ontwikkeling van de georganiseerde misdaad in de kring der etnische minderheden is inzicht in deze politieke en economische connecties onontbeerlijk.

Veel immigranten uit deze landen hebben hun weg in Nederland goed gevonden, maar een aanmerkelijk
gedeelte bevindt zich sociaal-economisch in een achterstandspositie en in cultureel opzicht verkeert dit deel nog grotendeels buiten de Nederlandse samenleving. Dat komt onder andere omdat een deel van de migranten nog steeds economisch en cultureel gerienteerd blijft op de landen van herkomst. Ook uit historische studies over wat vroeger de georganiseerde misdaad heette - vergelijk Egmond, 1994, over de prominente rol van Joden en Zigeuners in de achttiende eeuw - weten we dat de combinatie van geringe sociale kansen en een cultureel marginale positie een belangrijke risicofactor kan vormen voor de aansluiting op criminele groepen. De werkloosheidscijfers van Surinamers, Antillianen, Arubanen, Turken, Koerden en Marokkanen in Nederland liggen drie tot vier maar zo hoog als het Nederlandse gemiddelde. Zij die wel betaalde arbeid verrichten, zijn sterk oververtegenwoordigd in de laagste twee functiecategorien. Voor immigranten uit het Carabische gebied geldt dat minder, maar Turkse en Marokkaanse immigranten wonen overwegend in de slechtste buurten van de steden en stadjes en in huizen van de geringste woonkwaliteit. In zulke buurten leveren de scholen minder leerlingen af die doorgaan naar middelbare en hogere opleidingen dan gemiddeld. De schoolprestaties van sommige subgroepen van de kinderen en kleinkinderen van de immigranten zijn heel behoorlijk, maar gemiddeld genomen blijven deze kinderen achter en verliezen zij op de arbeidsmarkt de concurrentie van Nederlandse autochtone leeftijdsgenoten. Deze sociale achterstanden werken daarenboven cumulatief. Hierom zijn deze groepen door de overheid aangewezen tot de belangrijkste doelgroepen van het minderhedenbeleid.

De sociale achterstand wordt in de verzorgingsstaat Nederland zowel gemitigeerd als verhuld, maar de kans is levensgroot dat zich binnen deze immigrantengroepen een aparte etnische onderklasse ontwikkelt waarbij de relatieve armoede en het gebrek aan maatschappelijke kansen sociaal overerfelijk worden (Roelandt, 1994). Binnen de etnische minderheden komt grote status-concurrentie voor waarbij maatschappelijk succes wordt afgemeten aan materile welstand zowel in Nederland als in het land van herkomst. De tweede generatie vergelijkt zijn kansen met Nederlandse leeftijdsgenoten. Een deel van de werkloos geworden immigranten of van de nieuwe starters op de arbeidsmarkt neemt het initiatief zich te vestigen als zelfstandige ondernemer. Er zijn in alle drie gevallen bijzondere redenen waarom immigranten de morele grens kunnen oversteken om op de drugshandel over te gaan. In het Turkse geval kan politieke overtuiging of ook dwang meespelen, voor sommige Surinamers biedt de antikolonialistische gezindheid van machthebbers een zeker excuus, veel Marokkanen zien niet in waarom een lucratief exportartikel niet kan worden verkocht in een land waar de overheid het gebruiken van cannabis toestaat. Het ontbreken van zo'n morele drempel biedt criminele groepen de mogelijkheid om vaste voet te krijgen in de beschreven sociaal weinig kansrijke segmenten van minderheidsgroepen. Meestal gaat het bij de georganiseerde criminaliteit die in den vreemde opereert - en dat geldt zeker voor de beschreven transnationale criminele groepen - om slechts betrekkelijk weinig actieve misdadigers. Maar hier hebben zich binnen de gevestigde etnische minderheden drugshandel-circuits ontwikkeld waarbij mensen zijn ingeschakeld in allerlei rollen (handelaar, geldschieter, bewaker van drugs-voorraden, koerier etcetera) en daarom is hun aantal veel groter. In tegenstelling tot de transnationale groepen die we zoven beschreven, zijn die drugshandelsgroepen hecht verankerd geraakt in de grootste gevestigde etnische minderheden en zijn deze voor een deel van hun inkomsten en welvaart van de georganiseerde criminaliteit afhankelijk geworden. De Turkse en Koerdische groepen zijn overal waargenomen waar immigranten uit Turkije zich in groten getale hebben gevestigd met misschien wat meer belangrijke centra in Amsterdam, Rotterdam en Arnhem. Surinamers en Antillianen wonen disproportioneel in de grote steden en de cocane-smokkel vindt men dan ook vooral in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en ook Eindhoven. Marokkanen worden in coffeeshops aangetroffen in het hele land, maar ook hier zijn enkele duidelijke centrale handelspunten aan te wijzen, bijvoorbeeld in het Gooi en in Brabant. Omdat er in de voorbije jaren - om de reden die eerder werd genoemd - veel onderzoeken zijn gedaan naar de Turkse heronehandel, bestaat er een tamelijk goed zicht op de organisatie van de families die zich met deze handel bezighouden. In Arnhem is hij in handen van vijf Koerdische families die deels solistisch opereren, deels nauw samenwerken. Zij halen de herone zelf rechtstreeks uit Turkije en distribueren haar in Amsterdam en Rotterdam, maar ook in Duitsland, Frankrijk, Spanje, Engeland en Belgi. Het gaat hier om omvangrijke families die met het oog op de drugshandel ook nog een veelheid van andere Turken inschakelen voor het uitvoeren van allerlei klusjes. In een tussenbalans van de Arnhemse recherche uit 1992 wordt gesteld dat er ongeveer 900 Koerdische en Turkse personen rechtstreeks in verband konden worden gebracht met de heronehandel. Uit het eigen onderzoek is gebleken dat in periode 1990-1995 in totaal 524 Turkse mannen door de Arnhemse politie zijn gergistreerd wegens drugshandel en bezit van drugs. In Rotterdam was in het begin van de jaren negentig een Turkse familie actief die enkele tientallen Turkse en Koerdische verwanten in dienst had om de distributie van de herone ter plaatse adequaat te kunnen afhandelen. Een politieel onderzoek naar hashhandel in het Gooi dat in het begin van de jaren negentig werd uitgevoerd, wees uit dat deze handel werd gecontroleerd door drie Marokkaanse families. Deze families waren gevormd door Marokkaanse arbeiders die in de jaren zeventig waren komen werken bij bedrijven in de streek. Het waren mensen zonder veel opleiding: de meesten waren analfabeet en nadat zij in de jaren zeventig en tachtig uit
het arbeidsproces waren getreden, was de overgrote meerderheid werkloos gebleven. De vreemdelingendienst kenschetste ze als een niet gentegreerde, kansloze groep en onder de tweede generatie had een aantal jongens reeds een flinke criminele antecedentenlijst opgebouwd. Hilversum bleek te fungeren als distributiecentrum voor (door Nederlandse transporteurs) uit Marokko aangevoerde hash. Nederlandse en Marokkaanse klanten kwamen hier in het groot (tot duizend kilo toe) inkopen. De klant zette zijn auto neer op een aangewezen plek en overhandigde de groothandelaar in het koffiehuis zijn sleutels als de koop was gesloten. Een koerier reed de auto naar een geheime plaats waar de gekochte hash achterin werd geladen en daarna werd de auto op een andere plaats neergezet. De klant kreeg zijn autosleutels terug en kreeg te horen waar hij zijn auto op kon halen. De politie was verbaasd over de openheid waarmee deze handel werd bedreven. Zij ontdekte een soort raad van bestuur van de organisatie in engere zin. De oudste zonen beheerden tien koffiehuizen, een slagerij, een videotheek, een lunchroom en een shoarmazaak. Andere familieleden vormden het personeel in deze middenstand. Sommigen fungeerden als koeriers; daar waren ook kinderen bij die hoeveelheden hash achter op hun fiets vervoerden. Anderen stelden (tegen betaling van f.25,- per kilo) hun huis of schuurtje ter beschikking als bergplaats. De politie kwam tot de slotsom dat van een aanzienlijk deel van alle Marokkaanse families in het Gooi tenminste n gezinslid direct aan de hashhandel deelnam of daar indirect van profiteerde.

IV.2.3. De werkwijzen die worden gebezigd

IV.2.3.1. De infrastructuur van de drugshandel
Drugshandelaren kunnen het niet stellen zonder gebruik te maken van de bestaande legale infrastructuur of zonder die zelf op te richten. Dat kost veel geld en een deel van de opbrengsten vloeit hiernaar toe. Voor de rechercheurs en accountants die strafrechtelijk en financieel onderzoek verrichten - onder andere om te kunnen bepalen hoeveel aan crimineel verworven vermogen kan worden geconfisceerd - levert het steeds weer de nodige hoofdbrekens op om de omvang van deze werkelijk gemaakte kosten te berekenen. In deze paragraaf zal worden getoond hoe de infrastructuur van de drugshandel in de richting van Nederland er uitziet. Eerst komt de faade die moet worden opgetrokken om de import een legitiem aanzien te geven. Hier kunnen in beginsel alle bedrijven voor worden gebruikt die uit het buitenland importeren of die georganiseerd vanuit Nederland internationaal zaken doen. Importen exportfirma's zijn gewild, vooral wanneer deze vertrouwen wekken door reeds lang en volgens vaste routine zaken te doen met firma's in het land waar de drugs vandaan komen. Nederlandse firma's die zaken doen met Zuid-Amerika, om welke produkten het ook gaat, mogen zich verheugen op bijzondere belangstelling van vertegenwoordigers van de Colombiaanse kartels. Daar is een bedrijf bij dat zaden exporteert, een firma die hout importeert, een bedrijf dat schoenpoetsmachines verkocht, een zaak waar men zonwerende folie te koop heeft, enzovoorts. Nederlandse drugshandelaren richten zelf ook wel dekmantelfirma's op en ook daar gaat het om handel die tussen beide landen aannemelijk is. Vooral het transport van bederfelijke waar (bijvoorbeeld bloemen of vlees) is populair omdat de dounane soms coulant is en het transport zonder al te veel controle door laat gaan. Allochtone drugshandelaren maken gebruik van de eigen middenstand die de etnische groepen voorziet van produkten uit het land van herkomst: tropische groenten uit Suriname, noten en thee uit Turkije, bevroren vis uit Marokko. De omvang van deze gevarieerde nep-infrastructuur is niet bekend.

Daarna komt de fase van het transport en dat kan gaan over land, over zee en door de lucht. Nederland is een aantrekkelijk land omdat het een echt transportland is en omdat het beschikt over de nodige expertise. Drugs komen over de weg nog steeds wel met personenauto's van echte of zogenaamd terugkerende vakantiegangers: de smokkel door zogenaamde mieren. Voor grotere partijen worden vrachtauto's gebruikt en dan worden de drugs meegenomen, verstopt in de lading of in het chassis, de wanden (vandaar ook de voorkeur voor koelwagens), de brandstoftanks, de reservebanden en nog meer. Voorheen organiseerden Nederlandse drugshandelaren transporten met hash vanuit Marokko vanaf de producent tot aan de koper. De Marokkaanse handelaren hebben echter de afgelopen jaren aan macht gewonnen en hebben de rol van de Nederlanders gereduceerd tot die van transporteurs. Wie het thans toch op zijn eigen houtje probeert - en er zijn chauffeurs die voor een aanlokkelijk aanbod op een grote parkeerplaats of in het chauffeurscaf zwichten - loopt het grote risico (na een tip van de handelaar) door de douane te worden gepakt. Volgens opgave van de FNV-Vervoersbond zitten thans zo'n 40 Nederlandse vrachtwagenchauffeurs wegens hashsmokkel in Marokkaanse gevangenissen. Turkse herone-smokkelgroepen maken gebruik van eigen transportbedrijven (in het Zuiden van het land is een provincieplaats Kilic met een mafia-familie die een groot deel van het wegtransport beheerst) maar zij laten vaak Hollandse of althans Westeuropese chauffeurs rijden omdat die minder argwaan wekken. Verder maken wij uit het ons ter beschikking gestelde politiemateriaal op dat 30 op zichzelf bonafide Nederlandse bedrijven zich met drugssmokkel hebben beziggehouden, maar dit aantal, dat
overigens ten dele ook betrekking heeft op bedrijven die betrokken zijn (geweest) bij de smokkel van hash uit Marokko, is stellig te klein en berust op ongelijksoortige en incomplete gegevens. Het is verder waarschijnlijk dat juist jonge en kleine bedrijven die in financile problemen zitten daarvoor worden gebruikt, maar aangetoond is dit niet. Zeker is tenslotte dat enkele Hollandse drugshandelsgroepen over een doeltreffend informatiesysteem in de transportwereld beschikken om de zwakke broeders eruit te halen. De cocane en marihuana uit Zuid-Amerika en vooral de hash uit Marokko komen ook over zee. Behalve de drugs die door individuele toeristen (bijvoorbeeld in hun zeewaardig zeiljacht) worden meegenomen, gebeurt de smokkel via reguliere scheepvaartondernemingen. Grote partijen gaan veel met containers. Er worden twee smokkelmethoden toegepast: (a) op de ladingbrieven wordt een andere lading voorgewend, de vaarroute wordt verkeerd opgegeven of er wordt aan een onverdachte klant geadresseerd en (b) de contrabande wordt in de legale lading verstopt en daarbij valt op hoe kunstig smokkelaars de drugs in vormen persen om er onopgemerkt de douane mee door te komen. Er zijn geen aanwijzingen dat criminele groepen de gehele, administratief nogal ingewikkelde, route in de Rotterdamse haven controleren. De kunst is hier om controle te ontlopen. De smokkel vanuit Suriname verloopt voor een deel ook op deze manier. Die van Chinese smokkelgroepen evenzeer: zij verzenden honderden kilo's herone tegelijk per schip vanuit Bangkok. Een Nederlandse groep die wordt geleid door kampers had een tijdlang een kleine eigen vloot over de zeen varen. Met haar schepen bracht deze groep de drugs aan land door die vlak voor de kust over te laden op kleinere motorboten die ze vervolgens razendsnel overbrachten naar speciaal ingerichte bergplaatsen. Veel drugs worden gesmokkeld door de lucht. Er zijn koeriers die ze meenemen als passagier, er zijn bemanningsleden die smokkelen, de waar wordt verstopt in de vracht of wordt met eigen vliegtuigen aangevoerd. De Colombiaanse kartels hebben nog wel geprobeerd om voor de kust van Ierland dezelfde methode toe te passen die het voor de Noordamerikaanse kust zo goed had gedaan: het droppen van grote, goed ingepakte partijen op zee, maar dat is mislukt. Uit Suriname, de Antillen en Aruba gaat het met koeriers en dat geldt ook voor de groepjes smokkelaars uit Ghana en Nigeria. Chinese smokkelaars werken op dezelfde manier en verstoppen de drugs in partijen kleding en in bagage. Uit het materiaal dat wij onder ogen hebben gehad over de luchthaven Schiphol blijkt dat hier de controle verre van waterdicht is en dat daarom hier veel drugs door kunnen komen. De controle op deze drukke luchthaven gaat snel en is oppervlakkig en er zijn in de voorbije jaren dan ook heel wat platte functionarissen opgespoord (in de schoonmaaksector, bij de catering, bij de bagage-afhandeling, bij de expeditie, bij de marechausse en bij de douane). Wanneer de drugs eenmaal Nederland zijn binnengekomen, moeten zij verdekt worden opgeslagen (safe house, stash). Dat gebeurt in bedrijfsruimten van overigens bonafide en onopvallende firma's die zowel op oude als op nieuwe industrieterreinen staan. Er worden ook loodsen en woonschepen gebruikt die men aan de rand van veel steden aantreft. Dit zijn ook nogal eens de plaatsen waar synthetische drugs worden vervaardigd. Maar er zijn ook particulieren die hun woonhuizen en schuren beschikbaar stellen. De groothandel vindt verder plaats in verkoopkantoren. Dat zijn in het geval van Nederlandse hashhandelaren vaak moderne gebouwen in de industriezones rond de steden. Marokkaanse en Turkse handelaren opereren vanuit hun koffiehuizen. Zij kopen hier per week een stoel en toegang tot de telefoon (zodat met Turkije kan worden gebeld); na betaling door de klant verbergt een handlanger de gekochte waar in diens auto, die hij vervolgens op een aan te wijzen plaats op kan halen. Chinese drugshandelsgroepen gebruiken voor de distributie hun infrastructuur van restaurants, videotheken en (illegale) gokhuizen. Surinaamse smokkelaars maken gebruik van de etnische winkelstand.

Drugshandelaren hebben ook ontmoetingsruimten nodig waar zij zaken kunnen doen. Net als in het legale zakenleven gebruiken zij daarvoor caf's, restaurants en hotels, maar ook seksclubs zijn populair. Hier zien we hoe een deel van de horeca al dan niet bewust ruimte geeft voor criminele activiteiten. Hoe groot die betrokkenheid van de horeca precies is, valt onmogelijk te zeggen op grond van ons materiaal. Volgens vertegenwoordigers van deze branche zelf gaat het hier om een aanzienlijk probleem. Als we dit alles overzien dan kan het niet anders of veel personen die werkzaam zijn in de legale economie, moeten op de hoogte zijn van drugshandelsactiviteiten of moeten tenminste vermoeden wat onder hun neus gebeurt, en dit geldt ook voor mensen die wonen in de buurten waar zich de drugshandel afspeelt. Dat is in feite altijd het zwakke punt van georganiseerde criminaliteit: zowel de afnemers van illegale goederen en diensten als degenen die op de een of andere wijze zijn betrokken bij de verwerking, het transport of de financiering weten goed wat er gebeurt (Potter, 1994). Criminele groepen kunnen trachten zich daartegen af te schermen door vrijplaatsen te scheppen waar ongenode gasten niet worden toegelaten. Bij de kampers die zo'n prominente rol spelen in de Nederlandse drugshandel, is dit al veel langer zo; zij zijn afkomstig uit woonwagencentra waar burgers zelden een stap zetten. Dat geldt ook voor de Hells Angels die eigen honken bouwen en ze voorzien van allerlei veiligheidsvoorzieningen waarmee zij buitenstaanders effectief buiten de poort houden. Het geldt ook voor sommige straten of delen van straten in steden die door criminele groepen worden gecontroleerd: daar wonen mensen uit hetzelfde sociale milieu of van dezelfde etnische groep en degenen die het niet bevalt staat de mogelijkheid open te verdwijnen of zwijgzaam toe te geven aan
de intimidatie. Zulke ruimtes hebben veel weg van wat de Amerikanen no-go areas noemen, maar dat zijn dat niet. Met die term wordt uitgedrukt dat de overheid en haar dienaren het terrein niet opdurven anders dan ondersteund door een overmatige troepenmacht. Zulke vrijplaatsen of reservaten kent Nederland niet. Er bestaan ook nergens getto's in de zin dat een hele buurt door n etnische groep wordt bewoond (en dat ook alle leden van die etnische groep in die ene buurt wonen). Alleen al de greep van de overheid op de huurwoningdistributie is daarvoor te groot.

IV.2.3.2. De toepassing van geweld
Geweld of beter nog: het effectief dreigen met geweld, is zeker ook onlosmakelijk met de georganiseerde drugscriminaliteit verbonden en vervult vele functies (Amir, 1995). Intern wordt geweld aangewend om discipline in de groep te handhaven of door individuele misdadigers met leidersaspiraties om op te klimmen in de hirarchie. Extern geweld kan dienen om het aandeel in de markt dat door anderen wordt bedreigd, te beschermen, of om het eigen marktaandeel uit te breiden. Het niveau van zware geweldpleging tot en met liquidaties is in Nederland vanaf de achttiende eeuw uitzonderlijk laag (Spierenburg, 1993); Nederlanders reageren dan ook geschokt als geweld wordt toegepast (Franke, 1991). Maar het aantal gevallen van doodslag neemt toch langzaam toe (Van den Eshof en Weimar, 1991; Berghuis en De Jonge, 1993) en het is volstrekt duidelijk dat dit onder andere te maken heeft met de opkomst van de handel in drugs. De grootstedelijke penose is van karakter veranderd met de introductie van vuurwapens in de jaren zeventig. De figuur van de drugshandelaar Klaas Bruinsma staat voor die omslag symbool. Hij wordt er in politiekringen van verdacht opdracht te hebben gegeven tot zes aanslagen op concurrenten of afvallige medestanders, waarvan er drie dodelijk afliepen; zelf was hij betrokken bij drie schietpartijen. Verder mag niet uit het oog worden verloren dat de Brabantse smokkelaars in de jaren vijftig in een heuse geweldsspiraal met de politie en de douane waren betrokken. En overigens kennen ook de kampers een traditie van gewelddadigheid. Het aantal liquidaties bedraagt op dit ogenblik, althans voor zover dat bij de politie bekend is, 30 40 per jaar. Dit is heel laag in vergelijking met landen waar de georganiseerde criminaliteit werkelijk belangrijk is. In Colombia is dat het cijfer voor een grote stad in n week. Zeker zijn we van dit cijfer overigens allerminst want hoeveel van de persoonsverdwijningen per jaar zijn in feite gecamoufleerde en niet ondekte moorden? In ieder geval wordt per jaar wel op dezelfde manier geteld en daarom staat vast dat het aantal liquidaties toeneemt. De directe aanleidingen tot moordpartijen in het drugsmilieu zijn doorgaans hetzelfde: er zijn (af)betalingsproblemen, er is een rippartij gepleegd of er is er een afgeslagen, een potentile getuige voor justitie moet uit de weg worden geruimd of iemand wordt vermoord omdat bekend wordt dat hij als verklikker is opgetreden. Achter deze aanleidingen gaat doorgaans de grotere oorzaak schuil dat concurrentie met geweld wordt uitgevochten. Want men moet goed voor ogen houden dat in de drugshandel geweld steeds een afgeleide is van de ongereglementeerde marktomstandigheden waarin deze illegale handel nu eenmaal moet opereren. Het is hier geen doel op zichzelf zoals wel het geval is bij sommige andere vormen van georganiseerde criminaliteit zoals afpersing of loan sharking. Uitzonderingen op deze regel vormen groepen die via hun geweldsspecialisatie bij de drugshandel betrokken raakten zoals de Hells Angels en enkele groepen van kampers die zich hebben opgewerkt met de opbrengsten van het rippen van Marokkaanse groepen of het onderscheppen van drugstransporten uit Libanon en Pakistan. Als er echter in het algemeen weinig concurrentie bestaat, zal het geweldsniveau bij de drugshandel laag zijn. Juist deze omstandigheid verklaart waarom het autochtone Nederlandse drugsmilieu althans tot en met de jaren tachtig relatief weinig gewelddadig was. De druk van de autoriteiten was niet groot omdat de handel in hash nogal met rust werd gelaten en de markt expandeerde zodat er voor nieuwelingen plaats was zonder dat de gevestigde handelaren hoefden in te leveren. Als deze veronderstelling juist is, zou de toegenomen belangstelling van justitie en politie voor de cannabis-handel moeten leiden tot een verhoogd geweldsniveau in kringen van handelaren. Hierboven werd al aangegeven dat het aandeel van autochtone Nederlanders bij liquidaties bepaald laag is als we het vergelijken met dat van allochtonen. Wellicht is dit voor een deel schijn omdat Hollanders zoveel mogelijk in het geniep slachtoffers maken, terwijl executies in allochtoon milieu vaak theatrische trekken (vergelijk ook de Turkse gewoonte om kleinere overtredingen te bestraffen met het vernederende afsnijden van een oor) vertonen en juist wel moeten worden opgemerkt ten einde afschrikkend te kunnen werken. De oververtegenwoordiging van allochtone slachtoffers en (bekend geworden) daders is echter zo groot (steeds 3 tot 4 maal zo groot als bij autochtonen) dat we er gevoeglijk van kunnen uitgaan dat er echt een bijzonder probleem is. De variatie in het niveau van zware geweldpleging tussen verschillende etnische groepen is trouwens nog opvallender. Waar hangt dat vanaf? In het geval van de moorden in het Chinese milieu is steeds sprake van harde concurrentie op een beperkte markt die onder druk staat van politieel ingrijpen (herone) en dan gaat het om een strijd om de macht tussen triaden en bendes die overigens uitstijgt boven het niveau van drugshandel. Oorlogen in het Chinese milieu vonden plaats in het midden van de jaren zeventig in Amsterdam, maar na 1991 is er opnieuw een golf waargenomen van tot nu toe 13 aanslagen met 14 doden en
3 gewonden. In de Turkse heronehandel is het aantal liquidaties het hoogst. Dit wordt mogelijk verklaard door (a) export van politieke strijd, zoals blijkt uit betrokkenheid van Grijze Wolven en PKK, (b) het aanzienlijke vuurwapenbezit onder Turkse en Koerdische mannen, zowel in Turkije als daarbuiten, (c) een gewelddadige culturele traditie rond kwesties van eerwraak (Yesilgz, 1995). In deze sfeer is echter (d) ook sprake van concurrentie om het marktaandeel. De ruzie tussen een gezeten criminele familie in Rotterdam en nieuwelingen die hun in 1992 de macht betwistten, kostte na interventie vanuit Turkije niet minder dan 11 doden. De overige etnische criminele groepen tonen een veel lager geweldsniveau. In het geval van de Italianen en Colombianen komt dat vooral doordat zij met zo weinig mensen in Nederland zijn en ook omdat zij in Nederland slechts bepaalde activiteiten ontplooien. Dat laatste geldt eveneens voor Ghanese en Nigeriaanse criminele groepen. Hun geweldsniveau is zeer laag; zij bestaan hier ook uit niet veel meer dan cliques van smokkelaars die elkaar niet in de weg zitten. Het geweld in criminele Surinaamse, Antilliaanse en Arubaanse kring is wel hoger maar lang niet zo hoog als dat van de Chinezen en Turken. Marokkaanse drugshandelaren scoren tenslotte opmerkelijk laag, afgezet tegen het totale aantal landgenoten in Nederland en gelet op hun aanzienlijke rol in de hashhandel. Dit wordt enerzijds wellicht verklaard door de geringe omvang van het wapenbezit in Marokko en dat komt weer doordat de overheid zeer actief wapensmokkel tegengaat teneinde geen bedreiging te laten ontstaan van de centrale macht (zoals in het buurland Algerije thans wel het geval is). Anderzijds heeft het mogelijk te maken met het feit dat het samenwerkingsverband van drugslords en overheidsdienaren in Marokko (vooral de militairen zijn in dit verband relevant) de touwtjes stevig en tot over de grenzen in handen heeft.

IV.2.4. De besteding van inkomsten

Strafrechtelijk-financieel onderzoek is nog jong. De pluk-ze-wetgeving die beoogt om vermogenscriminaliteit af te remmen door illegaal verkregen vermogens confisceerbaar te maken dateert van 1993, maar nu reeds blijken verschillende onderzoeken interessante gegevens op te leveren over de wijze waarop de drugshandel en andere vormen van georganiseerde misdaad werken.

Als de handel wordt gecontinueerd, wordt de opbrengst ten eerste gestoken in de aankoop van nieuwe handelswaar. Verder zagen we hiervoor al dat er een reeks faciliteiten moet worden bekostigd voordat tot verkoop kan worden overgegaan: kosten voor transport, opslag, kantoorruimte, telefoon, ontmoetingsplaatsen en zelfs voor het scheppen van kleine enclaves. Voorts dienen controlerende overheidsinstanties en personen te worden omgekocht. In Marokko is de prijs voor corruptie soms bij de aankoopprijs inbegrepen (men koopt hash plus de weg en de haven), maar meestal wordt het betrokken bedrag apart betaald. Voor de drugshandel op Nederland kan deze kostenpost overigens nooit hoog zijn, want in dit verband wordt eerder de strategie der ontwijking gehanteerd dan die van corruptie.

Dan kosten de medewerkers in vaste dienst (vertegenwoordigers, bodyguards) veel geld en ook de losse krachten die komen op afroep (chauffeurs, incasseerders). Hun gages zijn doorgaans hoog omdat de risico's van aanhouding door de politie gecompenseerd moeten worden. Een chauffeur die een flinke partij hash per container uit Marokko haalt, ontvangt daarvoor enkele tienduizenden tot (uitschieter) 150.000 gulden. Een misdaadondernemer die goed is voor zijn personeel en die zijn eigenbelang op wat langere termijn in het oog houdt, zorgt ook nog voor het levensonderhoud van de alleengebleven familie als de man in de gevangenis zit. Tenslotte zijn er nog kosten voor juridische bijstand en de honoraria van notarissen, makelaars en accountants die investeringen in de legale economie mogelijk maken. Van wat er over blijft wordt een deel gebruikt voor persoonlijke uitgaven en een ander deel voor investeringen in andere activiteiten. Voor beide is het nodig het illegaal verkregen vermogen te voorzien van een schijnbaar legale herkomst. De eerste fase van deze gedaanteverwisseling kan bestaan in het wisselen van de verkregen valuta. IV.2.4.1. Het wisselen van crimineel geld

De wijze waarop Nederlandse criminele groepen hun vermogens witwassen via binnen- en buitenlandse banken komt aan de orde in hoofdstuk VI. Op deze plaats wordt alleen ingegaan op het wegsluizen van gelden naar landen buiten Europa omdat de meeste allochtone en buitenlandse misdaadgroepen haast uitsluitend in drugs handelen en zij hun gelden langs andere dan Nederlandse kanalen laten terugvloeien naar hun land van herkomst.

Het eerste dat opvalt is dat de meeste landen waar de drugshandelsgroepen vandaan komen, geen wetgeving hebben die witwassen verbiedt. Dat geldt met name voor Turkije en Marokko en daar worden de opbrengsten dan ook vaak direct per koerier naartoe gebracht. Via verzamelrekeningen bij zogenaamde rep-offices kunnen gelden ook naar Turkse banken worden overgemaakt. In Marokko bestaan off shore-banken die zich aan controle van de overheid onttrekken en waarheen zonder veel plichtplegingen geld kan worden overgemaakt.
Voorts wordt geld naar Marokko gebracht via traditionele sociale verbanden zoals gilden en banken van lening. Bij het wegsluizen van drugswinsten naar Suriname wordt in Hindostaanse kring het systeem van ponton-bankieren toegepast. De gelden die voor Colombia zijn bestemd worden soms via wisselkantoren gestuurd en ook wel giraal overgemaakt via landen waar het bankgeheim nog volop intact is. In Colombia is witwassen weliswaar verboden, maar het wisselen van crimineel geld gebeurt niettemin via het bestaande bankstelsel. In het geval van de Chinese bendes wordt het bankwezen in Hong Kong, geruggesteund door een streng bankgeheim en mild overheidsoptreden, als witwasmachine gebruikt. Of ook Italiaanse mafiagelden in Nederland op grote schaal worden gewisseld, is niet duidelijk.

IV.2.4.2. De persoonlijke uitgaven
Heel veel van de winst van drugsverkoop die overblijft na aftrek van de kosten gaat op aan het voeren van een uitbundige levensstijl. Nederlandse drugshandelaren, maar het geldt ook voor Surinaamse en Antilliaanse handelaren en tot op zekere hoogte ook voor handelaren uit de tweede generatie van andere allochtone groepen, spenderen graag hun geld aan de bouw en aankoop van huizen en zeewaardige jachten. Zij rijden in (geleasde) luxe auto's, dragen dure kleding, extravagante horloges en bij de horeca zijn ze graag geziene gasten vanwege hun gulheid. Drugshandelaren van alle nationaliteiten spenderen een hoop geld in legale en illegale casino's en in gokhuizen.

Allochtone drugshandelaren vertonen een veel minder verkwistend uitgavenpatroon. Turkse en Marokkaanse drugshandelaren lijden eerder een leven dat men van uitgewerkte gastarbeiders verwacht. Zij zijn sober, zij ontvangen niet zelden een uitkering en vallen niet op. Alle opbrengsten worden vervoerd naar het vaderland. Daar leeft men op ruime voet en investeert men in de legale economie. Vertegenwoordigers van transnationale groepen doen al evenveel moeite om onopvallend door het leven te gaan. Ook zij leiden zolang zij in Nederland verblijven een bescheiden leven. Dat geldt ook voor Chinezen, maar naar verhouding wordt er in hun kring wel veel gegokt.

IV.2.4.3. Investeringen in bedrijven en onroerend goed Over de objecten waarin Nederlandse drugshandelaren hun winsten investeren zijn we in het algemeen niet goed ingelicht. Wel is duidelijk dat hier te lande geld wordt belegd in de sfeer van het onroerend goed en dat er horeca-zaken mee worden gekocht (ook als die niet nodig zijn vanwege hun facilitaire functie). Ook wordt vermoed dat er soms aandelen mee worden aangeschaft in bedrijven, bijvoorbeeld in automobielfirma's en commercile sportcentra. Hoe groot deze investeringen zijn is onbekend. Verder wordt er genvesteerd in het sponsoren van allerlei sportieve en recreatieve evenementen. Hierbij gaat het om het verkrijgen van sociaal aanzien. Dit is wat in Zuid-Amerika narco-filantropie wordt genoemd.

In de geschiedenis van de georganiseerde criminaliteit in de Verenigde Staten blijkt steeds weer hoe gangsters hun winsten aanwenden om bedrijven te kopen waarmee zij voortaan legaal kunnen werken. Georganiseerde misdaad vormt met andere woorden soms een curieuze ladder voor sociale mobiliteit (Bell, 1960). Aan wie thans legaal succesvol opereert, worden geen lastige vragen gesteld over het verleden. We hebben hier gedurende ons onderzoek goed op gelet, maar zulke gevallen zijn we in Nederland niet tegengekomen. Rechercheurs konden ook geen voorbeelden noemen van voormalige drugshandelaren van wie nu zeker is dat zij als zakenlieden uitsluitend legaal werken. Wellicht is de geschiedenis van de handel in drugs in Nederland daarvoor nog te jong.

Van alle criminele groepen in de sfeer van de etnische minderheden kan men zeggen dat zij meer beleggen in hun achtergrond daar dan dat zij investeren in hun toekomst hier. Surinaamse handelaren bouwen prachtige huizen in Paramaribo die daar bekend staan als coke-bungalows of zij beginnen een winkel of een supermarkt. Turken en Marokkanen volgen tot op zekere hoogte het gastarbeiderspatroon. Zij bouwen huizen, kopen grond, of richten een winkel in en verwerven daarmee aanzien en sparen voor de oude dag die zij zich voorstellen thuis te zullen slijten. Veel mensen van de eerste generatie keren echter niet terug en hun kinderen voelen er weinig voor om te gaan wonen in de primitieve omstandigheden van het platteland waar hun ouders hebben gebouwd. Zij zullen op een gegeven moment die huizen te koop aanbieden en het gevaar is groot dat de huizenmarkt instort. Meer profijtelijke investeringen worden thans gedaan in de toeristenindustrie in het land van herkomst, maar ook in Spanje. En er wordt geld weggezet op banken in Liechtenstein en Luxemburg.

Vanuit Nederland is men geneigd om de georganiseerde criminaliteit te zien als een soort van vermogenscriminaliteit zonder meer. Hiervoor werd echter al aangegeven dat er in veel landen politieke belangen mee zijn gemoeid. De Marokkaanse overheid doet haar uiterste best om vreemde valuta binnen te loodsen die haar onderdanen in den vreemde genereren. Zij stelt gunstige voorwaarden vast voor het beleggen
in de bouw en in het toerisme. Zij hoopt met geldzendingen een deel van de grote infrastructurele werken zoals de aanleg van een stuwdam te kunnen financieren. Er zijn drugshandelaren gesignaleerd die investeren in de bouw van moskeen met een fundamentalistische inslag en ook dat heeft een politieke dimensie. Turkse politieke bewegingen te rechterzijde drijven onder andere op de inkomsten uit drugs. Te linkerzijde drijft de PKK voor een deel op de afgeperste opbrengsten uit de handel in drugs. Ook zijn er in Turkije rijke drugshandelaren die beleggen in sportverenigingen (voetbal). De politieke beweging rond de voormalige legerleider Bouterse doet mee aan de volgende parlementsverkiezingen en hij gedraagt zich met de uitdeling van voedsel onder de armen als een echte Zuidamerikaanse drugslord.

IV.2.5. Plaatselijke variaties van het beeld

In deze afsluitende paragraaf wordt kort nagegaan hoe de drugshandel zich over Nederland heeft verspreid, in welke mate de onderscheiden groepen in de Randstad en daarbuiten vertegenwoordigd zijn, of hun werkwijze (inclusief het gebruik van geweld) in de verschillende delen van Nederland overeenkomt en of er naast overeenkomsten ook verschillen bestaan in de wijze waarop het geld wordt besteed. Omdat de lokale situaties in Amsterdam en in het stedentrio Enschede, Arnhem en Nijmegen in het bijzonder door ons onder de loep zijn genomen, zullen deze als referentiepunten dienen.

Is de groothandelsmarkt in Nederland sterk gecentraliseerd of niet? De handel in illegale goederen tendeert volgens de gangbare Amerikaanse economische theorie over georganiseerde misdaad (Schelling, 1967) altijd naar concentratie en monopolievorming. De overheid kan immers op een illegale markt niet regelend optreden en de ondernemers maken gebruik van andere middelen dan alleen de kracht van hun concurrentie. Als dit voor de drugshandel in Nederland zou opgaan, mag men enkele grote groepen verwachten in plaats van een heleboel kleine en ligt het voor de hand te veronderstellen dat de hoofdstad daarbij zou domineren. Het tegendeel blijkt echter waar. De markt is heel open, groothandelaren en drugshandelsgroepen zijn werkelijk over het hele land verspreid en het distributienetwerk is zo fijnmazig dat de consument tot in de kleinste stadjes toe alle soorten drugs gemakkelijk kan verkrijgen. Hij hoeft daarvoor niet naar de grote stad te gaan. De prijzen voor drugs van goede kwaliteit zijn in Nederland bovendien laag vergeleken met die in de buurlanden. En ook dit duidt niet op kunstmatige monopolie vorming maar op een betrekkelijke normalisering van de branche. De enige activiteit die de markt wel steeds dreigt te verstoren, is het rippen. Zowel in Amsterdam als in de steden in Oost-Nederland komt dit met enige regelmaat voor.

De openheid van de markt blijkt ook als men kijkt naar de groepen die zich met de handel bezighouden. Weliswaar spelen Amsterdam en Rotterdam een centrale rol als knooppunten in de handelsstromen, maar lokale handelaren doen zelf ook zaken met verkopers in het buitenland. In Amsterdam bevinden zich Colombianen en Nederlanders die trachten drugslijnen op te zetten waardoor Europa wordt aangesloten op Zuid-Amerika. Een handelaar uit Enschede heeft echter ook een directe band met Colombia. Als zijn partij marihuana in de Amsterdamse haven per container is gearriveerd haalt hij hem daar zelf op om in Enschede te verkopen. Dit geldt ook voor de drugshandel in allochtoon etnisch milieu. De groothandel in herone is overal in Nederland voor een groot deel in handen van Turkse of Koerdische families. Die zijn met hun coffeeshops in de verschillende wijken van Amsterdam net zo goed als in die van Arnhem en Nijmegen vertegenwoordigd en verder in alle Nederlandse plaatsen van enige omvang. Deze handel is ook nog in een ander opzicht erg open: een aanzienlijk deel van de plaatselijke mannelijke Turkse bevolking is zowel in Amsterdam als in de twee genoemde Gelderse steden in enigerlei hoedanigheid bij deze heronehandel betrokken. Er is wel sprake van variatie die parallel loopt met het vestigingspatroon van de immigranten en dit patroon is weer tot stand gekomen via het mechanisme van kettingmigratie. In Arnhem wonen veel Koerden en de heronehandel is daarom hier ook vooral een Koerdische aangelegenheid. In Amsterdam zijn veel Turkse handelaren die in politiek opzicht lijnrecht tegenover linkse Koerdische bewegingen staan. Cocane komt in kleinere hoeveelheden Amsterdam binnen via koeriers, via postpakketjes en via vrachtzendingen uit Suriname en de Antillen. In Arnhem wordt hetzelfde waargenomen: hier hebben Surinamers eveneens een lucratieve lijn opgezet. Nederlanders en Marokkanen domineren de handel in cannabis in Amsterdam, in Rotterdam en in andere grote steden. In Enschede, Arnhem en Nijmegen is het precies zo. Ook hier speelt het toeval van het migratiepatroon van Marokkanen een rol. De kernen van hun hashhandel zijn soms zeer lokaal en worden bepaald door de plaats van herkomst in Marokko. Van Chinezen is geweten dat zij nog steeds in de heronehandel zitten en dat is onder andere in Amsterdam ook wel waargenomen. Over de Chinese drugshandel is echter in het algemeen bij de Nederlandse politie niet zo veel bekend. In de Oostnederlandse steden is hij niet gesignaleerd, maar dat kan ook betekenen dat de politie ter plaatse weinig inzicht heeft in de distributiekanalen van de Chinese middenstand. Vertegenwoordigers van de grote transnationale misdaadgroepen concentreren zich wel in hoofdzaak in Amsterdam. Toch zijn ook Colombianen in kleinere steden waargenomen die daar een onopvallend leven leiden. Een Italiaanse criminele groep was in Utrecht actief en individuele Italiaanse misdadigers zijn waargenomen in sommige kleinsteedse pizzeria's. De
Ghanezen en de Nigerianen schijnen wel vrijwel uitsluitend vanuit Amsterdam te opereren. In Amsterdam is een belangrijke categorie in de Nederlandse drugshandel opvallend afwezig: de kampers. Natuurlijk komen die ook wel naar de hoofdstad om zaken te doen, maar zij wonen er niet en hun uitvalsbasis is ergens anders in de Randstad of elders in Nederland. Een nogal voor de hand liggende reden voor deze afwezigheid is het ontbreken van woonwagenkampen in Amsterdam. In de drie onderzochte steden in het Oosten van het land komen de kampers wel weer prominent in beeld. De softdrugshandelaren vallen er op door hun intimiderende optreden.

Is er iets te zeggen over de geografische differentiatie van het geweldsniveau dat aan de drugshandel is verbonden? In Amsterdam is het etnische milieu bekend waarbinnen zich de 23 liquidaties hebben afgespeeld op de in totaal 262 sterfgevallen die mogelijk waren toe te schrijven aan moord in de periode tussen 1989 en 1995. 6 liquidaties vonden er plaats in het autochtone milieu en bij de 17 liquidaties in het allochtone milieu waren de Turken, de (voormalig) Joegoslaven en de Colombianen oververtegenwoordigd. De onderzochte steden in Oost-Nederland hebben ook hun deel gehad. Turkse families in Arnhem die nauw zijn betrokken bij de heronehandel, zouden in de jaren 1989-1990, volgens zeer voorzichtige schattingen van de politie, binnen en buiten Arnhem ongeveer 7 liquidaties hebben uitgevoerd. Nijmegen scoort niet zo hoog met twee Turkse moorden en de moord op een Nederlander, en dit zijn dan vermoedelijk ook nog geen echte liquidaties geweest.

Het is niet zo interessant om de werkwijzen van de verschillende drugsgroothandelsgroepen naar regio's in Nederland te differentiren. De modi operandi stemmen grotendeels overeen. Er zijn in Amsterdam wel buurten verregaand door de plaatselijke drugshandelaren gedomineerd (geweest). De Mercatorbuurt was zo'n wijk waar het straatbeeld lange tijd werd beheerst door de handel in herone en waar Turkse criminele organisaties door het aankopen van winkels en woonhuizen de omgeving zodanig beheersten dat zij hun activiteiten enigszins af konden schermen. Het duidelijkste voorbeeld van dominantie door de georganiseerde misdaad wordt echter geleverd door het Amsterdamse Wallen-gebied. 90% van de bedrijven- en huizenvoorraad - en dat is voor Nederland een ongewoon hoog percentage - is hier in particuliere handen en dat biedt natuurlijk heel wat mogelijkheden tot criminele infiltratie. De prostitutie-scene zelf is niet zo problematisch - de eigendom van prostitutiebedrijven is opmerkelijk gefragmenteerd - maar de horeca in het Amsterdamse Wallen-gebied is volgens de politie voor een belangrijk deel in handen van 16 welbepaalde criminele groepen. En omdat de problemen op straat niet los te zien zijn van de eigendomsverhoudingen in de buurt, laat zich, juist ook op grond van de analyse die de politie van het bureau Warmoesstraat hiervan heeft gemaakt, de stelling verdedigen dat de sociale problemen in de buurt en de vraagstukken van openbare orde geen verschijnselen vormen die los staan van de georganiseerde criminaliteit; zij hebben alles met elkaar te maken. Hier is trouwens ook goed te zien dat niet alleen de verkoop van drugs een groot probleem van georganiseerde criminaliteit vormt, maar ook de omstandigheid dat de onroerend-goed-markt er wordt verstoord door de belegging van de ongecontroleerd grote winsten die in de drugshandel worden gemaakt. In de stad Arnhem doet zich, zij het op minder grote schaal, precies hetzelfde probleem voor. Het Spijkerkwartier is hier de raamprostitutiebuurt en het is dat geworden als gevolg van gericht overheidsbeleid. De buurt wordt aan de ene kant begrensd door panden waar Nederlandse uitbaters van prostitutiebedrijven resideren. Daar achter is echter in de loop van de afgelopen vijf jaar een heel eigen Turkse infrastructuur verrezen die door de heronehandelaren wordt beheerd. Turken huren doorgaans in sociaal zwakkere buurten, maar hier hebben zij volgens opgave van de politie tussen de 50 en 100 panden (winkels en woningen) aangekocht. Er zijn winkeltjes die levensmiddelen verkopen, restaurants, koffie- en theehuizen, pizzeria's, shoarmazaakjes en reisbureaus. Hier is een Koerdisch-Turkse wijk ontstaan waar legale en illegale activiteiten door elkaar lopen en waar de Nederlandse autoriteiten weinig zicht meer op hebben. Het vormt een enclave die criminele activiteiten zoals drugshandel aan de openbaarheid onttrekt.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken