3.6. Organisatie van de branche

De belangen van de branche horeca worden vertegenwoordigd door de ondernemersorganisatie Koninklijke Horeca Nederland. Deze ondernemersorganisatie verenigt 13.000 horeca-werkgevers; zo'n kleine dertig procent. Omdat vooral de grotere bedrijven bij de werkgeversorganisatie zijn aangesloten, zijn alle leden van Horeca Nederland samen goed voor 70 procent van de totale omzet in de branche. De contributie varieert van 350 tot ruim 3000 gulden per jaar. Het zijn vooral de kleine ondernemingen in de grote steden die zich niet bij de organisatie aansluiten. Het dieptepunt wordt bereikt in Rotterdam, waar slechts tien procent van de horeca-uitbaters lid is van KHN. Uit de lage organisatiegraad mag worden afgeleid dat de horeca-wereld geen sterke eenheid vormt. De horeca-ondernemers zien elkaar in de eerste plaats als concurrent, niet als collega. Uit onderzoek blijkt dat de helft van alle cafbazen nooit samenwerkt met naburige horeca-exploitanten. Ze hebben er geen tijd voor, geen behoefte aan of noemen rivaliteit als reden om alleen te werken. De andere helft steekt wel eens de koppen bij elkaar - voor evenementen, gezamelijke inkoop of reclame - en het gaat dan bijna uitsluitend om uitbaters van grotere horeca-gelegenheden. De kleine cafbaas is een alleenganger (Lenting en Partners, 1990). Een dergelijk gesloten karakter is een zwak punt dat ingangen biedt voor criminaliteit. Horeca Nederland doet er, vaak in samenwerking met het Bedrijfschap, veel aan om de naam van de branche goed te houden. De organisatie erkent dat de criminaliteit een probleem is en geeft toe dat de ondernemers hier niet alleen slachtoffer, maar soms ook dader zijn. De werkgeversorganisatie heeft een Commissie Criminaliteit in het leven geroepen waarin de problemen van de horeca met misdaad centraal staan. En van de produkten van deze commissie is de Horeca Vertrouwensman die onlangs in Den Bosch en Valkenburg, bij wijze van experiment, werd aangesteld. Hoewel de branche-organisatie er alles aan doet om het probleem aan de kaak te stellen, blijft de geslotenheid het grootste probleem in de aanpak van criminaliteit in de branche; de ondernemers vertellen niet wat er speelt. Afpersing, opgedrongen portiersdiensten; de caf-houders melden het zelden tot nooit, zelfs (of juist) niet aan hun eigen organisatie. Overigens zijn niet alle horecagelegenheden welkom bij de branchevereniging; coffeeshops die softdrugs verkopen kunnen zich niet bij KHN aansluiten; wanneer de branche-organisatie een lid betrapt op de verkoop van hash of weed, volgt royering. KHN is het niet eens met het Nederlandse drugsbeleid en dan met name het gedogen van de softdrugshandel in coffeeshops. Horeca Nederland dringt er bij de overheid regelmatig op aan om de handel in zowel soft- als harddrugs in horecagelegenheden te verbieden en overtreders strafrechtelijk te vervolgen. Ook bordelen zijn doorgaans van lidmaatschap uitgesloten, omdat de horecafunctie in deze gelegenheden slechts bijzaak is of er sprake is van een gesloten club. Alleen zaken die in hoofdzaak bestaan van het verlenen van horecadiensten (schenken van dranken, bereiden van maaltijden of bieden van logies) mogen tot de brancheorganisatie toetreden.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken