Een belangrijk kenmerk van de horeca is natuurlijk haar publieke toegankelijkheid. Iedere week bezoeken zo'n twee miljoen Nederlanders een horecagelegenheid. De meesten van hen zijn tussen de 16 en 30 jaar oud. Vooral het publiek dat caf, bar, bowlingbaan en discotheek bezoekt is gemiddeld jong. Het uitgaansleven kent hoge bezoekerspieken op de vrijdag- en zaterdagavond. Het uitgaanspubliek is op zoek naar plezier en ontspanning; daar hoort nachtbraken, drinken en samenzijn bij. De combinatie van het late uur, alcoholgebruik en groepsgedrag leidt soms tot beheersproblemen onder het uitgaanspubliek. Er kan sprake zijn van geluidsoverlast, vandalisme, vechtpartijen en verkeersovertredingen zoals het rijden onder invloed. Het uitgaanspubliek is bovendien een aantrekkelijk doelwit voor fietsendieven en zakkenrollers; ook zij bevinden zich op uitgaansavonden dus in de horeca. De politie werkt, vooral in de grote steden, op de uitgaansdagen met een verhoogde bezetting en na het weekend staat het aantal misdrijven en ongelukken in de lokale maandagskranten te lezen.
Mede door de publieke toegankelijkheid en de anonimiteit van de horeca is het eveneens vaak de omgeving
waar de helers en dealers zaken doen. Vanwege de openbaarheid van horecagelegenhedenis het niet
gemakkelijk om ongewenst publiek buiten te houden. Dieven verkopen er hun spullen, helers kopen op en
verkopen weer door aan het horecapubliek. Sommige horecagelegenheden fungeren als knooppunt voor
heling en andere illegale handel. Volgens de criminologische klassieker van Klockars (1974) vindt heling plaats
in openbare gelegenheden die voor een belangrijk deel zijn geprivatiseerd door de dieven- en helerswereld,
zoals bepaalde cafs. Ook Taylor (1984) en Gruter (in Bovenkerk en Brunt, 1989) noemen de horeca als the
vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken