5.6. De invloed van de branche-organisaties

In paragraaf 5.1 is aangegeven dat de overheid de laatste jaren steeds grotere waarde is gaan hechten aan onderhandelingen met ondernemingen om de afvalverwerking beter te organiseren. Daartoe heeft de overheid het doelgroepenbeleid ontwikkeld waarbij zij als gelijkwaardige partner met vertegenwoordigers van elke afzonderlijke doelgroep onderhandelt over doelstellingen in het milieubeleid. Deze vertegenwoordigers worden ook nadrukkelijk in hun hoedanigheid van disciplineerder van hun tak van de afvalbranche tegemoet getreden. Deze onderhandelingen gebeuren op basis van consensus, wat inhoudt dat de overheid altijd water bij de wijn moet doen omdat de branche-vertegenwoordigers zeggen dat bepaalde wensen op dat moment (nog) niet kunnen worden gerealiseerd. Deze benvloeding door de branche-organisaties gaat verder. Ook de beleidsvoorbereiding van de overheid krijgt te maken met hun invloed. Zo mag het volgende voorbeeld een en ander verduidelijken.Een bedrijf ziet wel wat in de recycling van plastic koffiebekertjes. Om winst te kunnen behalen is de aanvoer van grote hoeveelheden koffiebekertjes gewenst. Hoe kan zo'n bedrijf de aanvoer garanderen? In ieder geval moet het bedrijf op de n of andere manier er voor zorgen dat koffiebekertjes niet meer mogen worden gestort. In het overleg met de overheid en zijn branche-organisatie wordt door de branche-organisatie (waarvan de directeur van het bedrijf in het bestuur zit) er bij de overheid op aangedrongen dat de stort van koffiebekertjes uit milieuhyginisch standpunt onverantwoord is en dat er een inzamelingssysteem moet komen. De overheid moet dit idee wel overnemen (want het is goed voor het milieu!) en laat het in de beleidsnota's opnemen en stelt vervolgens de afgifte aan het bedrijf verplicht omdat dit bedrijf de enige is die zulke hoeveelheden bekertjes kan verwerken. Zo heeft het bedrijf via de branche-organisatie zijn zin gekregen door een probleem te creren en direct een oplossing aan te bieden. Misschien krijgt het van die zelfde overheid daarvoor ook nog subsidie!

Dit voorbeeld van een, op zich genomen legale, handelingsstrategie maakt het volgende duidelijk. Door op deze wijze te onderhandelen met branche-organisaties vindt een verstrengeling plaats tussen de belangen van de branche en die van de overheid. Van sturen op afstand kan dan nauwelijks meer sprake zijn. En de afvalverwerkingsbranche is door een versnippering van specialismen opgedeeld in veel branche-organisaties, bestaande uit een klein aantal, specialiseerde, afvalverwerkingsbedrijven (zie hoofdstuk 3). Dit betekent dat de overheid soms niet meer weet met wie wordt onderhandeld: met de branche of met bepaalde bedrijven. Dit komt doordat bedrijven er alles aan gelegen is hun mensen in het bestuur van zo'n branche-organisatie te laten opnemen Noot . Zo blijken enkele mensen die voor zware milieudelicten zijn veroordeeld (zie .6.2) deel te hebben uitgemaakt van besturen van branche-organisaties, waarmee de minister namens het rijk en gedeputeerden namens provincies hebben onderhandeld over een regeling voor afvaltransporten, en namen enkele afvalverwerkers uit het westen van het land sleutelposities in de NVCA in die met de overheid onderhandelde over de schone (!) verwerking van chemisch afval. Deze NVCA is ook betrokken geweest bij de certificering van het opruimen van olietanks door een malafide afvalverwerkingsbedrijf. De namen van deze personen en bedrijven zijn nadrukkelijk verbonden aan het plegen van zware milieucriminaliteit.

Als laatste mogelijke negatieve zijde van branche-organisaties kan worden genoemd het feit dat sommige bedrijven onder de vlag van certificering buiten spel kunnen worden gezet. De besturen bestaan zoals gezegd vaak uit directieleden van de grotere afvalverwerkingsbedrijven die daardoor in zekere zin zelf kunnen bepalen wie zich bij die branche mag aansluiten. Ook hier geldt weer dat zo'n gegeven tweeledig kan uitpakken. Het is denkbaar dat door certificaten aan bepaalde bedrijven te weigeren de branche malafide bedrijven kan uitsluiten. Maar het is ook denkbaar dat onder het mom van certificering bepaalde bedrijven uit

concurrentie-overwegingen buiten spel worden gezet door bedrijven die in besturen van die branche-organisaties zijn vertegenwoordigd. In dat geval slagen malafide bedrijven erin bonafide bedrijven buiten de deur te houden!

De invloed die branche-organisaties hebben op de afvalverwerking in Nederland komt speciaal tot uitdrukking in de zogenaamde Sturingsorganen of Sturings-NV's. Dit zijn vormen van PPP-constructies (Public-Private-Partnerships), op privaatrechtelijke leest geschoeid, die tot doel hebben de afvalstromen te sturen en het nemen van initiatieven tot de realisatie van nieuwe verwerkingsinstallaties. De sturings-NV's zijn opgericht nadat Nederland in vijf afvalregio's is verdeeld. In deze sturingsorganen participeert de overheid samen met de branche-organisaties om de makelaarsfunctie te vervullen en de afvalstromen zo goed mogelijk te stroomlijnen. In de sturingsorganen wordt bepaald welk deel van het afval kan worden gestort en welk deel kan worden verbrand. Het is dus zaak als afvalverwerkingsbedrijf invloed uit te oefenen in zo'n sturingsorgaan omdat daarmee de kosten kunnen worden gereduceerd (storten is immers goedkoper!). Van Vugt, Boets en Berends (1994, 55) noemen enkele gevaren van deze sturingsorganen voor de Nederlandse overheid. Het is volgens hen niet uit te sluiten dat de overheid zich daarin met malafide afvalverwerkers inlaat, een punt dat al eerder hier is genoemd. De expertise van de overheidsvertegenwoordiger en van de deelnemende afvalverwerkers verschilt sterk waardoor de overheid niet altijd serieus wordt genomen en/of tegen wordt uitgespeeld. Er wordt een afhankelijkheidspositie geschapen omdat de private organisaties de middelen investeren, er bestaat geen democratische controle en grote bedrijven krijgen een onevenredig grote invloed waarmee kleine afvalverwerkers uit de markt kunnen worden gewerkt. Dit laatste biedt mogelijkheden om een monopoliepositie te verwerven en de prijzen voor afvalverwerking flink op te schroeven, zoals in Friesland te zien was met de OLAF (Balker en Friso, 1993; Bosma, 1992) en in Noord-Holland met de NV ACP Noot . Ook de CRI waarschuwt voor deze sturingsorganen (CRI, 1992). De CRI is eveneens van mening dat de overheid in deze organen een onduidelijke rol speelt, zodat een belangenverstrengeling kan optreden. Bovendien attendeert de CRI op de aantrekkelijkheid voor een bedrijf om in het bestuur van zo'n sturings-NV plaats te nemen. Een voorbeeld van het voordeel dat kan worden behaald door participatie in een sturingsorganisatie door een afvalverwerkingsbedrijf X, kan dat verduidelijken.Stel een bedrijf X heeft een quotum van het Sturingsorgaan gekregen voor de verbranding van 25.000 ton brandbaar bedrijfsafval met een laag organisch stofgehalte. Het bedrijf X voert echter jaarlijks totaal 45.000 ton brandbaar bedrijfsafval af. Hiervan bestaat 5.000 ton uit brandbaar bijzonder afval. Bedrijf X voert ook nog eens 5.000tonhuishoudelijk afval af. Het verwerken van het brandbaar bijzonder afval en van het huishoudelijk afval bij de AVI kost f.230,- per ton. Door het brandbaar bijzondere afval en het huishoudelijke afval als Sturingsorgaanafval aan te bieden bij de AVI hoeft bedrijf X slechts f.130,- te betalen, terwijl voor f.230,verwerkingskosten aan zijn eigen klant in rekening kan worden gebracht. Er is dan nog 25.000 - (2 x 5000) = 15.000 ton van het Sturingsorgaan quotum over. Hiervoor wordt 15.000 ton brandbaar bedrijfsafval met een laag organisch stofgehalte naar het Sturingsorgaan gebracht. Vervolgens zit het bedrijf X nog met een rest van 25.000 ton brandbaar bedrijfsafval met een laag organisch stofgehalte. Dit afval dient eigenlijk te worden verbrand door de AVI, maar omdat er een beleidsmatig berekend verbrandingscapaciteit tekort is, kan dat afval ook worden gestort. Aangezien storten f.100,- per 1.000 kilo goedkoper is, wordt uiteraard gestort. Op deze wijze krijgt de AVI 10.000 ton afval minder te verwerken en wordt afval gestort in plaats van verbrand. Dat laatste is nu juist tegen de intenties van de provincie die het Sturingsorgaan juist mede heeft opgericht om zulke praktijken te voorkomen. Bedrijf X is er wel 10.000 ton x f.100,- = f.1.000.000,- rijker van geworden.

Dit voorbeeld laat zien dat deelname aan sturingsorganen voor afvalverwerkers uit financieel oogpunt interessant is. Daarmee kunnen zij zelf in de dagelijkse praktijk hun afvalstromen sturen zonder dat de overheid daar met de neus bovenop staat. De branche-organisaties verzorgen het traject met de overheid in een vroeger stadium: zij oefenen invloed uit op de wet- en regeleving, de vergunningverlening, de vergunningsvoorwaarden, de prijzen en het ontstaan en voortbestaan van gedoogsituaties door met de overheden van verschillend niveau (rijk, provincie en gemeente) te onderhandelen. In combinatie met de sturingsorganen beheersen de afvalverwerkers hun handel en wandel.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken