6.2 Juridische grondslag, toetsing en omvang

Het Wetboek van Strafvordering noch enige andere Nederlandse wet in formele zin kent de opsporingsmethode infiltratie. In enkele internationale verdragen waaraan Nederland zich heeft gebonden, komt n van de vooromschreven varianten van infiltratie, te weten gecontroleerde aflevering, wel voor. Noot In de jurisprudentie is infiltratie sedert het Tallonarrest als opsporingsmethode erkend. Noot In de Richtlijn infiltratie, vastgesteld door de Vergadering van procureurs-generaal van 20 februari 1991, worden voorwaarden, werkmethoden, de rechtspositie van de infiltrant, het centraal voorwaardenscheppend orgaan, de gecontroleerde aflevering en de internationale samenwerking geregeld. De richtlijn noemt vier voorwaarden: a. De infiltrant mag door zijn optreden de verdachte niet brengen tot ander handelen dan waarop zijn opzet
tevoren reeds gericht was. Noot
b. Het optreden van de infiltrant dient plaats te vinden na goedkeuring door het openbaar ministerie, onder regie van de recherchechef en in nauw overleg met de betrokken officier van justitie. c. De toepassing van infiltratie moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en zorgvuldigheid. De aard van de op te sporen feiten moet de toepassing rechtvaardigen en andere meer gebruikelijke opsporingstechnieken moeten onvoldoende effectief geacht kunnen worden. De Hoge Raad oordeelde dat bij beoordeling of voldaan is aan de eisen van proportionaliteit (..) niet alleen de ernst van de feiten van belang is maar ook de wijze waarop en de mate waarin ten behoeve van opsporing en vervolging van die feiten wordt opgetreden in het criminele milieu. Noot d. Als infiltrant dient bij voorkeur alleen een speciaal daarvoor opgeleide politiefunctionaris te worden ingezet. Noot

In de rechtspraak ligt de meeste nadruk op de eerste en derde voorwaarde. De Werkgroep infiltratie hanteert de noodtoestand als legitimatie voor het plegen van strafbare feiten tijdens infiltratie-acties. Noot De commissie acht dit onwenselijk.

De Vergadering van procureurs-generaal heeft op 6 december 1994 besloten dat de volgende infiltratie-acties vooraf ter toetsing aan de Centrale toetsingscommissie (CTC) van het OM moeten worden voorgelegd: zoals pseudo-koop en de gecontroleerde aflevering gericht op inbeslagneming (welke laatste moeten worden - alle (inter-)nationale (projectmatige) infiltratiezaken met uitzondering van eenmalige of kortlopende acties aangemeld ter registratie aan de CTC);

van criminele infiltranten, die onder regie en gezag van het openbaar ministerie en de politie strafbare feiten - alle vormen van - al dan niet langdurige - infiltratie-operaties waarbij gebruik wordt gemaakt van informatie (blijven) plegen;

coverbedrijf of een structuur van coverbedrijven, door middel waarvan desgevraagd facilitaire ondersteuning in - alle zogenaamde frontstore-operaties waarmee bedoeld wordt het opzetten en/of exploiteren van een de vorm van goederen of diensten aan criminele groeperingen of organisaties wordt aangeboden; De procedure is dat via een formulier een voorgenomen infiltratie-actie ter toetsing wordt aangemeld bij de - alle infiltratie-operaties, waarbij gebruik gemaakt wordt van niet- criminele burgerinfiltranten. Noot secretaris van de CTC. Na een toelichting van politie en/of justitie wordt door de CTC een beslissing genomen over de toelaatbaarheid. Noot De commissie heeft geconstateerd dat niet altijd een duidelijke toetsing mogelijk is van bovengenoemde voorwaarden. De CTC beschikt niet steeds over alle relevante informatie. Daarbij komt dat het de vraag is of begrippen zonder wettelijk kader als proportionaliteit, subsidariteit, zorgvuldigheid en uitlokking voldoende leidraad geven. Voor de meeste infiltratie-acties wordt, soms na ampel beraad, toestemming verleend.

Aantal aangemelde infiltratie-acties in 1995 en beslissingen CTC

Tabel
De voorwaarden die door de CTC aan infiltratie-acties worden gesteld zijn onder meer: - er mag niet worden afgeweken van de aard en de duur van de inzet zonder de CTC hiervan op de hoogte te stellen;

consequenties (o.a. aanhouding) bij schending hiervan;
- afspraken moeten schriftelijk worden vastgelegd en de
burgerinfiltrant moet gewezen worden op de

buitenland: handelen conform Nederlandse richtlijnen, schriftelijke afspraken met buitenlandse autoriteiten - in geval van een buitenlandse politie-infiltrant in Nederland of een Nederlandse politie-infiltrant in het onder meer over vrijwaring als sprake is van het plegen van strafbare feiten en het sturen van een rogatoire
commissie.
Verder spreekt de CTC nadrukkelijk haar voorkeur uit voor deals met afgestraften in plaats van verdachten en in ruil voor harde verklaringen om zware zaken op te lossen.
Deze tabel laat, naast de aard van de beslissingen van de CTC, ook de omvang van het aantal meldingen ter toetsing zien. In het grootste aantal gevallen is er sprake van de toetsing van burgerinfiltratie, gevolgd door politie-infiltratie. Inkijkoperaties, deals met criminelen en overige, waaronder bijvoorbeeld direct afluisteren valt, komen ongeveer in gelijke mate voor. Deze aantallen geven geen uitsluitsel over het totaal aantal infiltratie-acties in 1995. Een aantal toetsingen betreft reeds afgeronde acties. Dit zijn derhalve toetsingen achteraf. Ook heeft de commissie geconstateerd dat er infiltratie-acties niet zijn aangemeld. Uit de verslagen van de vergaderingen van de CTC constateert de commissie dat verschillende doelen voor infiltratie-acties worden aangegeven. Soms gaat het om het identificeren van personen die betrokken zijn bij het begaan van strafbare feiten; soms om zicht te krijgen op de organisatie en de financin; soms gaat het er alleen om zicht te krijgen op de leiders van de organisatie of het in beslag nemen van verdachte goederen. Al deze doelstellingen zijn door de jurisprudentie en de Centrale toetsingscommissie in specifieke gevallen als voldoende redenen aangemerkt. Het ontbreekt aan een eenduidige doelomschrijving voor de inzet van infiltratiemethoden.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken