6.3 Bevindingen

6.3.1 Pseudo-koop en pseudo-verkoop

In het midden van de jaren zeventig werd in Nederland pseudo-koop ingezet bij de bestrijding van de drughandel. Inmiddels vindt het middel pseudo-koop nog slechts incidenteel toepassing. De effectiviteit is in de loop der tijd geringer geworden aangezien de criminelen goed op de hoogte zijn van het gebruik van dit middel. Dat neemt niet weg dat in combinatie met andere vormen van infiltratie pseudo-koop is aangetroffen. Met enige regelmaat worden vertrouwensaankopen of proefaankopen gedaan door infiltranten om te kunnen beslissen of overgegaan moet worden tot een gecontroleerde aflevering of doorlating. Hiermee zijn nog aanzienlijke bedragen gemoeid:

Voorkoopgelden 1995-1990

Tabel
Uit deze tabel blijkt een duidelijke stijging over de laatste jaren van het totaalbedrag dat door het ministerie van Justitie is uitbetaald ten bate van voorkoop-acties. Dit wordt met name duidelijk als de jaren 1993 en 1995 worden vergeleken. Immers in deze jaren is welhaast een gelijk aantal zaken behandeld. Opvallend bij deze vergelijking is de spectaculaire stijging in het hoogste bedrag in n zaak: het bedrag in 1995 is het zestienvoudige van het bedrag in 1993. Afgezien van de invloed hiervan op het gemiddelde blijft ook dit bedrag in 1995 bijzonder hoog: het tienvoudige van het bedrag in 1993.

Pseudo-verkoop wordt zelden gebruikt. Het is moeilijk om aan de te leveren goederen te komen. De commissie heeft wel voorbeelden aangetroffen van pseudo-verkoop van wapens en grondstoffen voor synthetische drugs. Pseudoverkoop van grondstoffen voor de produktie van amfetamine

Een RCID koopt in Belgi en Duitsland vele malen grondstoffen aan die gebruikt kunnen worden voor de produktie van amfetamine. Hiervoor wordt vaak vooraf geld ter beschikking gesteld door de informant. De aankoop door de Nederlandse politie gebeurt met medeweten of bemiddeling van de plaatselijke autoriteiten. Die RCID levert de grondstoffen tegen inkoopprijs aan de informant die het verkoopt met winst aan het laboratorium van de criminele organisatie. De bedoeling is om door observatie laboratoria te ontmaskeren. Uiteindelijk is dit nooit gelukt. Noot

6.3.2 Politie-infiltratie

Organisatie en omvang

Politie-infiltratie is voorbehouden aan de politile infiltratieteams (PIT's). Dit gebeurt in overleg met de Afdeling nationale cordinatie politile infiltratie van de CRI (ANCPI). Elk politieel infiltratieteam zou moeten
bestaan uit tien mannen en vrouwen, van wie vier infiltranten, vier begeleiders, een administratieve kracht en een teamleider. In 1992/1993 zijn de drie pseudokoopteams van de gemeentepolitie Amsterdam en het infiltratieteam West I van de Rijkspolitie opgeheven. Op dit moment zijn alleen de politile infiltratieteams in het zuiden en het oosten op volle sterkte. In het noorden functioneert een half-bezet politieel infiltratieteam. Het landelijk politile infiltratieteam is in oprichting en zal zich vooral bezighouden met internationale infiltratie. In de regio's Haaglanden en Rotterdam-Rijnmond bestaan er plannen voor de oprichting van nieuwe infiltratie-eenheden. Op dit moment beschikken politie en justitie dan ook slechts over ongeveer negen Nederlandse politie-infiltranten.

De omvang van de inzet van politile infiltratie is niet eenduidig vast te stellen. De opgaven van de ANCPI Noot en de Werkgroep infiltratie over de aantallen verzoeken om politie-infiltratie in de afgelopen jaren (1991: 98; 1992: 66; 1993: 59 en 1994: 78) moeten met de nodige relativering bezien worden. De verzoeken in 1994 hebben slechts in 65 gevallen een operationeel gevolg gekregen en betreffen voor het grootste deel buitenlandse verzoeken om ondersteuning (42 gevallen). Vijf van het totaal aan daadwerkelijke acties kunnen worden aangemerkt als langdurige zaken, wat wil zeggen een looptijd van anderhalf tot twee jaar. Van de overige 60 zaken vergden 24 acties enkele maanden en 36 slechts enkele dagen. Het gaat hierbij grotendeels om zeer kort lopende buitenlandse infiltraties in Nederland zoals het even bezoeken door een buitenlandse infiltrant van een hotel bij Schiphol. Sommige van deze buitenlandse infiltraties duurden niet langer dan enkele uren. De landelijk officier van justitie bij de CRI dient op de hoogte gesteld te worden van deze (kortlopende) infiltratie-acties. Volgens betrokkenen is het nagenoeg uitgesloten dat buitenlandse infiltratie-acties op Nederlandse bodem plaatsvinden zonder dat de Nederlandse politie en justitie zijn genformeerd. De commissie heeft echter enkele voorbeelden aangetroffen waarbij dat wel het geval was. De Nederlandse politile infiltratieteams voeren op zich niet veel infiltratie-acties uit per jaar. Zo heeft het politile infiltratieteam Oost sinds 1990 slechts vijf grotere infiltratietrajecten uitgevoerd. Nederlandse infiltranten worden ook ingezet in het buitenland. In 1994 bereikte de ANCPI 42 maal een buitenlands verzoek om Nederlandse assistentie. Een voorbeeld van een operatie uit 1991 is de volgende casus: In 1991 werd gestart met een undercoveroperatie Contrat. Dit was een samenwerkingsverband tussen de beide landen en had tot doel om zicht te krijgen op de activiteiten van criminele organisaties op het gebied van het witwassen van gelden via geldwisselkantoren. Besloten werd om rechtspersonen op te richten die actief zijn op het gebied van witwassen. Er werd een Nederlandse bedrijvenstructuur van financile instellingen gecreerd als frontstore, waarmee vervolgens succesvol werd binnengedrongen in de criminele organisatie. In dit kader zijn Nederlandse undercoveragenten ingezet, die regelmatig contact hadden met de Canadese hoofddaders in Nederland, Zwitserland en de Nederlandse Antillen. Tevens hebben de Nederlandse politie-infiltranten transporten van verdovende middelen gearrangeerd van Colombia naar Canada. Noot Ook buitenlandse politile infiltranten zijn voor langere duur actief in Nederland (zie bijvoorbeeld de casusbespreking Copa). Deze buitenlandse infiltranten worden op dat moment begeleid door Nederlandse begeleiders. De inzet van buitenlandse infiltranten is grotendeels gebaseerd op onderling vertrouwen tussen politie-instanties van verschillende landen. Van een afzonderlijk onderzoek naar de identiteit van buitenlandse politie-infiltranten is geen sprake. In Europees verband is een werkgroep actief die de afstemming van internationale infiltratie-acties voor haar rekening neemt. In deze werkgroep participeren ook Canada en de VS.

Infiltratie en selectie

Politile infiltratie vindt primair plaats in de ondersteuning van de criminele organisatie. Het gaat dan vooral om het aanbieden van facilitaire diensten zoals vervoer, opslag en doorvoer, aan de criminele organisatie. Slechts zelden vindt infiltratie plaats in de directe nabijheid van de hoofddaders. Van diepte-infiltratie waarbij politie-infiltranten daadwerkelijk deel zijn gaan uitmaken van de kern van de criminele organisatie, is de commissie niets gebleken. Wel is een geval bekend waarbij de infiltranten de top van een criminele organisatie dicht zijn genaderd (zie eerstvolgende casus).

De selectie van politile infiltranten is streng. Uitgebreid wordt de infiltrant getest op onder meer stressbestendigheid. Ook moeten diverse cursussen worden gevolgd voordat een politiefunctionaris als politile infiltrant mag functioneren. Tijdens infiltratie-acties wordt steeds gestreefd naar dagelijks contact tussen de infiltrant en de begeleiders. Zowel de infiltrant als de begeleiders maken proces-verbaal op van hun activiteiten. Deze processen-verbaal worden in principe toegevoegd aan het procesdossier en zijn daarmee onderwerp van beoordeling door de rechter. Noot Een voorbeeld van zo'n open infiltratietraject is in het openbaar verhoor van officier van justitie Koers aan de orde geweest:
In dit onderzoek naar vier Turkse broers is projectmatig genfiltreerd in een tactisch (open) traject. Noot De projectinfiltratie is uitgevoerd door negen politie-infiltranten. Hiervan waren zes van het politieel infiltratieteam Oost-Nederland en drie Duitse politie-infiltranten. Het milieu waarin genfiltreerd moest worden was niet wars van grof geweld. Ook tegen de politie-infiltranten zijn forse bedreigingen geuit. Van januari 1993 tot juni 1995 zijn de politie-infiltranten in verschillende combinaties in totaal 119 maal opgetreden. In de praktijk blijkt vooral n van de politie-infiltranten daadwerkelijk veel contact te hebben gehad met de criminele organisatie. De anderen hebben veelal als geloofwaardige achtergrond gediend:

De voorzitter :
Ik wil u nog een vraag stellen over de processen-verbaal. Het is constant A851, die alles ziet, doet en daar verslag van legt. Die andere infiltrant nooit, bijna nooit. Er staan nog een paar andere nummers. Betekent dit nu, dat ook de handelingen en bevindingen van andere infiltranten toch onder A851 worden weggeschreven? (...)
De heer Koers:
Als A851 proces-verbaal opmaakt, is dat zijn verhaal. Dat zou hooguit aangevuld kunnen worden door verhalen van anderen.
De voorzitter:
Kan het ook zo zijn, dat A851 weer hoort van andere verhalen en die er zonder nummer ook inzet?
De heer Koers:
Nee. (...)
De voorzitter:
Maar dan is natuurlijk de vraag wat al die andere mensen dan doen. Daar is namelijk weinig tot niets van terug te vinden.
De heer Koers:
Ik denk dat in een aantal gevallen de rest alleen maar franje is geweest. Noot De politie-infiltranten waren tot hoog in de criminele organisatie genfiltreerd. Zij hadden diverse ontmoetingen met de vier hoofdverdachten, waarbij de politie-infiltranten partijen kregen aangeboden. Besloten is tot de aankoop van een aantal partijen teneinde te bewijzen dat de hoofdverdachten over een langere periode actief waren en in staat waren in korte tijd verschillende keren herone te kunnen leveren. De eerste aankoop betrof twee kilo cocane in april 1994. Deze werd gevolgd door vier aankopen van elk twee kilo herone in november en december. Vervolgens gingen de gesprekken over de financiering van een transport van een partij herone van Turkije naar Nederland en de levering van drie kilo. In overleg met het OM werd besloten een investering in dit transport (in totaal ongeveer 160 kilo) te doen van fl. 100.000,- . Tevens werd besloten dat een
politie-infiltrant naar Turkije moest afreizen. In dit traject is de minister gekend.

De heer Vos:
Vervolgens zijn vanuit de Centrale toetsingscommissie wel enige voorwaarden gesteld, onder andere met betrekking tot de betrokkenheid van de minister in het voortraject en in het natraject. Hoe heeft dat in de praktijk gestalte gekregen?
De heer Koers:
De betrokkenheid van de minister in deze zaak had een specifiek karakter, met name voor het laatste stukje van de zaak. Niet zozeer de individuele aankopen - daarmee heb je wel te maken met de tip- en toongeldregeling, de aankoopregeling, van het departement -maar met name het laatste stukje van de zaak, waarin het ging het investeren in een transport drugs vanuit Turkije naar Nederland. Daarbij kwam ter sprake dat de politiemenseninfiltranten, in ieder geval een daarvan, naar Turkije moesten. Dan heb je te maken met internationale verhoudingen. Binnen de Centrale toetsingscommissie is op dat moment gezegd, dat dit niet mocht zonder dat de minister van Justitie op de hoogte is. Die moet daar haar goedkeuring aan geven. Dat is vervolgens gebeurd. De hoofdofficier van Zwolle heeft een bespreking gehad met de hoofdofficier van Istanbul. Daar is ook de staatssecretaris van Justitie van Turkije bij betrokken geweest om goedkeuring te hechten aan de komst van een politiemaninfiltrant naar Istanbul, om als het ware daar besprekingen te voeren met een of meer van de Turkse verdachten. Noot De afgesproken partij van drie kilo herone werd nog aangenomen en betaald, maar de volgende aangeboden partij van 20 kilo herone in juni 1995 werd in beslag genomen en de verdachten aangehouden. In totaal is er 31 kilo harddrugs aangekocht en fl. 623.000,- genvesteerd in deze vooraankopen. De ratio achter deze hoeveelheden legt Koers uit tijdens zijn openbaar verhoor:
De heer Koers:
Er is 31 kilo aangekocht; dat klopt. Het doel was niet het kopen van herone of cocane, maar het doel was bewijs te vergaren tegen de vier hoofdverdachten. Als je bewijs tegen n hoofdverdachte hebt, dan heb je er nog drie tegen wie je geen bewijs hebt. Dan is het soms verstandig om door te gaan. Dat zijn afwegingen geweest gedurende met name het laatste jaar: hoe ver komen wij? Uiteindelijk is door de serie waartoe is besloten het mogelijk gebleken tegen dat viertal bewijs bij elkaar te krijgen.
De heer Vos:
En waarschijnlijk bent u ook doorgegaan om de Turkse lijn zelf bloot te leggen, de lijn naar het
buitenland. Of heb ik dat verkeerd begrepen?
De heer Koers:
De laatste actie die geweest is, is het mee investeren in een traject vanuit Istanboel deze kant op. Daarvan was het de bedoeling om de transportlijn, de aanvoerlijn bloot te leggen. Gedeeltelijk zijn wij daarin geslaagd, maar gedeeltelijk ook niet. Noot De bedoeling was om tijdens dit hele traject geen gram verdovende middelen op de markt te laten komen. Dit is slechts gedeeltelijk gelukt. De aankopen zijn vernietigd maar:
De voorzitter:
Mogen wij dat iets helderder zeggen? Er is genvesteerd in een hoeveelheid die in totaal ongeveer 160 kilo zou zijn; dat staat ook in het proces-verbaal. Ongeveer 20 kilo daarvan wordt in beslag genomen en wij weten niet waar de rest is.
De heer Koers:
Wij ook niet.
De voorzitter:
Het is toch niet zo dat, zoals de recherchechef zei, er geen gram waar wij aan mee hebben gedaan op de markt is gekomen? Dat weten wij niet precies, want wij weten niet waar dat is.
De heer Koers:
Neen, wij weten ook niet of die 160 kilo naar Nederland gekomen is.
De voorzitter:
Neen, goed.
De heer Koers:
Wij hebben die 20 kilo gezien die in Amsterdam is gepakt plus wat er in de bergplaats lag, zo'n 30 kilo, die ook in beslag is genomen. Dat is wat wij gezien hebben. Wat er verder geweest is, weet ik niet.
Noot

Sturing en controle

De sturing en controle door politie en justitie zijn bij politile infiltratie nauwkeurig geregeld. De goedkeuring vindt plaats op het niveau van de hoofdofficier. Tegenwoordig moet de Centrale toetsingscommissie de aanvraag voor een infiltratie-actie beoordelen. De Centrale toetsingscommissie geeft veelal onder voorwaarden toestemming. Incidenteel wordt een infiltratie-actie gestopt omdat de beheersbaarheid ter discussie staat. In het volgende geval heeft de minister besloten tot het stoppen van een infiltratie-actie, ondanks het feit dat de CTC goedkeuring hieraan had verleend: Noot

Dit onderzoek in het zuiden des lands was gericht op een notoire drugsbaron. Vele reguliere opsporingsmiddelen als taps en observatie bleken niet te werken. Besloten werd om een infiltratietraject te starten, met als doel zicht te krijgen op de strafbare feiten en de financile stromen waarna respectievelijk aanhouding en afroming van de criminele winsten zouden kunnen volgen. De bedoeling was om dit traject later geheel ter toetsing aan de rechter voor te leggen.

In 1993 wordt begonnen met de opbouw van de cover door het politile infiltratieteam, waarna binnen een aantal maanden de eerste sociale contacten worden gelegd door de politie-infiltrant. Deze wordt langzamerhand in het milieu van de verdachte opgenomen. De politie-infiltrant heeft ondermeer financile deskundigheid te bieden. Tevens is hij bekend in een buitenlandse wereldhaven. Hij wordt benaderd om deel te nemen aan transporten softdrugs uit het buitenland.

In januari 1995 wordt dit infiltratietraject in zijn algemeenheid ter toetsing aan de CTC voorgelegd. Onder een aantal voorwaarden, waaronder een goede psycho-sociale begeleiding van de infiltrant, gaat de CTC akkoord. Tevens wordt het advies gegeven eventueel een tweede politie-infiltrant te introduceren als er een financieel n transporttraject gaan lopen. Het wordt onwenselijk geacht om twee informatieposities te verenigen in n politie-infiltrant. Bij een tweede toetsing op 4 april wordt toestemming gevraagd voor het vervolgtraject op de infiltratie-actie, te weten het plegen van strafbare feiten door de infiltrant. Het voorstel is om de vertrouwenspositie van de politie-infiltrant verder uit te bouwen door middel van een investering in een transport van enkele duizenden kilo's marihuana. De kans was aanwezig dat de partij eventueel op de Nederlandse markt zou kunnen komen. De CTC gaat voorwaardelijk akkoord met de actie voor een periode van drie maanden.

Ondanks het oordeel van de hoofdofficier, de procureur-generaal en de CTC dat het traject verantwoord was gezien de uitstekende stuurbaarheid van de politie-infiltrant en het feit dat het een open traject is, is de minister van Justitie van mening dat dit traject niet kan. Per brief van 27 april 1995 vraagt zij dit te stoppen. De toenmalige kernteamleider zegt hierover:

De voorzitter:
Is u geworden waarom de minister het afkeurde? Hoorde u dat via de telefoon van Justitie? Hoe is dat gegaan?
De heer Paulissen:
Ik ben er zelf niet bij geweest, maar wij hebben uiteindelijk een briefje van de minister gekregen, een heel kort briefje: op het punt van de gecontroleerde doorvoer kon zij op dit moment geen toestemming geven.

De voorzitter:
Dat moet ongeveer in mei van dit jaar zijn geweest.
De heer Paulissen:
Ja.
De voorzitter:
Heeft u het toen weer op een andere manier opgepakt? Wat is er toen gebeurd?
De heer Paulissen:
Wij hebben toen besloten te stoppen. Wij vonden de gecontroleerde doorvoer echt noodzakelijk voor het bereiken van het grotere doel in de infiltratie. Wij zijn meteen gaan denken of er binnen de consignes van de minister nog mogelijkheden waren om dat doel op een andere manier te bereiken. Toen werden wij helaas geconfronteerd met het feit dat de zaak was uitgelekt in de pers. Toen hebben wij besloten om de zaak abrupt te stoppen. Noot De minister kan niet instemmen met de invoer en vermoedelijke doorlating van een partij softdrugs door de politie waarin bovendien ook overheidsgeld genvesteerd wordt. Vervolgens wordt besloten de politie-infiltrant
af te bouwen. In het openbaar verhoor zegt de minister van Justitie desgevraagd het volgende over de onthouden toestemming:

De voorzitter:
Ligt het aan de politieke gevoeligheid dat u in mei van het jaar van de infiltratie-operatie in het zuiden zegt die niet meer te willen doen. Die methode leek, vergeleken met de IRT-methode, zeer verantwoord te zijn. Ik doel dus op de infiltratiemethode van het kernteam in het Zuiden, waarvan u zegt het niet meer te willen doen, omdat er te weinig garantie is dat men de zaak echt in beslag kan nemen.
Mevrouw Sorgdrager:
Als de zaak waar u nu over spreekt, in het zuiden des lands, loopt, is er geen kader wat de Centrale toetsingscommissie kennelijk had vastgesteld.
De voorzitter:
Zij vonden het goed!
Mevrouw Sorgdrager:
Zij vonden het goed, maar het openbaar ministerie twijfelde kennelijk, want men is naar mij toegekomen met de vraag of het door kon gaan. Wij hebben toen die methode besproken en bekeken wat de te verwachten effectiviteit was. Ik vond, nu men het mij toch vroeg, dat men een te vaag doel had. De effectiviteit van de methode was niet groot genoeg. Ik verwachtte dat men over enige tijd weer bij mij zou komen met dezelfde vraag over dezelfde zaak. Dat moesten wij dus gewoon niet doen. Noot
Het openbaar ministerie wordt over de voortgang van politile-infiltratie-acties in het algemeen goed genformeerd. Dit betreft in ieder geval de CID-officier. Echter dit brengt nog niet met zich mee dat de later optredende zaaksofficier ook volledig genformeerd is. In principe worden alle activiteiten van de politie-infiltrant vastgelegd en staat de actie volledig open ter beoordeling aan de rechter. Ten behoeve van het functioneren van de politile infiltranten worden valse identiteiten afgegeven. Noot Een briefwisseling van de ministers van Justitie, Verkeer en Waterstaat, Binnenlandse Zaken en Financin vrijwaart de ambtenaren die deze valse identiteiten verstrekken van strafvervolging. Noot Het gaat daarbij om valse identiteiten om rekeningen te kunnen openen, auto's, woningen of loodsen te huren, frontstores op te zetten etc.

De commissie heeft geconstateerd dat politile infiltranten gebruikt worden ter afscherming van informanten. Een politieel infiltratieteam gebruikt soms een gesloten CID-traject om de identiteit van de informant te beschermen. Dan worden twee of meer infiltranten ertussen geschoven zodat de oorspronkelijk informant niet meer zichtbaar is. De politie-infiltrant, die van deze informant het verhaal heeft gehoord, wordt als informant ingeschreven.

6.3.3 Burgerinfiltratie

Omschrijving en omvang

Over het gebruik van burgerinfiltranten bestaat minder duidelijkheid dan over de inzet van politie-infiltranten. De commissie spreekt van burgerinfiltranten indien al dan niet criminele burgers gevraagd worden bepaalde activiteiten te ondernemen waaronder het plegen van strafbare feiten. Sommige CID-en spreken in dit verband van gestuurde informanten, waarbij het onderscheid met burgerinfiltranten nauwelijks meer aanwezig is. Het enige verschil is dat zij op een gestuurde informant de infiltratierichtlijn niet van toepassing achten. In hoofdstuk 3 heeft de commissie enkele in het oog springende voorbeelden gegeven van het omgaan met burgerinfiltranten.

Het is duidelijk dat geregeld gebruik wordt gemaakt van criminele burgerinfiltranten. De commissie heeft vele voorbeelden aangetroffen van criminele burgers die door de politie gevraagd worden bepaalde activiteiten te verrichten. Wanneer deze activiteiten geen strafbare feiten omvatten spreekt de commissie van gestuurde informanten. Veelal gaat het om een verzoek van politie en justitie om informatie te verzamelen door het bezoeken van bepaalde plaatsen. In het overzicht aan het begin van dit hoofdstuk blijkt dat het grootste aantal
toetsingsverzoeken aan de CTC de inzet van criminele burgerinfiltranten betreft (30). Vier verzoeken betreffen de inzet van niet-criminele burgerinfiltranten. Uit de CTC-stukken blijkt dat deze burgerinfiltranten strafbare feiten mogen plegen. Het ging dan vooral om het vervoeren van drugs of het anderszins ondersteunen van het invoeren en verkopen van verdovende middelen zoals het huren van loodsen of het ter beschikking stellen van vrachtauto's. Noot Bijvoorbeeld:

In het kader van een onderzoek is overwogen om een projectinfiltratie van een gesloten traject te starten waarbij een burgerinfiltrant hand- en spandiensten zou verrichten bij een transport van softdrugs. De bedoeling was om eerst een proefzending softdrugs van enkele tonnen door te laten gaan, waarna een grote partij van meer dan tien ton zou worden gepakt, inclusief de verdachten. De informant heeft eerst een orintatiereis gemaakt naar het bronland op verzoek van het kernteam. In principe zou de informant de criminele verdiensten afdragen en een vergoeding krijgen van het ministerie van Justitie waarbij gedacht werd aan tonnen. De CTC ging na grote aarzeling akkoord. De informant werd door de criminele organisatie niet meer benaderd om behulpzaam te zijn bij transporten verdovende middelen. Tot op heden heeft het infiltratietraject daarom geen doorgang kunnen vinden. Noot

Ook wordt wel gevraagd om monsters aan te kopen. De commissie constateert dat in een aantal gevallen de CTC niet gevraagd is om toestemming voor de inzet van burgerinfiltranten. In nagenoeg alle regio's en arrondissementen worden voorbeelden aangetroffen van burgerinfiltranten in de definitie van de commissie. In de regio Amsterdam-Amstelland echter wordt sinds 1992 niet meer gewerkt met burgerinfiltranten. Informanten mogen in Amsterdam slechts informatie geven. Politie en justitie gaan in principe niet akkoord met het verrichten van enige activiteit door informanten:

De heer De Graaf:
Ik wil even bij dit element blijven; zo meteen komen wij op andere elementen. Collega's van u uit andere korpsen zeggen: niks onbetrouwbaar, wij controleren zo'n informant van achteren naar voren; elke stap die hij zet, kennen wij, dubbelchecken wij. Is het volstrekt ongeloofwaardig als zij dat zeggen?
De heer Welten:
U zei daarstraks dat elke informant ook een beetje crimineel moet zijn. Elke infiltrant is wat mij betreft zeker een beetje crimineel. Je kunt misschien wel betrouwbaar en crimineel zijn, maar dat is een contradictie waarmee ik echt niet uit de voeten kan. Noot (...)
De heer Welten:
Ja, weet u... Kijk, het beeld zou bijna gaan ontstaan dat Amsterdam roomser is dan de paus. Ik denk dat wij geleerd hebben van de kwetsbaarheid van methoden in zijn algemeenheid, omdat wij misschien wel in het centrum van de aandacht hebben gezeten. Er is destijds heel nadrukkelijk door wijlen mevrouw Dales gezegd dat wij na moesten denken, als overheid, over de integriteit van het openbaar bestuur, de integriteit van jezelf als apparaat. In combinatie met datgene wat ik persoonlijk vind, proberen wij daar een andere wending aan te geven. Dan ben ik helemaal niet roomser dan de paus; als ik afwijkend ben van de rest van het land, vind ik dat vervelend; op zichzelf probeer ik - ik denk ook dat dit behoorlijk gaat - heel constructief met de omgeving samen te werken, ondanks het feit dat ik misschien een vreemde eend in de bijt ben. Noot
De voorzitter:
Eerder zeiden vertegenwoordigers van het OM uit Amsterdam en ook de politie in Amsterdam dat er helemaal geen burgerinfiltratie was. Maar nu zegt u dat u dat onder omstandigheden niet geheel wilt uitsluiten.
De heer Vrakking:
Ik heb nooit gezegd: helemaal niet. Ik zeg in beginsel, nee, tenzij. Noot De ANCPI houdt zich in principe niet bezig met burgerinfiltranten. Wel wordt bezien in hoeverre het mogelijk is materiedeskundigen (accountants, piloten, etcetera) in te schakelen als niet-criminele infiltranten. Als nadeel wordt genoemd dat deze materiedeskundigen geen politie-achtergrond hebben. Tot op heden zijn er nog geen materie-deskundigen op deze wijze ingezet.

Sturing en controle

De commissie constateert dat zich bij de inzet van criminele burgerinfiltranten verschillende problemen voordoen. De controleerbaarheid en stuurbaarheid van de criminele burgerinfiltrant is problematisch. De motivatie van deze infiltranten is veelal dubbelzinnig. Onduidelijkheid bestaat veelal over wat er met het criminele geld gebeurt. Op het plegen van strafbare feiten door de infiltrant is controle slechts ten dele mogelijk.

Enkele burgerinfiltranten geven informatie aan meer dan n CID. Deze infiltranten hebben onder regie van de verschillende CID-en strafbare feiten gepleegd. De verschillende CID-en waren niet altijd op de hoogte van
het feit dat de infiltranten ook voor andere CID-en werkten. Deze infiltranten hebben zeer veel geld verdiend aan het geven van informatie. Hiertegenover stonden ruime onkostenvergoedingen, beloningen en het mogen houden van de verkregen criminele winsten. In hoofdstuk 3 zijn deze gevallen uitgebreid beschreven. De commissie is van oordeel dat burgerinfiltranten die een zo actieve positie hebben in een criminele organisatie niet meer volledig onder regie van politie en justitie kunnen staan. Het rele risico dreigt dan dat politie en justitie worden gestuurd door de burgerinfiltrant in plaats van andersom.

6.3.4 Frontstore

De fronstore is slechts recent in Nederland gentroduceerd en derhalve bestaat nog weinig ervaring met deze opsporingsmethode. Het eerste, de commissie bekende, voorbeeld is de operatie Contrat (zie casus hiervoor). Tijdens het verhoor zei Wilzing hierover:

De voorzitter:
Was u ook al betrokken bij frontstores toen u verantwoordelijk was bij de CRI? Waren die er toen al, zogenaamde bedrijven die de politie gebruikte als dekmantel om eventueel binnen het criminele milieu te infiltreren dan wel om bewijs te verzamelen tegen criminele groepen die van zo'n dergelijk dekmantelbedrijf gebruik maken?
De heer Wilzing:
Ik weet mij uit mijn periode te herinneren dat wij daar een zaak hebben gehad. Het was een grote zaak die vanuit een ander werelddeel op ons afkwam, waarbij wij met onze accountants daar een aantal zaken voor geregeld hebben. Dan ging het met name over het sluizen van geld.
De voorzitter:
Daarbij speelde de financile dienstverlening een rol?
De heer Wilzing:
Het was een financile dienstverlening, exact. Noot Een ander voorbeeld van een frontstore dat de commissie bekend is, is wederom een internationaal samenwerkingsverband: De Amerikanen hebben een wereldwijde frontstore-operatie opgezet geheten Green Ice II, waarvan een deeloperatie vanaf september 1992 operationeel is. De doelstelling van deze operatie is om via het financile traject in de Colombiaanse kartels te infiltreren. Zodoende komt zicht op de internationale stroom van drugsgelden. Ook in Nederland is een cover opgezet die gericht is op het scheppen van paperwork. Tot op heden is door de criminele organisatie niet gehapt op het Nederlandse aas. Op andere plaatsen is wel met succes geopereerd. Het is niet ondenkbaar dat de zaak rond komt zonder dat gebruik gemaakt wordt van de Nederlandse cover. Op het moment wordt bekeken of er andere toepassingsmogelijkheden zijn.
Indien een frontstore wordt toegepast, gebeurt dat veelal in combinatie met politile infiltratie; in incidentele gevallen ook met burger-infiltranten. Het gaat in Nederland om minder dan tien frontstores. Deze frontstores bevinden zich vooral in de dienstverlenende en facilitaire sector. Te denken valt aan transportbedrijven en financile dienstverlening. Het doel is veelal criminele organisaties gebruik te laten maken van deze ondersteuning waardoor politie en justitie een beter beeld kunnen krijgen van hun activiteiten. Tijdens de openbare verhoren is hier ondermeer het volgende over gezegd:

De voorzitter:
(...) Hoeveel frontstores kennen wij ongeveer in Nederland? Honderden?
De heer Karstens:
Nee.
De voorzitter:
Tientallen?
De heer Karstens:
Ook niet.
De voorzitter:
Minder dan tien?
De heer Karstens:
U wordt warm. Noot Van de frontstores moeten onderscheiden worden de dekmantelbedrijven die bij de PIT's op de plank liggen, met het doel om een andere identiteit van een informant of infiltrant aannemelijk te maken. Het opzetten van frontstores wordt bemoeilijkt doordat in Nederland alle gegevens nauwkeurig zijn geadministreerd. Volgens betrokkenen zal het in de toekomst vooral noodzakelijk zijn afspraken te maken met de belastingdienst hoe om te gaan met frontstores. Op dit moment zijn die afspraken nog niet gemaakt. Frontstorehouders melden dan ook dat zij veel moeite moeten doen om de belastingdienst op afstand te houden.
De voorzitter:
Daar komt het op uit. Moet ik dan vooral denken aan transportbedrijven of faciliterende bedrijven? Hoe houdt u de belasting en de waterleiding van uw nek?
De heer Karstens:
Vanuit onze positie gezien, is de belastingdienst in zijn algemeenheid een geduchte tegenstander. Tot op heden hebben wij de argwaan van de belastingen nog niet gewekt. Noot

Een andere toepassingsmogelijkheid van een frontstore is het afschermen van CID-rechercheurs. Dit wordt noodzakelijk geacht door de vele contra-activiteiten van criminele organisaties. De CID richt dan een bedrijf op om bijvoorbeeld telefoons en kentekens te kunnen registreren op naam van dit bedrijf.

6.3.5 Gecontroleerde aflevering

De gecontroleerde aflevering is een zeer frequent gebruikte methode. Het gaat om honderden gecontroleerde afleveringen per jaar, varirend van een verdacht postpakketje tot een container. Veelal betreft dit verdovende middelen.

De heer De Wit:
(...) Wij spreken bijna dagelijks, zeker in de grootstedelijke praktijk, over gecontroleerde afleveringen en doorleveringen.(...) Noot
Bij gecontroleerde afleveringen wordt steeds getracht de verboden goederen daadwerkelijk in beslag te nemen. Het transport geschiedt dan ook meestal onder observatie van een OT. Dit voornemen tot inbeslagneming kan om diverse redenen mislukken. In enkele gevallen heeft de commissie geconstateerd dat door fouten tijdens de observatie partijen drugs uit het oog werden verloren. Een voorbeeld:


Begin 1994 komt een buitenlandse informant, die door een zusterdienst van de CRI overgedragen is aan een RCID, naar Nederland voor de invoer van een partij van tientallen kilo's cocane. Zijn rol bestaat uit het door de douane loodsen van deze partij drugs. De RCID besluit om de partij gecontroleerd af te leveren. Echter, het OT raakt betrokken bij een aanrijding en de partij verdwijnt ongezien in het milieu. Hierna gaat de informant terug naar Zuid-Amerika, alwaar hij door Zuid-Amerikanen wordt benaderd met de vraag of hij dit vaker wil doen. De informant gaat, na consultatie van de betrokken RCID in Nederland, hierop in. Vervolgens wordt de informant geconfronteerd met een grote partij van duizenden kilo's marihuana die al in de haven ligt en wordt hem gevraagd of hij die "even binnen wil loodsen". Besloten wordt om deze partij door te laten en wel om drie redenen: de informant is beloofd dat hij het volgende omvangrijke cocanetransport mag doen, tevens is de criminele organisatie in een ander traject bezig om cocane in te voeren en dit mag niet verstoord worden. Bovendien vreesde de politie represailles als de partij wordt gepakt. De partij wordt wel gevolgd en het OT stelt vast waar de partij wordt opgeslagen.

In december 1994 wordt de grote partij cocane, die meer dan duizend kilo blijkt te bevatten, aangeboden aan de informant met de vraag of hij deze door de Amsterdamse douane kan loodsen. Besloten wordt om tot een gecontroleerde aflevering over te gaan. Wederom raakt het OT de vrachtwagen met de bewuste container kwijt. Echter, later wordt toch nog op verschillende adressen de partij teruggevonden en in beslag genomen. Meer dan 20 verdachten worden aangehouden, waaronder de top van de organisatie in Nederland. Tijdens zijn verhoor noemt Brand dit traject de klassieke methode:

De heer Brand:
Dat zal ik u uitleggen. Het is onze eerste opdracht dat wij de criminele organisatie proberen op te rollen. Wij moeten ervoor zorgen dat wij het aantal kilo's in de hand hebben. Dat moet gebeuren wanneer dit het meest gunstig is. Wij hebben 1100 kilo cocane binnengehaald met de traditionele methode.
De voorzitter:
Op welke vangst doelt u?
De heer Brand:
Dat is een vangst van verleden jaar kerstmis.
De voorzitter:
Het is geen HOLCO-vangst?
De heer Brand:
Dat is een HOLCO-vangst.
De voorzitter:
Daar is toch een heel interessant en moeizaam traject aan vooraf gegaan?
De heer Brand:
Eerst de zaak van de 1100 kilo. Dat ging volgens de traditionele methode. Traditioneel wil zeggen dat wij natuurlijk via taps weten wat er gebeurt. De traditionele methode gaat ervan uit dat de tegenpartij fouten maakt. In dat traject pakken wij op een gegeven moment dat aantal kilo's. Maar hoe dan ook: als je afluistert weet je veel meer dan op het moment waarop je ingrijpt. Wij moeten echter ingrijpen op het moment waarop de grotere hoeveelheden komen. Als die komen is daar vanuit de criminele organisaties meer kwaliteit tegenaan gezet en die moeten wij oppakken. Wij proberen niet alleen maar zoveel mogelijk kilo's te pakken.
De heer De Graaf:
U sprak ook over een ander traject, een klassiek recherchetraject, waarbij 1.100 kg cocane in beslag is genomen. Dat speelde aan het eind van het vorige jaar. Maar gingen daar ook geen lijntesters aan vooraf?
De heer Brand:
Aan dat specifieke geval ging, voorzover ik weet, niet nadrukkelijk een lijntester vooraf.

De voorzitter:
Maar het is misschien niet goed om hier te veel in detail in te gaan op wat daar eventueel aan vooraf is gegaan. Het is althans onze indruk dat er iets meer aan voorafgaat dan louter klassiek rechercheren.
De heer Brand:
Nou ik vind dat je het als een voorbeeld van klassiek rechercheren mag noemen. Dat er informatie in dat traject heeft meegespeeld, is altijd zo. Maar klassiek rechercheren is toch het bij elkaar brengen van informatie. Maar er is geen systematiek geweest van een lijnuittester op de manier waarop dat in de andere zaak is gebeurd.
De voorzitter:
Misschien weet u dat niet. Noot Voor de geslaagde partijen krijgt de informant geld van de criminele organisatie. Na overhandiging van de justitile beloning van 275.000 gulden draagt hij zijn verdiensten af. Het ingeleverde bedrag bedraagt meer dan een miljoen gulden. Dit geld wordt gestort op een rekening van de CRI. Het doel van deze gecontroleerde afleveringen is te bezien wie in de criminele organisatie betrokken is bij de
strafbare feiten. Gecontroleerde afleveringen vinden zowel plaats door de reguliere politie als door de Koninklijke marechaussee en bijzondere opsporingsdiensten.

De heer Van Blijswijk:
Gecontroleerde afleveringen kwamen met enige regelmaat voor en de vraag was: realiseert de leiding, in dit geval die van de douane, zich dat dit soort dingen gebeuren? Verder werd de vraag gesteld of aan het meewerken met de douane aan deze afleveringen geen grotere risico's verbonden waren voor het personeel dan aan het normale, reguliere werk. Die signalen waren aanleiding voor een contact. Dat contact heeft ertoe geleid dat de directeur van de douane en ik hebben gezegd: wij moeten dat gewoon eens bespreken en de zaken helder op een rij krijgen. Vervolgens hebben wij een afspraak gemaakt. Bij het gesprek op het ministerie van Financin zijn mensen van de douane Amsterdam, onder wie de directeur Douane, en van de FIOD aanwezig geweest. Ik was daarbij ook aanwezig.
De heer Rabbae:
Wat is daaruit geresulteerd?
De heer Van Blijswijk:
Uit dat gesprek is naar voren gekomen dat de aanwezigen geen enkele aanwijzing hadden dat er iets anders gebeurde dan gecontroleerde aflevering. Wij hebben verder geconstateerd in dat gesprek dat de methode, die wij al jaren kenden, correct was en dat wij medewerking zouden blijven verlenen als onder verantwoordelijkheid en op verzoek van het OM onze bijstand werd gevraagd. Noot Meestal komt de politie plannen om partijen verdovende middelen in te voeren op het spoor door informatie
van informanten of infiltranten. Zo weet men bijvoorbeeld het aantal containers, de naam van het schip en de haven van aankomst. Niet altijd blijkt deze informatie betrouwbaar:

De heer Van der Voort:
De vraag van de heer Vos was of ik wel eens heb meegemaakt dat een aangekondigde proefzending van een bepaalde hoeveelheid later veel groter bleek te zijn. Dat heb ik nog nooit meegemaakt. Ik heb wel meegemaakt - die zaak is bij het verhoor van de heer Brand aan de orde geweest haven een schip lag met een partij van maar 40 of 50 kilo groot. Hij zei tegen ons dat de politie daar vooral - dat iemand zich presenteerde als informant en een partij bij de politie meldde. Hij vertelde dat iets buiten de niet aan moest komen, omdat daarna een partij zou komen die vele malen groter zou zijn. Dat verzekerde hij ons ook. Ik geloof dat zelfs werd gesproken over 1000 kilo cocane. Dat heb ik wel meegemaakt, maar dat is dus geen vooraf met mij en de politie doorgesproken traject, in de zin van: laat de lijntester maar komen. Dat is een geheel andere zaak geweest.
De heer Vos:
U besluit dan te vegen, als zo'n risico zich voordoet.
De heer Van der Voort:
In dat geval hebben wij de partij gecontroleerd afgeleverd, omdat er twee dingen aan de orde waren. Het ene was dat de informant F volstrekt oncontroleerbaar en onbestuurbaar was. Dat was al in een eerdere zaak gebleken. Het andere aspect was dat wij zeer ernstige twijfels hadden over de betrouwbaarheid van deze informant. Ik had de indruk, samen met de politie, al in een heel vroeg stadium, dat het helemaal geen kleine partij was, maar dat op deze manier, met toestemming van de politie, met bescherming van de politie zelfs, om een ripdeal te voorkomen, een grotere partij werd ingevoerd. Het laatste bleek, want er zat geen 40 kilo in, maar 200 kilo.(....)
De heer Van der Voort:
De partij is geschept, er is een gecontroleerde aflevering van gemaakt. De informant, tevens zijnde verdachte, is aangehouden, voorgeleid aan de rechter-commissaris en uiteindelijk voor de rechtbank gebracht. Ik heb een gevangenisstraf van acht jaar geist. De rechtbank heeft er zeven van gemaakt. Het Hof, om hem moverende redenen, heeft er drie jaar gevangenisstraf van gemaakt. Noot Naast het gecontroleerd afleveren van drugs heeft de commissie ook aangetroffen dat dit incidenteel gebeurde
met bedreigde diersoorten, gestolen auto's en wapens:
Een aantal handelaren smokkelt bedreigde diersoorten uit Australi naar Nederland. Deze diersoorten worden gemengd met legaal te verhandelen dieren en de facturen worden vervalst. Vanaf Schiphol worden de dieren tijdelijk ergens in Nederland ondergebracht. Hierna worden ze verzonden naar handelaren in de Verenigde Staten met de vermelding dat de dieren in gevangenschap zijn gefokt in Nederland. Teneinde de smokkel en de valsheid in geschrifte te bewijzen worden de dieren gefotografeerd en gewaarmerkt bij invoer en uitvoer op Schiphol. Zo kan na transport in de VS worden vastgesteld dat dit dezelfde dieren zijn als in Nederland. De US Fish and Wildlife Service is op de hoogte.

Naar aanleiding van een Amerikaans rechtshulpverzoek heeft een gecontroleerde aflevering van wapens plaatsgevonden. Er was van Amerikaanse zijde niet vermeld dat de af te leveren partij wapens betrof en de verdachte militair was. Direct na aflevering is huiszoeking gedaan waarbij een partij pistolen en munitie is gevonden.

Politie en justitie laten een partij verboden goederen (veelal verdovende middelen) niet alleen afleveren aan de criminele organisatie, maar ook doorleveren aan de verdere tussenpersonen en de afnemers. Op die manier hopen politie en justitie inzicht te krijgen in het gehele traject van de verdovende middelen. De doelstelling is de verboden goederen in de tweede, derde of vierde hand in beslag te nemen. Het probleem daarbij is dat een partij drugs veelal wordt opgesplitst in kleinere hoeveelheden waardoor het voor politie en justitie nagenoeg onmogelijk wordt om alle deelpartijen te blijven observeren.

6.3.6 Doorlaten

Het doorlaten van verboden goederen betreft met name verdovende middelen. Noot In de afgelopen jaren zijn naast de tonnen softdrugs ook honderden kilo harddrugs op de markt terecht gekomen, terwijl politie en/of justitie zicht hadden op deze partijen drugs. De precieze hoeveelheden drugs die met medeweten van politie en justitie op de markt terecht zijn gekomen, zijn niet te bepalen. Over het aantal in een concreet onderzoek wordt in een verhoor gezegd:

De voorzitter:
Van hoeveel kilo harddrugs weet u dat ze op de markt gebracht zijn?
De heer Karstens:
Ik wil niet over exacte aantallen spreken, omdat de operatie nog steeds loopt. Het is meer dan 100 maar minder dan 500.
De voorzitter:
U heeft het dan over het politie-infiltratietraject?
De heer Karstens:
Ja.
De voorzitter:
In de afgelopen jaren?
De heer Karstens:
Er is sprake van een redelijk unieke situatie. Er was nog n zaak met softdrugs.
De voorzitter:
Die harddrugs van meer dan 100 maar minder dan 500 kilo, hebben die betrekking op n zaak?
De heer Karstens:
Ja, n zaak.
De voorzitter:
Was er ook nog niet een met 50?
De heer Karstens:
Dat is dezelfde zaak.
De voorzitter:
Het kwam dus meerdere keren voor in die zaak?
De heer Karstens:
Ja.
De voorzitter:
Dat is de enige die u kent?
De heer Karstens:
Waarbij wij harddrugs hebben doorgelaten? Ja! Noot De redenen voor de doorlating van drugs verschillen. Het kan zijn dat de criminele organisatie een drugsmokkelroute (druglijn) wil testen alvorens een grote partij af te zenden. De kleine testzending wordt dan doorgelaten. Ook kan een aantal grotere partijen worden doorgelaten om zicht te krijgen op de criminele organisatie. De commissie heeft in een aantal gevallen vastgesteld dat partijen soft- en harddrugs bewust op de markt terecht zijn gekomen. In hoofdstuk 3 zijn enkelen gevallen uitgebreid beschreven en in de navolgende paragrafen komen nog de doorlatingen in het Copa- en Exportonderzoek aan de orde. De commissie heeft echter nog meer gevallen aangetroffen: Een kernteam heeft een (open) infiltratietraject overgenomen van een Europees land in een drugslijn van Zuid-Amerika naar Nederland. Het betreft een buitenlandse burger-infiltrant en een politie-infiltrant. Ten tijde van het overnemen moet een partij van 9000 kilo marihuana worden doorgelaten uit Zuid-Amerika via het Europese land in Nederland.
De heer De Graaf:
Als het gaat over een partij van zeg 10.000 kilo marihuana, wordt dat ongetwijfeld weer
verdeeld in deelpartijen. Je moet dat met observatieteams zodanig bijhouden, dat je het dan ineens in een heel andere regio laat wegtippen.
De heer Blok:
De partij waarover u spreekt, is wel gevolgd met een OT, maar het is niet gelukt om die partij vervolgens in beslag te nemen.
De heer De Graaf:
Maar daar was de doelstelling van de politie ook niet op gericht?
De heer Blok:
Jawel, want er was observatie, ook nadat er doorgeleverd was. Noot Dit is een lijntester waarna door het kartel een grote partij cocane zal worden verzonden. De partij komt via dezelfde route als de partij marihuana naar Nederland. Deze partij cocane wordt gecontroleerd afgeleverd en blijkt na huiszoeking 250 kilo te bevatten. Bij deze gelegenheid wordt nog een partij van 150 kilo aangetroffen. Er worden in totaal acht huiszoekingen gedaan en 19 verdachten aangehouden.
Voor dit traject heeft de vorige minister van Justitie, Kosto, expliciet toestemming gegeven.

De voorzitter:
Het laatste punt dat ik kort aan de orde wil stellen: in het eerste verhoor van de heer Wooldrik hebben we het over een zaak gehad van de doorlevering van softdrugs, die bij u aan de gang was. Omdat uit de toetsingscommissie bleek dat toestemming was gegeven door de waarnemend procureur-generaal, is gebleken dat de minister daarvan wist. Inmiddels is opgehelderd dat de minister ervan geweten heeft. Dat was de heer Kosto, en daarna mevrouw Sorgdrager. Hoe is het gegaan tussen u en de minister?
De heer Blok:
Ik was daarbij niet persoonlijk betrokken. Het speelde in augustus, en toen was ik op vakantie. In dat hele traject hebben allemaal waarnemers gespeeld, zoals u misschien heeft ontdekt. Mijn plaatsvervanger heeft de plaatsvervangend PG op de hoogte gesteld, die vervolgens de minister op de hoogte heeft gesteld. Het is dus via een plaatsvervangend PG gegaan.
De voorzitter:
Schriftelijk?
De heer Blok:
Nee, dat is een mondeling overleg geweest, tussen mijn plaatsvervanger en de plaatsvervangend PG.
De voorzitter:
De plaatsvervangend PG moet dus naar het ministerie zijn gegaan, en daar is het blijkbaar neergeslagen in een notitie?
De heer Blok:
Het laatste weet ik niet helemaal zeker. Ik weet wel dat de plaatsvervangend PG een ambtenaar op het departement heeft benaderd, die vervolgens de minister heeft benaderd. Noot
Het tweede voorbeeld betreft een Arubaans onderzoek dat overgenomen wordt door de Amsterdamse politie: De politie in Aruba verzoekt de Amsterdamse recherche om te assisteren bij een infiltratietraject. Verteld wordt dat er reeds een boot met ongeveer 2500 kilo marihuana onderweg is naar Amsterdam, wat geldt als een proeftransport. Hierna zal een partij van 2 3 ton cocane komen. De landelijke officier van justitie verleent toestemming. De recherche heeft haar bedenkingen:

De heer Welten:
(..) Wij zijn geforceerd geworden om mee te werken aan zo'n traject. Met zo'n traject bedoel ik dat wij de oorsprong van de informatie niet konden toetsen. Was de informatie op basis waarvan activiteiten door de politie moesten worden ontplooid, rechtmatig verkregen informatie? Als dat niet rechtmatig is, werken wij daar liever niet aan mee. In die tijd hebben wij daar een dispuut over gehad en het moest toch. Nu, wij hebben het gedaan. De levering is doorgegaan en er is f.930.000 van de betrokken persoon die het invoerde, afgenomen en dat is naar de autoriteiten in het land van herkomst teruggegaan. Noot Er komen twee burgerinfiltranten onder politiebegeleiding uit Aruba naar Nederland om in Amsterdam contact te leggen met de ontvangers van de partij verdovende middelen. De infiltranten maken de partij vrij en brengen die onder beheer van de politie. Later wordt de partij overgedragen aan een groep Nederlandse criminelen waar een andere regio mee bezig is. De politie aldaar wordt op de hoogte gebracht van de opslagruimte waar de partij ligt. Een deel wordt in beslag genomen, een ander deel verdwijnt in het milieu.
De heer De Graaf:
Waar ging het in dat geval om? Softdrugs?
De heer Welten:
Het was softdrugs, 2500 kilo.
De heer De Graaf:
Die is op de markt verdwenen?
De heer Welten:
Die is voor een deel aangehouden, heeft men mij gezegd, en is op de markt verdwenen, ja. Noot De opbrengst van de verkoop van deze partij wordt in beslag genomen en op uitdrukkelijk verzoek overgemaakt op een bankrekening van de autoriteiten te Aruba. Vervolgens wordt geen medewerking meer verleend aan het

Arubaanse traject daar onder meer de beheersbaarheid van de infiltranten moeilijk is gebleken. Het doorlaten van partijen drugs heeft vaak tot doel zicht te krijgen op de top van een criminele organisatie en deze strafrechtelijk te vervolgen. De commissie constateert dat in gevallen waarin gebruik is gemaakt van doorlating wel veel aanhoudingen zijn verricht en veroordelingen zijn gevolgd (met name in het Copa-onderzoek), maar er geen sprake is geweest van het succesvol vervolgen van de top van de criminele organisatie.

6.3.7 Corruptiegevoeligheid

Een onderwerp dat regelmatig in verband wordt gebracht met infiltratie is het gevaar van het afglijden van een politie-infiltrant in het criminele milieu. Immers deze opsporingsmethode brengt nauw contact met de criminele organisatie met zich mee met alle verleidingen van dien. Nordholt licht tijdens zijn openbaar verhoor het besluit tot opheffing van de pseudo-koopteams in Amsterdam toe en hij benadrukt hierbij ook de risico's van de methode:

De voorzitter:
Kunt u kort de redenen aangeven, waarom de teams zijn opgeheven?
De heer Nordholt:
(...) Ik was altijd tegen pseudo-koop. Ik heb wat dat betreft altijd dezelfde lijn gevolgd die de heer Blaauw uit Rotterdam ook volgde. Ik denk dat je het middel eigenlijk niet zou moeten toepassen. Ik vind het gevaarlijk. Het gevaar is groot dat collega's die in zo'n traject terechtkomen, afglijden. Je krijgt in zekere mate een gespleten geest als je het maar lang genoeg doet. Eigenlijk vind ik de voordelen ervan niet opwegen tegen de nadelen, waarbij je moet denken aan de psychische en vaak ook fysieke bescherming van collega's.
Noot
In deze paragraaf zullen aan de hand van een aantal casus verschillende corruptie-risico's bij infiltratie worden beschreven.

Het risico van normafwijkend gedrag en het lekken van informatie

De methode van infiltratie vereist dat een politieambtenaar (soms zeer lange tijd) intensieve contacten onderhoudt met het criminele milieu. Het voortzetten van deze contacten nadat hij zijn functie als infiltrant heeft beindigd kan leiden tot verschillende risico's, zo blijkt uit de volgende casus. Casus Een informant verklaart aan een criminele inlichtingendienst dat een begeleider van een unit pseudo-kopers vertrouwelijke politie-informatie verkoopt. Naar aanleiding van onder andere deze verklaring wordt een onderzoek naar de betrokken politieman gestart. Tijdens het onderzoek worden geen aanwijzingen gevonden voor de beschuldiging van de informant, maar blijkt wel dat de betrokken politieman veelvuldig priv-contacten onderhoudt met personen uit het criminele milieu. Er komt onder meer naar voren dat hij regelmatig een caf bezoekt waar hij ook komt voor zijn politiewerk. In het caf wordt in goud gehandeld. De betrokken politieman koopt hier onder meer goud voor zichzelf en hij wordt er bovendien van verdacht de handelaar zijn diensten aan te bieden als bewaker. De politieman heeft verschillende kennissen in de bouwwereld en krijgt zo korting bij de aanschaf van bouwmaterialen voor zichzelf en voor anderen. Een aantal van deze kennissen, zo blijkt uit het onderzoek, heeft criminele contacten of heeft zelf een crimineel verleden. De betrokken politieman heeft bovendien op zijn huisadres telefonisch contact met personen uit het criminele milieu. Hij bemiddelt op die manier onder andere bij de aanschaf van een auto voor een vriend en op verzoek van een kennis heeft de politieman in het verleden wel eens het HKS systeem geraadpleegd om na te gaan of hij, wanneer hij op wintersport zou gaan, op Schiphol zou worden aangehouden voor openstaande boetes. Voordat betrokkene werkzaam was als begeleider van een unit pseudo-kopers, is hij in de jaren zeventig vanwege disciplinaire redenen overgeplaatst naar een ander politiebureau. De directe aanleiding hiervoor was dat hij samen met zijn echtgenote een gala-avond had bezocht, op uitnodiging van een bevriende medewerker van een particulier beveiligingsbedrijf die ook hun toegangsbewijzen betaalde. Hierdoor, en door een aantal andere omstandigheden, wekte hij de indruk dat hij voor het bedrijf bewakingswerkzaamheden zou verrichten. Betrokkene is vanaf eind jaren tachtig werkzaam geweest als begeleider van een pseudo-koopteam en werkt op dit moment niet meer bij de politie.

Bovenstaand voorbeeld illustreert hoe de methode van politile infiltratie ook risico's kan opleveren ten aanzien van het lekken van vertrouwelijke politie-informatie. Noot In de praktijk zal dit risico vaak nauw samenhangen met andere vormen van corruptie, zo blijkt onder meer uit de volgende casus.
Casus Naar aanleiding van belastende verklaringen door zijn ex-vrouw en een voormalige vriendin, stelt de Rijksrecherche een onderzoek in naar een lid van een politieel infiltratieteam. De betrokken politieman, die door zijn collega's wordt omschreven als professioneel, gedreven en soms zelfs fanatiek, is naast part-time pseudo-koper/infiltrant ook werkzaam als CID-rechercheur. Uit het rijksrecherche-onderzoek blijkt onder meer dat hij aan familie, vrienden en kennissen regelmatig zeer gedetailleerde verhalen vertelt over afgeronde of op stapel staande pseudo-koop- en infiltratie-acties en andere aspecten van zijn werk. Thuis in zijn werkkamer hangen foto's die zijn genomen tijdens inzetten van zijn team en bezoekers bij hem thuis laat hij politievideo's zien van zijn werk. Zijn echtgenote heeft hij verschillende malen meegenomen naar enkele zogenaamde safehouses. De betrokken politieman blijkt bovendien een illegaal vuurwapen (een riot gun) te bezitten dat hij bij een collega in bewaring heeft gegeven. Hij heeft dit wapen aangeschaft omdat hij zich naar aanleiding van een voorval in een caf met een crimineel die hem kende als politie-ambtenaar en als gevolg van uitlatingen van zijn ex-vriendin, bedreigd voelde. Tijdens de opleiding voor pseudo-koop/infiltratie wordt uitgebreid aandacht besteed aan het simuleren van druggebruik. Betrokkene heeft met toestemming van zijn chefs, en uit het budget van het politie infiltratieteam, een coke-setje voor het gebruik van cocane aangeschaft dat hij bij zich mocht dragen. Uit het onderzoek van de Rijksrecherche blijkt dat hij, ondanks dat hem dit nadrukkelijk is verboden, een aantal jaren priv cocane heeft gebruikt. Daarnaast maakt de politieman zich zowel binnen als buiten diensttijd schuldig aan overmatig drankgebruik, onder andere onmiddellijk voorafgaand aan een actie (door hemzelf bestempeld als voordrinken). Tegen de pseudo-koper/infiltrant bestond aanvankelijk ook de verdenking dat hij samen met enkele collega's tegen betaling politie-informatie zou doorgeven aan een particulier beveiligingsbedrijf, maar tijdens het rijksrecherche-onderzoek is dit niet aangetoond. Betrokkene blijkt enige jaren niet in bezit te zijn geweest van een verplicht A-nummer omdat hij niet de vereiste opleiding voor pseudo-koper heeft gevolgd. Toen hij zich aanmeldde voor deze opleiding bleek er op dat moment geen plek meer te zijn en daarom heeft hij in plaats daarvan de opleiding voor pseudo-koop-begeleider gevolgd. De pseudo-koper/infiltrant, die in strijd met de Richtlijnen infiltratie langer dan 4 jaar als zodanig werkzaam geweest, is inmiddels geschorst.

Dit politile infiltratieteam is inmiddels ontbonden. De Rijksrecherche heeft in haar onderzoek in deze zaak niet alleen gekeken naar de individuele politieambtenaar, maar heeft ook nadrukkelijk onderzocht in hoeverre er mogelijk sprake was van een structureel probleem. Uit het onderzoek blijkt dat het team op een aantal punten slecht georganiseerd was en op verschillende manieren ruimte kon bieden aan vormen van politile corruptie. Uit het onderzoek blijkt dat het grootste deel van de pseudo-kopers langer dan de voorgeschreven vier jaar actief is geweest. Een enkeling werkte zelfs al tien jaar als pseudo-koper. De meeste leden van het politile infiltratieteam en hun begeleiders vervulden een part-time functie. De chef van het team was tevens leider van het arrestatie- en observatieteam alsmede van de criminele inlichtingendienst. Ook enkele andere teamleden waren daarnaast werkzaam bij de CID. Dit leidde er onder andere toe dat leidinggevende taken vaak naar een (te) laag niveau werden gedelegeerd. Dit heeft volgens de Rijksrecherche waarschijnlijk een nadelige invloed gehad op het werk en de veiligheid. Uit het onderzoek is ook gebleken dat signalen met betrekking tot een afglijdend normbesef, zoals de Rijksrecherche het noemt, binnen het team niet altijd als zodanig zijn onderkend en wanneer dit wel het geval was, niet op het juiste niveau zijn besproken. Toen bijvoorbeeld in het verleden een lid van het team aangaf met de leiding te willen spreken over de heersende groepscultuur binnen het team, wilde de betrokken chef dit niet en wees deze dit teamlid door naar de psychiater die het team begeleidde. Toen het teamlid merkte dat er met de aangegeven zaken niets binnen het team gebeurde, heeft het betrokken lid het team verlaten.

Bij (ex-)pseudo-kopers/infiltranten is regelmatig sprake van psycho- sociale problemen. Daarmee wenden zij zich in een aantal gevallen tot de Bedrijfsmaatschappelijke dienst. Zo is gewezen op een pseudo-koper, die al na een half jaar zeer angstig was geworden. De echtgenote van de pseudo-koper zei dat de man stil in een hoekje zat en zich niet meer op straat durfde te vertonen. Hij kon zijn verhaal bij niemand kwijt. Het rijksrecherche-onderzoek in deze zaak laat zien dat de psychosociale begeleiding van de pseudokopers niet werkte. Gesprekken met de psycholoog of de psychiater waren facultatief en niet periodiek verplicht. Volgens een betrokken arts bestond de indruk dat een aantal politiemensen niet graag naar een van de begeleiders stapte, uit angst dat zij uit het team gezet zouden worden. Er zijn, los van het onderzoek bij dit betreffende team, nog andere gevallen naar voren gekomen waar het kennelijk fout is gegaan bij de begeleiding van pseudo-kopers. Zo is melding gemaakt van een pseudo-koper, die tijdens een actie met een mes bedreigd was. Hij heeft dat wel aan zijn begeleiders verteld, maar niet gezegd dat hij zowel op het moment van de bedreiging als nog lang daarna angstig was. De pseudo-koper was bang dat, als hij vertelde angst te hebben, hij niet meer geschikt voor infiltratie zou worden bevonden.

Het risico van financieel voordeel


Door uitvoerige begeleiding, en door bijvoorbeeld de bepaling dat een politie-ambtenaar niet langer dan drie jaar full-time lid mag zijn van een infiltratieteam, wordt geprobeerd om het risico van normatief afglijden binnen de perken te houden. Zo komt naar voren dat de angst voor corrumptief gedrag bij politile infiltratie gering geacht mag worden door de stringente begeleiding. De twee eerder beschreven casus illustreren echter hoe bijvoorbeeld de manier van leven binnen het criminele milieu (het op grote schaal kopen van gouden sieraden; het gebruik van cocane) een verlokkende factor kan zijn voor een politie-ambtenaar. Het risico om af te glijden is ook aanwezig wanneer de infiltrant een verleden heeft. In dit onderzoek is bijvoorbeeld naar voren gekomen dat een opsporingsambtenaar, voorafgaand aan de inzet als infiltrant, een bedrijfje had opgezet (goudhandel). Het gevaar van belangenverstrengeling is in zo'n geval groot. De volgende casus laat nog een ander mogelijk risico van infiltratie zien: het delen in criminele winsten. Casus Er loopt ergens in Nederland al enige tijd een onderzoek naar een criminele organisatie die zich bezig houdt met verschillende vormen van zware criminaliteit. Een Criminele inlichtingendienst runt een informant/infiltrant die hen regelmatig informatie over deze organisatie verschaft. Wanneer vanuit de groep criminelen een gestolen auto te koop wordt aangeboden, laten de betrokken runners hun informant/infiltrant bij de verkoop bemiddelen. De CID-rechercheurs verklaren later hieraan te hebben meegewerkt, teneinde hun informant het vertrouwen van de criminelen te laten winnen en hem zo te laten infiltreren in de organisatie. De koper van de auto is een persoonlijke kennis van een van de runners, die (uiteraard) in het ongewisse wordt gelaten over de herkomst van de auto en de precieze omstandigheden rond de verkoop. Uit onder andere een telefoontap blijkt dat de runners met hun informant/infiltrant hebben afgesproken dat zij zelf enkele duizenden guldens aan de verkoop willen verdienen. Er bestaat bovendien de indruk dat ze betrokken zijn bij nog meer handeltjes met de informant/infiltrant, waarbij ze eveneens in de winst zouden delen. Het onderzoek dat naar de runners is ingesteld, toont niet aan dat ze daadwerkelijk geld hebben ontvangen bij de verkoop van de auto of in andere zaken en wordt uiteindelijk gestaakt wegens gebrek aan bewijs. Intern beschrijft de bij het onderzoek betrokken officier van justitie deze zaak als een goed voorbeeld van het gevaar dat volgens hem vooral bij CID-werk dreigt, dat op zich goede politiefunctionarissen langzaam van het rechte pad afraken en terechtkomen in situaties waarin zij niet behoren te verkeren.

Volgens een voormalig teamleider van een politieel infiltratieteam is het risico voor de betrokken politie-ambtenaar de laatste jaren toegenomen als gevolg van de ingezette verschuiving van korte-termijn-infiltratie (pseudo-koop) naar projectinfiltratie. Met name bij inzetten over een langere termijn komt volgens hem de politie-infiltrant te zwemmen met alle gevolgen van dien, doordat deze niet meer stap voor stap te begeleiden is. Noot Ook tijdens de openbare verhoren worden de risico's van deze methode benadrukt.


De heer Rabbae:
Nu zijn er mensen binnen politieland die de politie-infiltratie beschouwen als een geschikt middel om criminele organisaties bloot te leggen. Ik begrijp van u dat u juist de politie-infiltratie een riskante constructie vindt wat betreft corruptie.
De heer Kuijper:
Dat is zacht uitgedrukt. Het is een zeer riskante aangelegenheid.
De voorzitter:
En als u het gewoon uitdrukt?
De heer Kuijper:
Als ik het gewoon uitdruk, dan zeg ik dat het levensgevaarlijk is.
De voorzitter:
Moeten wij ermee stoppen?
De heer Kuijper:
Het is, denk ik, ook een kwestie van proportionaliteit. Wat zet je er tegenover? Wat is het beoogde doel en wat is het belang? Als je, bijvoorbeeld, zou zeggen dat wij op het niveau van oorlogvoering staan met de georganiseerde criminaliteit - ik heb begrepen dat ik dan tegen de gevoelens van de minister van Justitie inga - dan zal je degene die voor de bestrijding daarvan ingehuurd zijn als soldaten moeten beschouwen en die zal je dan het slagveld op moeten sturen. Dat is echter een afweging die door het beleidsniveau gemaakt wordt. Noot
Andere betrokkenen uit de praktijk echter, wijzen op de hoge mate waarin verantwoording moet worden afgelegd en achten daarom het risico voor corrumptief gedrag door politie-ambtenaren bij infiltratie gering.

Het risico van het medeplegen van strafbare feiten

De volgende casus laat een grote betrokkenheid zien in de vorm van het opkopen door de politie van grondstoffen voor de vervaardiging van verboden middelen.
Casus Om meer zicht te krijgen op de lokatie van een aantal amfetamine/XTC-laboratoria, is in een politie-regio de methode van de pseudo-verkoop gebruikt. Die methode hield onder andere in dat medewerkers van de desbetreffende RCID in het buitenland, met medeweten van de plaatselijke autoriteiten, zelf grondstoffen ter vervaardiging van amfetamine/X.T.C. aankochten. Vervolgens werden de aldus verkregen grondstoffen door een informant/infiltrant geleverd aan verschillende criminele groeperingen. Hierbij was sprake van een gecontroleerde aflevering. Het geld dat de RCID-ers gebruikten voor het aankopen van de grondstoffen werd vooraf betaald door de informant/infiltrant. Hierdoor beschikte de RCID regelmatig langere tijd over het geld van de informant/infiltrant en over met diens geld vooruit betaalde grondstoffen. Alhoewel ten aanzien hiervan geen onregelmatigheden zijn geconstateerd, was de boekhouding die hierover werd bijgehouden summier en werd deze bijna niet gecontroleerd. Uit het rijksrecherche-onderzoek dat naar onder andere deze methode is ingesteld, blijkt dat maar weinig van de leveringen resultaat hebben opgeleverd omdat er lang niet altijd een observatieteam beschikbaar was om de leveringen te volgen. De Rijksrecherche merkt hierover op dat men zich niet aan de indruk kan onttrekken dat dit in een aantal gevallen te maken had met de regie die volgens hen meer bij de informant dan bij de RCID lag. Het blijkt bovendien dat de verantwoordelijke officieren van justitie over deze methode onvoldoende zijn ingelicht. Deze zaak van de pseudo-verkoop was voor de Rijksrecherche aanleiding om ook het functioneren van de desbetreffende RCID te onderzoeken. Uit het in 1991 ingestelde onderzoek is onder meer het volgende gebleken. De RCID is niet volgens de geldende CID-regeling georganiseerd en de interne leiding is onduidelijk. Bovendien is er sprake van onvoldoende gestructureerd en inhoudelijk overleg met de CID-officier van justitie. De officier van justitie is onjuist ingelicht over de opsporingsmethode die de aanleiding voor het onderzoek vormde. De Rijksrecherche concludeert onder meer dat met de methode van de pseudo-verkoop weinig kritisch is omgegaan en dat de betrokken RCID-ambtenaren te weinig grip op de zaak hadden. Er wordt volgens de Rijksrecherche ook te weinig aan interne verslaglegging en vastlegging van afspraken gedaan.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken