• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Strijdterrein Suriname

    Iedere inlichtingendienst waarover Nederland beschikt is betrokken bij Suriname. De gebeurtenissen in de voormalige kolonie zijn complexer dan de departementale indeling van de Nederlandse inlichtingendiensten. Het gevolg is een overlap in aandachtsgebieden, competentie-geschillen en gevallen van landjepik. Onduidelijk is welke dienst zich met welk aspect bezighoudt. De samenwerking met Amerikaanse diensten is een complicerende factor. Overwegingen van hogere buitenlandse politiek en inmenging van de Verenigde Staten bevorderen de inzichtelijkheid ook niet. Na de telefooncoup van eind 1990 lijkt ingrijpen onontkoombaar. Militaire interventie blijkt een onhaalbare kaart, er moet naar andere middelen worden gezocht. De drugsconnecties van de Surinaamse legerleiding zijn uiteindelijke het handvat om de zaak aan te pakken. Bouterse langzaam en omzichtig aan de kant schuiven lijkt het devies.

    De bijzondere verhouding met Suriname en de stormachtige ontwikkelingen na de onafhankelijkheid zijn voor iedere inlichtingendienst aanleiding geweest zich met de voormalige kolonie te bemoeien. Sinds Suriname tot het buitenland behoort is het ministerie van Buitenlandse Zaken de eerst verantwoordelijke voor de betrekkingen met Suriname. Het ministerie beschikt niet zelf over een officiële inlichtingendienst. De Inlichtingendienst Buitenland (IDB) valt onder het ministerie van Algemene Zaken van de minister-president. Deze dienst maakt echter gebruik van ambtenaren op in het buitenland gevestigde ambassades – de ambassades rapporteren natuurlijk weer aan het ministerie van Buitenlandse Zaken.

    De ontwikkelingen in Suriname hebben hun weerslag op de omvangrijke Surinaamse gemeenschap in Nederland. De politieke polarisatie na de coup van Bouterse in 1980 en de aanvankelijk linkse oriëntatie van de `revolutie’ is een aandachtsgebied voor de BVD. Pro-Bouterse en contra-Bouterse heten de groepen in het BVD-jargon. Het jaarverslag over 1991 meldt dat de pro’s hebben gedreigd met aanslagen en de contra’s bezig zijn met het voorbereiden van gewapend ingrijpen, wat door een chronisch gebrek aan geld maar niet wil lukken.

    Uit van tijd tot tijd opduikende berichten in de pers blijkt dat ook de Militaire Inlichtingen Dienst (MID) gezien de militaire achtergrond van de machthebbers na de coup en de operaties van het Jungle Commando van Ronnie Brunswijk voortdurend van de partij is.(1) En tenslotte is door de betrokkenheid van de legerleiding bij drugshandel de Centrale Recherche Informatiedienst (CRI) van het ministerie van Justitie in het Surinaamse wespennest terecht gekomen.

    DE BVD IN HET VAARWATER VAN DE CRI

    De onderlinge verhoudingen tussen de Nederlandse diensten is niet altijd even harmonieus. Het einde van de Koude Oorlog leidt tot een heroriëntatie van taken. De BVD gaat op zoek naar nieuwe terreinen om de Dienst voort te laten bestaan. Meer dan ooit komt de Dienst in het vaarwater van de CRI. De BVD zoekt onder andere uitbreiding op het gebied van de georganiseerde misdaad en corruptie, traditioneel onderwerpen van de CRI. Opsporing en vervolging zijn nadrukkelijk voorbehouden aan politie en justitie. De CRI begint zich daarentegen steeds meer te gedragen als een inlichtingendienst door moderne pro-actieve methoden van opereren. Via misdaadanalyse en puur inlichtingenwerk probeert de CRI criminelen nog voordat zij een misdrijf hebben begaan in kaart te brengen. Door de BVD verzamelde informatie en materiaal mag door de rechter als bewijs worden geaccepteerd, stelde minister van Justitie Hirsch Ballin in 1992 formeel vast, al gebeurde dat al langer. De scheiding in bevoegdheden, terreinen en methoden van de beide diensten vervaagt hoe langer hoe meer.

    Door de vermenging van politieke en criminele activiteiten van de legerleiding is Suriname bij uitstek een gebied waar de beide diensten hun competentie-geschil kunnen uitvechten. De minister en woordvoerders van de politieke partijen overtuigen elkaar tot vervelens toe dat Justitie en dus de CRI verantwoordelijk zijn wat betreft de vermeende drugshandel van de Surinaamse legerleiding. Zij moeten erkennen dat formeel gezien de BVD altijd via een achterdeurtje kan binnensluipen.

    VVD-woordvoerder Dijkstal merkte over de relatie BVD-CRI bij corruptie en internationale drugscriminaliteit het volgende op: “Zij behoren tot de taak van politie en justitie, dus tot de taak van de CRI. De invalshoek van de wet is echter dat dit niet geldt als de belangen van de Nederlandse Staat, het democratisch functioneren en nog een aantal van dit soort begrippen in het geding zijn. Dan is er ook een taak voor de BVD. Ik heb het gevoel dat er in het rapport precies de omgekeerde redenering wordt gevolgd. De BVD zegt: dit zijn mijn terreinen. De Dienst sluit daarbij niet uit dat ook politie en justitie zich daarmee kunnen bemoeien.”(2)

    De BVD bepaalt voornamelijk zelf wat zijn aandacht vereist. Tijdens een vertrouwelijk overleg in september 1991 na de onthullingen over de Surinaamse drugsconnectie bleek dat de BVD en de CRI elkaar hebben tegengewerkt bij onderzoek naar Surinaamse infiltratie van overheidsdiensten en drugshandel.(3)

    LIAISON MET DE VS

    Liaisons van Nederlandse diensten met het buitenland en de buitenlandse liaisons in Nederland zijn van betekenis voor de onderlinge verhoudingen. De BVD heeft inmiddels een vaste liaison in Washington.(4) De stationering van liaison-officier van de CRI in Washington en een gezamenlijke post met de Amerikaanse narcoticadienst DEA (Drugs Enforcement Administration) in Paramaribo werd in mei 1992 aangekondigd tijdens een bezoek van Hirsch Ballin aan de VS. Kamerleden raken het spoor bijster in de internationale relaties van de diensten. Het vermoeden wordt geuit dat de diverse diensten meer belangstelling hebben voor hun eigen lijntjes met de Amerikanen dan dat er sprake is van samenwerking op dat vlak.

    Liaison met de Amerikaanse diensten is een tamelijk gecompliceerde aangelegenheid. Minister van Binnenlandse Zaken Dales waagt zich aan een uitleg tijdens het Kamerdebat in januari 1993: “Het is heel simpel en niet zo eenvoudig, als u mij wilt begrijpen. De BVD heeft inderdaad contact met zusterdiensten, terwijl de CRI contact heeft met de politie. Het probleem doet zich echter nu eenmaal voor dat een aantal buitenlandse diensten tegelijkertijd politiedienst en inlichtingendienst is, zoals het FBI en het DEA. Er is voortdurend afstemmingsoverleg tussen de BVD en de CRI. Zij kennen de moeilijkheden, weten waar die zich kunnen voordoen en stemmen dat in het werkoverleg goed af.”(5)

    Dat laatste is maar de vraag. De BVD lijkt in het voordeel wat betreft de verhoudingen met de VS. Traditioneel onderhoudt de Dienst de contacten met de CIA en gezien het karakter van de DEA is het logisch dat de BVD relaties met deze dienst heeft. De DEA is van een heel ander karakter dan haar Nederlandse tegenhanger de CRI. De DEA is zowel een politieke inlichtingendienst als een criminele opsporingsdienst.

    De CRI is in het nadeel omdat de Surinaamse drugsconnectie uitstijgt boven het politiële opsporingswerk vanwege de complicaties op het terrein van de buitenlandse politiek. Bovendien zijn door de opschorting van het rechtshulpverdrag tussen Nederland en Suriname na de Decembermoorden in 1982 politie en justitie tandeloos als het gaat om opsporing en vervolging. Uit angst dat de Surinaamse drugsbaronnen inlichtingen via de uitwisseling van informatie ten eigen bate aanwenden is het verdrag nog steeds niet hersteld.(6)

    In september 1991 wordt bekend dat de dan nog actieve IDB in opdracht van premier Lubbers de Surinaamse drugslijnen moet onderzoeken. Kennelijk ligt de zaak te gevoelig om enkel en alleen aan politie en justitie over te laten. Intern was al langer bekend dat het IDB mogelijk werd opgeheven. Begin 1992 kondigt Lubbers de opheffing aan, het precieze tijdstip wordt later vastgesteld op 1 januari 1994. Het is onduidelijk wie het onderzoek overneemt. De taken van de IDB moeten worden verdeeld onder de resterende diensten. Aangezien de CRI in eerste instantie is gepasseerd lijkt de BVD de dienst te zijn om met de kwestie te belasten. Temeer daar er aanwijzingen zijn dat de samenwerking tussen CRI en DEA nogal stroef verloopt. De BVD is al betrokken bij het onderzoek van de IDB. In samenwerking met een team van de Haagse politie worden bankrekeningen van het Surinaamse drugskartel nagegaan.(7)

    WAR ON DRUGS

    Naast de moeizame samenwerking door wedijver en competentiegeschillen zijn er complicaties van buitenlandse politieke aard, met name uit de Verenigde Staten. Het beleid van Nederland inzake internationale drugsbestrijding botst herhaaldelijk met de VS. De Amerikanen kennen zichzelf het recht toe overal ter wereld drugszaken op te sporen en te vervolgen. Dit leidt regelmatig tot incidenten, met name omdat de Amerikaanse opsporingsmethoden (undercover-operaties en speciale behandeling van spijtoptanten) niet stroken met de Nederlandse opvattingen over rechtspleging. Recentelijk werden enkele `fruithandelaren’ door de DEA buiten Nederland ingerekend na een voor Nederlandse begrippen ongeoorloofde vorm van uitlokking.(8)

    Dezelfde frictie speelde een rol in de zaak-Boerenveen. Deze kwestie wordt vaak aangehaald als het eerste bewijs van de Surinaamse drugsconnectie. De rechterhand van Bouterse wordt in 1986 te Miami tot acht jaar veroordeeld. Bij nadere beschouwing is de zaak niet zo duidelijk. Slechts met de grootste moeite weet een undercover-agent toezeggingen van Boerenveen los te krijgen over mogelijke medewerking aan drugstransporten. De DEA is in contact gebracht met Boerenveen door een informant van de CRI, nadat Nederland terugdeinsde de zaak zelf aan te pakken. Tijdens het proces bleek dat het niet ging om het onschadelijk maken van een bestaande smokkellijn. Zowel de officier van Justitie als DEA-chef Yout bevestigden dat de operatie ten doel had de mogelijkheden voor cocaïne-transporten te onderzoeken. `Uitlokking’ wilde Yout dat niet noemen, hij sprak liever van een `test’.(9)

    De onduidelijkheid over de Nederlandse betrokkenheid is in het najaar van 1991 aanleiding tot vertrouwelijk overleg tussen kamerleden en Justitie. Er is sprake van niet tijdig geïnformeerde ministers en op eigen houtje opererende CRI-functionarissen die uit frustratie informatie doorspelen aan de DEA. Minister Hirsch Ballin is in verlegenheid gebracht. ‘Niet ten onrechte’, aldus een anoniem kamerlid in Elsevier, ‘Die zaak stinkt’.(10)

    De aangekondigde gezamenlijke post van de DEA en de CRI in Paramaribo ketste eind februari 1993 plotseling af. Bezuiniging onder het nieuwe bewind van president Clinton zou opening van nieuwe filialen onmogelijk maken. De aangekondigde liaison-officier van de CRI in Washington is ook nog niet gearriveerd. Gesuggereerd wordt dat de VS na het opstappen van Bouterse als legerleider Suriname wat lager op de prioriteitenlijst heeft staan. De ophef rond de drugsconnecties van de Surinaamse militairen zou zijn bedoeld om Bouterse weg te werken.

    Meerdere onderzoekers wijzen op het feit dat de DEA een instrument is in de Amerikaanse buitenlandse politiek, of althans vaak ondergeschikt aan hogere overwegingen van buitenlandse politiek.(11) Een gevaarlijke situatie aangezien vele narcoticadiensten zijn aangewezen op het mondiale informatie-netwerk van de DEA.(12) Ondanks incidentele botsingen werkt Nederland samen met de VS. In april 1992 reist Hirsch Ballin met een zware justitiële delegatie naar de VS om de samenwerking te intensiveren. `Nederland en VS voeren samen War on drugs’, meldt het Algemeen Politieblad enthousiast.(13) Nederlandse mariniers op de Antillen helpen de VS om drugstransporten in het Caraïbisch gebied te onderscheppen. De betrokkenheid bij de Amerikaanse War on drugs dreigt het liberale drugsbeleid in Nederland aan te tasten, aldus de man die dat beleid jarenlang bepaald heeft, de topambtenaar bij WVC drs. E.L. Engelsman: “Het gevaar dreigt dat Nederland zich (…) ondergeschikt maakt aan, en dus afhankelijk wordt van de Amerikaanse drugspolitiek.”(14) WVC is bezorgd over de toenemende greep van Justitie op het drugsbeleid.

    Naast het inlichtingenwerk en opsporing en vervolging heeft de DEA een propagandataak in de War on drugs. Via de media mengt de dienst zich in de politiek van andere landen ten aanzien van het drugsbeleid en aanverwante zaken als het witwassen van geld. Op het moment dat in 1992 in Duitsland een wetsontwerp tegen witwassen in voorbereiding is, schildert de DEA het land af als een witwasparadijs in het invloedrijke weekblad Der Spiegel. Een Zwitserse journalist viel het op dat dezelfde taktiek drie jaar eerder werd gevolgd in Zwitserland. Hoewel de journalist niet wil ontkennen dat het om een reëel probleem gaat, wordt het wel vreemd als de ene DEA-functionaris in Der Spiegel verklaart dat “Zwitserland de minst uitnodigende plek voor zwart geld is geworden”, terwijl ongeveer tegelijkertijd een ander van mening is dat “De Zwitserse banken nog steeds de voorkeur genieten van de Zuidamerikaanse kartels” om de Zwitserse minister van Justitie aan te sporen de strijd tegen het drugsgeld voor te zetten.(15)

    Na de telefooncoup in Suriname van 24 december 1990, waarbij chef-staf Graanoogst met een telefoontje de regering naar huis stuurt, pakt de DEA uit in Nederland. Op basis van door de DEA aangebracht materiaal worden de drugsconnecties van de legerleiding gedetailleerd uit de doeken gedaan in de NRC. Opmerkelijk is dat de CRI niet door de DEA is ingelicht over het onderzoek in Nederland.

    DE VS EN SURINAME

    De lancering van het ‘drugsscenario’ is niet de eerste keer dat de Verenigde Staten zich met Suriname bemoeien. Bouterse c.s. zijn hen al jaren een doorn in het oog. Kort na de `revolutie’ is de flirt van Bouterse met Cuba en Grenada aanleiding tot bezorgdheid. In kringen van de CIA circuleren plannen om met huurlingen een coup te organiseren.(16) De plannen stuiten op weerstand in de Senate Intelligence Committee. Een deel van het Surinaamse verzet onder leiding van oud-president Chin A Sen blijft steun zoeken voor de militaire plannen van het Jungle Commando bij ultra-conservatieve organisaties in Amerika, een conglomeraat van fel anti-communistische clubs met als spreekbuis The Washington Times.(17)

    Onder de presidenten Reagan en Bush bestaat een vruchtbare kruisbestuiving tussen de overheid en leden uit deze rechtse denk-tanks en fondsorganisaties. Zodanig dat soms niet meer uit elkaar valt te halen wie nou voor wie werkt. Dezelfde organisaties die het Jungle Commando adopteren, nemen de steunverlening aan de Nicaraguaanse Contra’s tegen de Sandinisten over, na het verbod door het Amerikaanse Congres. Met de stilzwijgende goedkeuring van Washington. De oorlog wordt als het ware uitbesteed aan particuliere organisaties.

    De Senaatscommissie onder voorzitterschap van John Kerry heeft ook een andere geldbron – wapens voor drugs – meer dan aannemelijk gemaakt. De vliegtuigen die wapens voor de Contra’s naar Midden-Amerika vervoerden, namen op de terugweg drugs mee naar de VS. De DEA moest enkele zaken laten vallen omdat het operaties van de CIA betrof. Competentiestrijd tussen de diensten is een mondiaal verschijnsel. De DEA en de CIA komen herhaaldelijk met elkaar in botsing vanwege dit soort operaties.

    Als gevolg van de schandalen in de VS is de optie van Reaganesque freedomfighters in diskrediet gebracht. In die tijd verdwijnt ook het Jungle Commando van Ronnie Brunswijk van het toneel. Het Jungle Commando wordt definitief `afgeschoten’ door de landing van een vliegtuigje met 1000 kilo cocaïne midden in het vredesoverleg tussen Bouterse en Brunswijk in maart 1990. Was Ronnie Brunswijk ook een Contra? De beschuldigingen voor wie de lading was bestemd gaan over en weer. In kringen van het Jungle Commando wordt de CIA ervan beschuldigd het vredesoverleg moedwillig te saboteren omdat de Amerikanen Bouterse onder druk willen houden. Het Jungle Commando begint kennelijk te begrijpen dat het nooit als serieuze optie is beschouwd, gezien de verdeeldheid in de Surinaamse oppositie. Het constante gebrek aan financiële middelen is veelzeggend.

    Of is er sprake van wapens voor drugs? Het vliegtuigje zou wapens voor het Jungle Commando afleveren. De organisator van het transport, de Cubaanse balling Frank Castro, presenteerde zich bij het Jungle Commando als een man van de CIA. Dat wordt niet helemaal serieus genomen.(18) Gezien de weerstand in het Congres tegen operaties in Suriname, lijkt de steunverlening aan Brunswijk eerder een Contra-achtige operatie die zich afspeelt in het schemergebied van de CIA en particuliere free-lancers. Ten tijde van de zoektocht naar geld van Chin A Sen zijn de Cubaanse ballingen al van de partij. Frank Castro is een vooraanstaand figuur in de Cubaanse gemeenschap in Miami, die lange tijd door de CIA is gebruikt voor geheime operaties tegen Cuba. Hij is betrokken bij wapens voor drugs operaties ten behoeve van de Nicaraguaanse Contra’s.(19)

    Bouterse beweert op oudejaarsavond 1990, vlak na de coup, dat het Jungle Commando gefinancierd wordt door de BVD. Hij zegt de beschikking te hebben over documenten die dat aantonen. Naar eigen zeggen wilde hij deze presenteren tijdens een tv-uitzending in Nederland. Doordat hem de toegang tot Nederland wordt ontzegd, gaat dat niet door. Daarna is er niets meer over vernomen. Binnenlandse Zaken ontkent. Als er al sprake is van steun aan het Jungle Commando zou dat eerder door de IDB gebeuren, denkt Dijkstal, al lijkt het hem onwaarschijnlijk.

    DRUK OP DE KETEL

    `Bouterse wil drugs-imperium volgens model van Noriega’, meldt Het Parool direkt na de vliegtuig-affaire.(20) De krant citeert uitspraken van Amerikaanse regeringsfunctionarissen in The Washington Times. De ultra-conservatieve supporters van het Jungle Commando voelen goed aan welke wind er in Washington waait. Na de val van het communisme is onder Bush de War on drugs steeds belangrijker geworden. De sterke man van Panama, Noriega, wordt vanwege zijn drugsconnecties met een grootscheepse invasie in december 1989 gearresteerd en in de VS voor de rechter gesleept.

    Na de telefooncoup eind 1990 is de maat vol. Bouterse moet weg. Het Jungle Commando is nooit een echte oplossing geweest en de zachte diplomatie van Nederland is in de ogen van de Amerikanen onvoldoende. Zelfs in Den Haag gonst het van Gemenebest-plannen en sommige woordvoerders schemeren met militaire interventie. De al langer spelende drugsconnecties van de legerleider worden het breekijzer om Bouterse te verwijderen. In mei 1991 verklaart de Amerikaanse onderminister van Latijns-Amerikaanse Zaken, Bernard Aronson, vlak voor de verkiezingen in Suriname, dat de VS `geen enkele optie uitsluiten’.(21) Aronson kan zich wel vinden in de vergelijking Noriega-Bouterse. Het beeld wordt naderhand genuanceerd. De VS stellen zich nadrukkelijk achter de initiatieven van Nederland op. Toch blijft de indruk bestaan dat de VS af en toe de druk op de ketel opvoert om Nederlandse initiatieven te bespoedigen.

    De publieke opinie mobiliseren, is de aanbeveling van de Amerikanen. Het zomeroffensief van de DEA in de NRC is daar een duidelijk voorbeeld van. `De in Amerikaanse ogen weifelende Nederlandse houding heeft er ook toe geleid dat agenten van de DEA de afgelopen maanden zonder medeweten van de Nederlandse justitie in Nederland informatie hebben verzameld’, aldus de krant. In de reeks artikelen verklaren hooggeplaatste ambtenaren van het State Department ronduit: “Nederland wacht teveel totdat wij besluiten in te grijpen, maar ze moeten zelf the lead in deze nemen”. En: “Wij zouden bij het Congres nooit geld van onze beperkte middelen kunnen vrijmaken om ook nog eens in Suriname acties uit te voeren”.(22)

    De VS klagen over gebrek aan medewerking van Nederland in het onderzoek naar drugshandel in Suriname. Een Amerikaanse agent die door medewerkers van de BVD, CRI en de gemeentepolitie van Rotterdam werd ontvangen, kreeg geen inlichtingen terwijl hij zelf wel werd uitgehoord.(23) Wellicht wilden de diensten elkaar geen informatie verschaffen. `Volgens welingelichte Amerikaanse justitiële bronnen staat het vast dat er tegen een invloedrijke Surinamers strafrechtelijk kan worden opgetreden als Nederland bereid is inlichtingen over te dragen’, aldus het NRC in november 1991. De vraag is waarom. In de pers is Bouterse allang veroordeeld. Aanwijzingen gelden echter niet als juridisch bewijs.

    Een mogelijke verklaring ligt in de moeilijk met elkaar te verenigen rechtsgang in beide landen, en juridische belemmeringen in Nederland. `Nederland wil bekijken of de Amerikanen bereid zijn (…) Bouterse in Amerika te vervolgen omdat dit juridisch eenvoudiger is’, verneemt het NRC uit justitiële bron, tijdens het bezoek van Hirsch Ballin aan Washington in april 1992.(24) Men wil weten welke conclusies de VS heeft getrokken uit de succesvolle vervolging van Noriega. In februari 1993 blijkt van de keiharde afspraken die tijdens Hirsch Ballin’s bezoek aan de VS zijn gemaakt niet veel terecht te komen.

    Een andere mogelijkheid is dat het politiek niet opportuun is Bouterse regelrecht te vervolgen, althans niet in Nederland. Het blijft gissen waarom. Te veel repercussies in de Surinaamse gemeenschap vanwege het gevoelige koloniale verleden? Angst voor een nieuwe staatsgreep? Of zijn er teveel zaken die het daglicht niet kunnen verdragen? Vooralsnog wordt gekozen voor een afknijp-scenario. Bouterse moet langzaam worden teruggedrongen en de democratische krachten versterkt. Het al of niet verlenen van ontwikkelingshulp wordt gebruikt om de situatie te beïnvloeden. Ondertussen moet hij geïsoleerd worden van de Surinaamse gemeenschap in Nederland.

    Kennelijk is hier een taak voor de BVD. Na de telefooncoup mag Bouterse Nederland niet in. In mei 1991 worden twee Surinaamse diplomaten uitgewezen op instingatie van de BVD. De speciale afgezant van Bouterse, Herrenberg, wordt in dezelfde maand gearresteerd om overleg in Nederland te frustreren. Het al eerder gestarte onderzoek naar infiltratie door Bouterse-aanhangers in Nederlandse overheidsdiensten en politie krijgt haast, wat leidt tot half werk en hear-say in de zaak-Sinester. Kamerleden worden gewaarschuwd voor contacten in een ongebruikelijk brief van de BVD tijdens een werkbezoek aan Suriname in september 1992.

    Deze benadering van Bouterse en consorten draagt de nodige risico’s met zich mee. De legerleiding heeft haar macht inmiddels economisch geconsolideerd. Voormalige militairen hebben al een goed uitgeruste particuliere veiligheidsdienst opgebouwd.(25) Door Bouterse langzaam van het politieke toneel te schuiven is de macht van de voormalige legerleider nog niet gebroken.

    (Tom Blickman is medewerker van buro Jansen & Janssen)

    1. De onduidelijke rol van ex-militair attaché in Paramaribo, kolonel Van Tussenbroek, en zijn relaties met het Jungle Commando lijken in de richting van de MID of de IBD te wijzen. Zie o.a.: Vrij Nederland 5 januari 1991.

    2. Behandeling van Het verslag van de Vaste Commissie voor Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (22463), 24 maart 1992.

    3. NRC Handelsblad 13 september 1991.

    4. Wat overigens de vraag oproept wat een binnenlandse dienst in het buitenland doet. Zie daarvoor Ontwikkelingen op het gebied van de Binnenlandse Veiligheidsdienst in dit boek.

    5. Behandeling van Het verslag van de vaste Commissie voor inlichtingen- en veiligheidsdiensten (22890), 19 januari 1993.

    6. Na de wisseling van de wacht bij de legerleiding en de aanstelling van A. Gorré als nieuwe bevelhebber, is de wederzijdse rechtshulp weer hervat (NRC Handelsblad 15 mei 1993).

    7. NRC Handelsblad 15 april 1992.

    8. NRC Handelsblad 27 februari 1993, en De Telegraaf 20 en 27 maart 1993.

    9. NRC Handelsblad 11 september 1986.

    10. Elsevier 21 september 1991.

    11. Zie o.a. het rapport Drugs, Law Enforcement and Foreign Policy van de Subcommittee on Terrorism, Narcotics and International Operations onder voorzitterschap van Senator John Kerry van het Senate Foreign Relations Committee uit 1989. Verder enkele boeken die overvloedig gebruik maken van de gegevens van de Kerry-commissie: Mylène Sauloy & Yves Le Bonniec, A qui profitent la cocaïne?, Calmann-Lévy: Paris 1992; en Peter Dale Scott & Jonathan Marshall, Cocaine Politics, Drugs, Armies and the CIA in Central America, Un. of California Press: Berkeley 1991.

    12. Zie voor de invloed van de DEA op de politie en justitie van andere landen, met name op het gebied van opsporings- en vervolgingsmethodes: Lode van Outrive & Jan Capelle, Twenty Years of Undercover Policing in Belgium, Katholieke Universiteit Leuven 1991. Onlangs onthulde de Belgische minister van justitie Wathelet dat de DEA ook deel uitmaakt van de STAR-groep (Standige Arbeidsgruppe Rauschgift), een in 1972 opgezet Europees anti-drugs netwerk. Duitsland, België, Frankrijk, Oostenrijk, Zwitserland, Luxemburg en Nederland zijn de andere deelnemers in dit netwerk. (Statewatch, volume 3 no. 2, March-April 1993)

    13. Algemeen Politieblad 16 mei 1992.

    14. NRC Handelsblad 2 juli 1992.

    15. La Dépêche Internationale des Drogues Nº7, mei 1992.

    16. Bob Woodward, Veil: The Secret Wars of the CIA 1981-1987, Simon & Schuster: New York 1987, p. 240-41.

    17. NRC Handelsblad 26 en 28 maart 1987. De Times is niet te verwarren met de liberale Washington Post. De Times is gelieerd aan de fel anti-communistische Moon-sekte. Moon-organisaties als CAUSA en de World Anti-Communist League (WACL) van de voormalige CIA-commandant John Singlaub zijn betrokken bij de particuliere steunverlening aan de Contra. Singlaub coördineerde samen met Oliver North de operaties. The Washington Times schrijft vaker dan andere media over Suriname, en dan vanwege linkse signatuur Bouterse. Robert Gates, in 1987 nog onderdirecteur van de CIA en later directeur, heeft o.a. in de Times een artikel geschreven waar Suriname wordt genoemd als één van de landen die in aanmerking zouden kunnen komen voor geheime steun aan anti-communistische elementen.

    18. Vrij Nederland 5 januari 1991.

    19. Zie voor Frank Castro’s betrokkenheid bij operaties tegen Cuba, zijn positie in de Cubaans ballingengemeenschap in Miami, terroristische activiteiten, en voor wapens voor drugs-operaties ten behoeve van de Contra: Cocaine Politics, p. 25-30 117-121.

    20. Het Parool 28 maart 1990.

    21. De Volkskrant 1 juni 1991.

    22. NRC Handelsblad 29 juli 1991.

    23. NRC Handelsblad 23 november 1991.

    24. NRC Handelsblad 15 april 1992.

    25. Zie Vrij Nederland 14 en 28 november 1992