• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Inhoudsopgave Observant #32, februari 2005

    01 Tip van AIVD onvoldoende bewijs voor strafzaken, Ervaringen in het buitenland niet hoopgevend
    02 Misleidende methode online (pdf). onderzoek naar benadering van asielzoekers door de AIVD.
    03 Camera’s in het publieke domein. Privacynormen cameratoezicht op de openbare orde.
    04 Assessing the impact of CCTV, Home Office Research, Development and Statistics Directorate
    05 Het conceptwetsvoorstel voorkoming, opsporing en vervolging van terroristische misdrijven.
    06 Jaarverslag 2003 van Begische Comité I België.
    07 NJCM Congres ‘Terrorismebestrijding met mensenrechten’.
    08 10 fabels en feiten over verkeersgegevens.
    09 Nationale Sigint Organisatie bouwtekeningen.
    10 Verdrag Nederland Duitsland grensoverschrijdende politiële en strafrechtelijke samenwerking.
    11 Lessen van de RAF-terreur
    12 Oprichting terrorisme-unit bij IND

    Gehele Observant #32

    Gehele Observant #32, februari 2005

     

    26 februari 2005
    Tip van AIVD onvoldoende bewijs voor strafzaken
    Ervaringen in het buitenland zijn niet hoopgevend

    De Gelderlander, Tubantia, Amersfoortse Courant, Utrechts Nieuwsblad, Brabants Dagblad
    Wil van der Schans

    Informatie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst AIVD krijgt in de kabinetsplannen om terrorisme te bestrijden een belangrijke rol. Het kabinet wil dat informatie van de dienst voor strafzaken de status krijgt van wettig bewijs. In het vreemdelingenrecht kan AIVD-informatie leiden tot niet toelaten of verwijderen van een vreemdeling. Voor het bevriezen van banktegoeden en het verbieden van organisaties volstaat AIVD-informatie en hetzelfde geldt voor het opleggen van meldingsplicht. Het gaat er niet alleen om of dergelijke maatregelen effectief zijn, ook de vraag of ze voldoende rechtsbescherming bieden, is van belang.
    In alle plannen van het kabinet krijgen verdachten geen inzage in de informatie. Dat geldt voor strafrecht, vreemdelingenrecht en bestuursrecht. We moeten simpelweg vertrouwen dat de informatie van de AIVD correct is. De kans dat onschuldigen worden veroordeeld of uitgezet neemt flink toe, terwijl op de betrouwbaarheid van de AIVD-informatie wel wat valt af te dingen.

     


     

    1 maart 2005
    Misleidende Methode online (pdf)
    onderzoek naar benadering van asielzoekers door de AIVD
    Buro Jansen & Janssen

    Kawa was in Irak advocaat van iemand uit de ‘inner cicle’ van Saddam Hoessein. De CIA en de BVD waren zeer geïnteresseerd in zijn ervaringen en spraken hem meerdere malen na zijn aankomst in 1999 in Nederland. Kawa vertelt: ‘“Natuurlijk”, zei meneer Bert van de BVD, “krijg je een verblijfsvergunning voor bewezen diensten.”’ Eerst moest Kawa echter alles wat hij wist netjes aan de geheime dienst vertellen. Zijn advocaat, mr. Schoorl uit Alkmaar, moest hem duidelijk maken dat de BVD geen verblijfsvergunningen verstrekt.
    Dit boek is een vervolg op De vluchteling achtervolgd, het in 1990 door Buro Jansen & Janssen uitgevoerde onderzoek naar de bemoeienissen van de BVD met vluchtelingen en asielzoekers.1 De belangrijkste conclusie van dat onderzoek was toen dat het voor de betrokken asielzoekers en vluchtelingen vaak erg onduidelijk en verwarrend was dat de BVD ook via de politie opereert. Het onderscheid tussen de vreemdelingendienst van de politie (destijds verantwoordelijk voor procedures rond verblijfsvergunningen) en de inlichtingendienst (die mensen werf als informant) was niet altijd duidelijk. Omdat die twee functies in de praktijk vaak ook nog werden gecombineerd door een en dezelfde persoon, was het voor nieuwkomers extra moeilijk om erachter te komen waar ze aan toe waren.
    Voor de betrokken asielzoeker betekende dit systeem van ‘dubbele petten’ dat er weinig overeind bleef van het officiële recht om medewerking aan het werk van inlichtingendiensten te weigeren. Helemaal omdat, zoals uit dat onderzoek bleek, middelen als intimidatie, bedreiging en misleiding (‘Als je niet meewerkt, waarom zouden we je dan een asielstatus verstrekken?’) niet werden geschuwd. De vluchteling achtervolgd deed bij verschijning in 1991 behoorlijk wat stof opwaaien. Er was veel media-aandacht voor het onderzoek en het leidde tot Kamervragen. Het boekje zorgde voor verspreiding van kennis over de risico’s van samenwerking met inlichtingendiensten.

    NIEUW ONDERZOEK

    Tien jaar later is er veel veranderd, maar de pogingen om asielzoekers en migranten te werven als informant gaan door. De politieke verhoudingen in de wereld hebben zich gewijzigd: het zijn nu andere landen waar vluchtelingen vandaan
    komen, en ze komen deels om andere redenen. Tegelijkertijd staan terrorisme en mensensmokkel hoog op de politieke agenda. De asielprocedures zijn aangescherpt en het is nu niet langer de Vreemdelingendienst maar de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND, van het ministerie van Justitie) die verantwoordelijk is voor de toelatingsprocedure. De IND heeft haar eigen Bureau Bijzondere Zaken voor onderzoek naar asielzoekers die van een misdrijf worden verdacht, en om de inlichtingendiensten van interessante informatie te kunnen voorzien.
    In dezelfde periode is het werk van inlichtingendiensten en het opsporingsonderzoek van politie en justitie naar elkaar toe geschoven, deels overlapt het elkaar zelfs. Dit levert onduidelijke situaties op waar ook asielzoekers en migranten mee te maken kunnen krijgen. Zo let de BVD niet langer alleen op de politieke achtergrond van asielzoekers en migranten (een inlichtingentaak), de dienst doet ook onderzoek naar mensensmokkel en georganiseerde misdaad (meer opsporingswerk).
    Dit alles in nauwe samenwerking met gespecialiseerde politiediensten binnen heel Europa. De afgelopen jaren zijn de procedures voor een verblijfsvergunning in Nederland strenger geworden, en de mogelijkheden er een te krijgen kleiner. Voor asielzoekers, die toch al in een kwetsbare positie verkeren, werd de afhankelijkheid van Nederlandse instanties daardoor versterkt. Tegen deze achtergrond waren wij benieuwd hoe het nu toegaat bij het benaderen van asielzoekers.

    OPENLIJKE CONTROLE

    Dit hernieuwd onderzoek naar de bemoeienissen van inlichtingendiensten met asielzoekers en migranten vond plaats vanuit de doelstelling die Buro Jansen & Janssen al jarenlang nastreeft: meer openheid over en controle op politie, justitie en inlichtingendiensten. Zonder publicatie van praktijken die anders geheim zouden blijven, is geen openbare controle mogelijk. Daarnaast streven we naar de versterking van de positie van asielzoekers, die zich tijdens de procedure voor een verblijfsvergunning in een onzekere positie bevinden. Voor hen moet duidelijk zijn wanneer ze met de IND te maken hebben inzake hun eigen asielverzoek, en wanneer het belang van inlichtingendiensten vooropstaat. Met deze publicatie in de hand kunnen advocaten, vluchtelingenorganisaties en andere belangenbehartigers een asielzoeker die benaderd is beter bijstaan of, zo mogelijk, voorkomen dat het zover komt.

    Dit boek Misleidende methode begint met enige achtergrondinformatie over de positie van asielzoekers in Nederland en de procedures waarmee ze te maken krijgen. Hoofdstuk 2 gaat over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. De IND speelt een centrale rol in de asielprocedure en het horen van asielzoekers. Wat gebeurt er met de informatie uit de vertrouwelijke gehoren van asielzoekers? Welk onderzoek doet de IND zelf? En wat is hierbij de rol van het Bureau Bijzondere Zaken van de IND? Voor welke asielzoekers bestaat bijzondere belangstelling? Centraal in hoofdstuk 3 staat de BVD (tegenwoordig AIVD) en de manier waarop deze dienst informatie verzamelt onder vluchtelingen. Wie benadert de BVD, en waarom juist deze mensen? Op welke manier gebeurt dat, en zijn degenen die benaderd worden om informatie te leveren gezien hun (kwetsbare) positie in staat om medewerking te weigeren? Is het voor hen mogelijk een inschatting te maken van de gevolgen van het praten met de BVD? In hoofdstuk 4 onderzoeken we de samenwerking tussen de verschillende diensten die zich bezighouden met het verzamelen van informatie over asielzoekers en migranten. De IND, haar afdeling Bureau Bijzondere Zaken, de BVD, de Vreemdelingendienst en buitenlandse inlichtingendiensten azen allemaal op bepaalde informatie. Hoe werken zij samen? In hoeverre hebben zij toegang tot elkaars informatie, en is er overleg? Is deze samenwerking inzichtelijk en controleerbaar, of kunnen asielzoekers en migranten alleen maar hopen dat informatie over hen niet bij de inlichtingendienst van hun land van herkomst terechtkomt? In de conclusies komen de lijnen uit de voorgaande hoofdstukken samen en kijken we naar de ontwikkelingen op dit gebied die plaatsvonden in de onderzoeksperiode, van de publicatie van De vluchteling achtervolgd (begin jaren negentig) tot in het begin van de nieuwe eeuw. Wat is er in die tijd veranderd? En waar gaat het
    naartoe?

    VERANTWOORDING

    Tot slot een verantwoording over de gebezigde onderzoeksmethoden en bronnen. We hebben gebruikgemaakt van informatie die openbaar was en informatie die we met een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur openbaar hebben gemaakt (zie literatuurlijst). Daarnaast hebben we voor dit onderzoek honderden telefoontjes gepleegd: met asielzoekers, vluchtelingen en migranten, met advocaten, vluchtelingen- en migrantenorganisaties, met deskundigen van universiteiten en met journalisten. In enkele tientallen gevallen leidde dit tot gesprekken met de asielzoeker en/of migrant zelf of zijn belangenbehartiger. Sommigen van hen zijn met naam en toenaam terug te vinden in de voorbeelden die dit boek illustreren, anderen bleven om begrijpelijke redenen liever anoniem.
    Het was niet makkelijk om met asielzoekers te spreken over hun ervaringen met inlichtingendiensten. Sommigen waren bang dat dit gevolgen voor hun procedure voor verblijfsrecht in Nederland zou hebben. Anderen waren bang voor repercussies uit de eigen gemeenschap als ze te boek kwamen staan als iemand die contacten met inlichtingendiensten had gehad. Vaak wilden mensen maar liever niet herinnerd worden aan die gesprekken.
    We hebben ook veel migrantenorganisaties aangeschreven en gesproken. Politieke organisaties van bijvoorbeeld Turkse, Koerdische of Iraanse migranten hadden wel ervaringen met informanten, maar verrkozen om daarmee niet in de openbaarheid te treden. Anders dan tien jaar geleden hadden ze er nu ieder hun eigen reden voor om de zaken in eigen kring af te handelen. Degenen die wel met ons spraken, deden dat omdat ze het belangrijk vonden hun teleurstelling en frustratie over de werkwijze van inlichtingendiensten met andere vluchtelingen(organisaties) te delen. Sommige verhalen mochten we slechts als achtergrondinformatie gebruiken, andere konden we – met of zonder de naam van degene die het betrof – publiceren. Instemming van de betrokkenen stond voor ons voorop bij het maken van dit boek.
    Een van onze informatiebronnen vraagt om wat nadere toelichting, en dat is Hilbrand Nawijn. Het is van belang te weten dat wij voor dit onderzoek met hem spraken in augustus 2001. Hij was toen vreemdelingenadvocaat; daarvoor was hij jarenlang directeur van de IND. Na het gesprek is hij een paar maanden minister van Vreemdelingenzaken en Integratie geweest voor de Lijst Pim Fortuyn, de LPF. Nawijn gaf ons achtergrondinformatie over het functioneren van Bureau Bijzondere Zaken van de IND.
    Opvallend is dat we vooral met mannen gesproken hebben. Onduidelijk is of de inlichtingendiensten vooral mannen benaderen, bijvoorbeeld omdat die vaker ‘interessante’ functies in het leger hebben, en wij dus bij navraag naar deze gesprekken automatisch bij mannen terechtkwamen. Het kan ook zijn dat vrouwen die benaderd zijn hierover geen contact hebben gezocht.


     

    december 2004
    Camera’s in het publieke domein
    Privacynormen voor het cameratoezicht op de openbare orde

    College Bescherming Persoonsgegevens
    CBPweb.nl

    De Registratiekamer -de voorloper van het College bescherming persoonsgegevens (CBP)- publiceerde al in 1997 een studie over de mogelijkheden en grenzen van cameratoezicht.
    In beeld gebracht gaf privacyregels voor het toepassen van cameratoezicht zowel in het particuliere als het publieke domein. Met in achtneming van deze regels achtte de toezichthouder cameratoezicht zeker mogelijk.
    Cameratoezicht door de overheid nam vooral na 2000 toe. In 2003 heeft het CBP onderzoek laten doen naar aard en omvang van het cameratoezicht door de Nederlandse gemeenten.
    Uit dit onderzoek bleek onder meer dat 20 procent van de gemeenten gebruik maakte van camera’s en dat in veel van die gemeenten de effectiviteit van het toezicht (nog) niet geëvalueerd was. In behandeling bij het parlement is het wetsvoorstel om de Gemeentewet te wijzigen, opdat cameratoezicht ter handhaving van de openbare orde een expliciete wettelijke basis krijgt.
    In Camera’s in het publieke domein geeft het CBP een praktische verheldering van de privacynormen die nuttig kan zijn bij de besluitvorming binnen gemeenten over de inrichting van cameratoezicht ter handhaving van de openbare orde. Verder zal het CBP in samenwerking met belanghebbende partijen in 2005 een model-verordening cameratoezicht publiceren.
    Vanzelfsprekend zal het CBP deze normen ook hanteren bij zijn toezicht op de praktijk van het cameratoezicht in het publieke domein.

    Inhoudsopgave

    * Ten geleide
    * Inhoudsopgave
    * Definities
    * Vuistregels
    * 1 Cameratoezicht in het publieke domein
    * 2 Juridische bronnen
    * 3 Juridisch kader
    * 4 Privacynormen voor de praktijk
    * Bijlagen
    o Samenvatting
    Cameratoezicht in de openbare ruimte 2003
    o Achtergrondstudies en verkenningen

     


     

    februari 2005
    Assessing the impact of CCTV
    Home Office Research, Development and Statistics Directorate

    In februari publiceerde het Development and Statistics Directorate van het Engelse ministerie van Binnenlandse Zaken de resultaten van het eerste grote onderzoek naar de toepassing van cameratoezicht in Engeland. De onderzoekrs hebben onderzocht wat het effect van cameratoezicht op de criminaliteit en op de veiligheidsgevoelens is. Hun algemene conclusie is dat hoewel cameratoezicht een krachtig middel is dat gebruikt kan worden bij de bestridjing van criminaliteit, er ook erkend moet worden dat contekst waarin cameratoezicht gebruikt wordt zeer verschillend is. Cameratoezicht lijkt een simpel middel om in te zetten, maar is in werkelijkheid veel gecompliceerder.

    De conclusie over de effecten op criminaliteit:

    * All the systems had the broad objective of reducing crime. Out of the 13 systems evaluated six showed a relatively substantial reduction in crime in the target area c o m p a red with the control area, but only two showed a statistically significant reduction relative to the control, and in one of these cases the change could be explained by the presence of confounding variables. Crime increased in seven areas but this could not be attributed to CCTV. The findings in these seven areas were inconclusive as a range of variables could account for the changes in crime levels, including fluctuations in crime rates caused by seasonal, divisional and national trends and additional initiatives.

    * A number of quantifiable aspects of systems, which could have explained the impact measured were investigated and it was found that certain types of system were more effective than others:

    – Systems installed in a mixed category of areas (e.g. car parks, a hospital and various other areas covered by one system) displayed the most encouraging results in terms of reduction in crime, particularly in car parks.
    – Town centre and residential systems showed varied results, with crime going down in some areas and up in others.
    – Residential redeployable schemes appeared to show no long-term reduction in crime levels. However, the cameras were dealing with short-term problems , which require sensitive measures to detect the impact of the cameras.

    * Certain types of offence were affected more than others:

    – Impulsive crimes (e.g. alcohol-related crimes) were less likely to be re d u c e d than premeditated crime (e.g. theft of motor vehicles).
    – Violence against the person rose and theft of motor vehicles fell in the target areas in accordance with national trends in recorded crime.

    * Some system attributes had more effect than others:

    – Camera coverage was positively correlated (r = 0.51) to effect size. However, this was not statistically significant (p<.05)2.
    – Increased camera density (numbers of cameras installed per unit area) was related to effect size only where the number of cameras installed in an area had not reached saturation point.
    – There are indications that CCTV is more effective in sites with limited and controlled access points, such as entrances and exits to the area.

    * Spatial displacement was not common but did occur:

    – One system showed evidence of displacement of overall crime into the
    surrounding area.
    – Another showed displacement of burglary into the surrounding area.
    – Another showed displacement of vehicle crime into the gaps in coverage
    between cameras.
    – None of the factors outlined above determine exactly how well a system will work, but they can work together to reduce crime.

     


     

    1 maart 2005
    Het conceptwetsvoorstel voorkoming, opsporing en vervolging van terroristische
    misdrijven: terrorisme bestrijding door marginalisering strafvorderlijke waarborgen

    P.H.P.H.M.C. van Kempen
    http://www.portill.nl/

    Terrorisme rechtvaardigt een afwijking van de reikwijdte van en de waarborgen rondom strafvorderlijke bevoegdheden zoals die bij reguliere strafbare feiten gelden. Die gedachte vormt het fundament van het conceptwetsvoorstel ‘verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven’.1 De bijzondere positie van terrorisme is volgens de regering gelegen in de grote bedreiging die van terroristische aanslagen uitgaat, het grote aantal slachtoffers dat bij zo’n aanslag kan vallen en het complexe karakter van strafrechtelijk onderzoek naar terroristische misdrijven, welk onderzoek zich mede in het buitenland kan afspelen, waarbij informatieverschaffing door inlichtingendiensten een rol kan spelen en dat het selecteren en bruikbaar maken van moeilijk te doorgronden informatie kan omvatten.2 Op basis van deze argumentatie komt de regering met een omvangrijk pakket van strafvorderlijke en enige materieelrechtelijke voorstellen. Daarop is zeer kritisch en grotendeels afwijzend gereageerd door de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) en de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA).3 Zorgwekkend achten zij onder meer dat de rechter niet of nauwelijks de mogelijkheid zal hebben toepassing van de voorgestelde strafvorderlijke bevoegdheden te toetsen. Dit punt, dat het waarborgen niveau van de regeling raakt, komt in het navolgende nadrukkelijk aan de orde. Daarnaast is er ook aandacht voor de reikwijdte van de voorstellen alsmede de noodzaak ervan. Omdat een integrale bespreking van het conceptvoorstel hier niet mogelijk en evenmin zinvol is, concentreer ik me op de meest verstrekkende procesrechtelijke onderdelen ervan en zal ik bezien of invoering daarvan wenselijk is.

    Piet Hein van Kempen is Universitair Hoofddocent straf(proces)recht Radboud Universiteit Nijmegen en lid van de NVvR-werkgroep die het Advies opstelde over het hierna besproken wetsvoorstel. Deze bijdrage is op persoonlijke titel geschreven.


     

    Jaarverslag 2003 van Begische Comité I, dat inlichtingendiensten controleert
    Comité I

    In dit jaarverslag gaat het Comité I uitgebreid in op de activiteiten van privé-inlichtingendiensten in België


     

    8 april 2005
    NJCM Congres ‘Terrorismebestrijding met mensenrechten’
    Op 8 april 2005 organiseert het NJCM ter gelegenheid van haar 30-jarig bestaan het lustrumcongres ‘Terrorismebestrijding met mensenrechten’.

    Weet het nationale en internationale recht wel raad met actuele vormen van terrorisme? Het congres zal de spanning tussen enerzijds het belang van terrorismebestrijding en anderzijds het belang van bescherming van mensenrechten belichten vanuit een rechtsstatelijk perspectief.
    Drie onderwerpen zullen aan bod komen: (1) de Europese samenwerking, zowel binnen de EU als de Raad van Europa; (2) de preventie van terrorisme door waarborging van mensenrechten; en (3) de opsporing en vervolging van terroristen in Nederland.
    Deze dag zullen de NJCM-uitgangspunten bij de bestrijding van terrorisme worden besproken.

    Vooraanstaande sprekers zullen tijdens het congres hun visie op dit thema presenteren:

    – Mr. Th.C. de Graaf, minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties (onder voorbehoud)
    – Prof.dr. P.B. Cliteur, hoogleraar Encyclopedie van de Rechtswetenschap
    – Dr.mr. A. Ellian, universitair hoofddocent Encyclopedie van de Rechtswetenschap
    – Prof.mr. A.A. Franken, advocaat en hoogleraar Strafrechtspraktijk
    – Prof.mr. E.C.M. Jurgens, lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
    – Mr. J. Kohnstamm, voorzitter van het College Bescherming Persoonsgegevens
    – Mw. mr. W. Sorgdrager, vertegenwoordiger van de Nederlandse regering in de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie
    – Prof.mr. G.A.M. Strijards, senior raadadviseur van het Parket-Generaal van het Openbaar Ministerie en bijzonder hoogleraar Internationaal recht
    – en anderen

    De dagvoorzitter van het congres is de Nederlandse rechter in het Europees Hof voor de Rechten van de Mens prof.mr. B.E.P. Myjer.

    Datum, locatie en tijd
    Het congres zal plaatsvinden op 8 april 2005 in de Grote Rechtszaal van het Vredespaleis, Carnegielaan 2, te ?s-Gravenhage. Het programma duurt van 9:30 tot 17:15 uur. Het congres wordt afgesloten met een borrel.
    Het congres zal tweetalig Nederlands/Engels te volgen zijn.


     

    1 maart 2005
    10 fabels en feiten over verkeersgegevens
    Bof.nl

    Verkeersgegevens zijn een ingewikkeld onderwerp. Veel parlementariërs en journalisten worstelen met de halve waarheden die zij te horen krijgen van voorstanders van de bewaarplicht. Bits of Freedom wil graag 10 misverstanden uit de wereld helpen.

    Meer informatie over verkeersgegevens is te vinden in het Dossier verkeersgegevens.

    1. Nederland heeft al een bewaarplicht.
    2. De bewaarplicht is noodzakelijk.
    3. Toegang tot de gegevens wordt getoetst door een rechter.
    4. Het gaat over de bestrijding van zeer ernstige misdrijven.
    5. De bewaarplicht is helemaal niet zo duur.
    6. De bewaarplicht is proportioneel.
    7. Brussel wil dit, Nederland is neutraal.
    8. Vrijwel alle EU lidstaten hebben al een bewaarplicht.
    9. Nationale parlementen hebben het laatste woord.
    10. De noodzakelijkheid blijkt uit Nederlandse jurisprudentie.

     


     

    1 maart 2005
    Bof publiceert Nationale Sigint Organisatie bouwtekeningen

    Bof.nl

    En hier

    Het ministerie van Defensie gaat een deel van het terrein van KPN-dochter Xantic in Burum kopen. Op het terrein van het satelliet grondstation van Xantic (luchtfoto) wil Defensie de satelliet afluisterschotels plaatsen van de Nationale Sigint Organisatie (NSO). Uit de bouwtekeningen, die bij de aanvraag voor een bouwvergunning horen, blijkt dat de NSO 15 schotels wil bouwen op het Xantic terrein. Het project heeft de titel ‘SMPS project Antenna plan’.


     

    3 januari 2005
    Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederland en en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden

    Memorie van Toelichting

    Doel van dit verdrag is het bevorderen van de samenwerking op het gebied van de handhaving van de openbare orde en veiligheid alsmede op het gebied van de voorkoming en opsporing van strafbare feiten met inbegrip van de tenuitvoerlegging van strafvonnissen.

    Maatregelen om de samenwerking te intensiveren zijn onder andere:

    * een intensivering van de uitwisseling van informatie en een verbetering van de communicatiestructuren
    * een intensivering van de samenwerking in het kader van onderzoek ten behoeve van de voorkoming en opsporing van strafbare feiten en ter handhaving van de openbare orde en veiligheid.


     

    Lessen van de RAF-terreur
    Duitslandweb.nl

    De RAF en de omgang met het huidige terrorisme

    Sinds de moord op Theo van Gogh is Nederland in de ban van het moslim-terrorisme. Ook in Duitsland, dat tot dusver gevrijwaard is gebleven van dergelijke aanslagen, zorgen de terugkerende berichten van opgepakte extremisten in Hamburg, Keulen, Bonn of Mainz voor onrust. In beide landen leidt de dreiging van terrorisme tot een latent gevoel van onveiligheid onder de bevolking, zoals dat lange tijd niet heeft bestaan. De laatste periode in de Duitse geschiedenis waarin terrorisme de samenleving deed opschudden was in de jaren zeventig. Haast een decennium lang werd Duitsland opgeschrikt door het geweld en de aanslagen van de Rote Armee Fraktion (RAF).

    RAF-poster, afkomstig van www.rafinfo.de

    In dit dossier blikt Duitslandweb de komende maanden terug op die periode, in artikelen over de achtergrond van de RAF-terreur, de belangrijkste leden van de RAF en de reactie op het terrorisme vanuit de overheid. Tevens besteden we ruim aandacht aan de veel bediscussieerde tentoonstelling over de RAF, die eind januari van start gaat in Berlijn. Daarnaast zal in de komende weken een apart hoofdstuk over de RAF in Nederland worden gepubliceerd. Ten slotte kijkt het dossier, vanuit de achtergrond van de RAF en de maatregelen die destijds zijn genomen, naar de huidige tijd. De maatregelen van de overheid en de genoemde impact op de samenleving kunnen wellicht aanleiding geven om de RAF-terreur te vergelijken met die van de tegenwoordige tijd. Een aantal wetenschappers en beleidsmakers zullen in dit dossier hierop hun persoonlijke visie geven.


     

    Oprichting terrorisme-unit bij IND
    Ind.nl

    De IND heeft een unit terrororismebestrijding opgericht. Door de politieke en maatschappelijke druk op de terrorismebestrijding, is besloten om een unit op te richten die zich hier specifiek mee bezig gaat houden. De unit zal bestaan uit een kleine gespecialiseerde eenheid van ongeveer 13 medewerkers. De volgende argumenten pleiten voor de oprichting van deze separate unit:

    * De werkzaamheden in het kader van de terrorismebestrijding zijn vaak spoedeisend
    * Daarnaast zal er steeds meer informatie moeten worden uitgewisseld, ook met externe diensten;
    * Reguliere expertise moet worden aangetrokken
    * In de toekomst zal wellicht ook de intrekking van Nederlanderschap aan de orde zijn;
    * Eenduidige aansturing van dit bijzondere proces is wenselijk
    * Naar verwachting zal het aantal zaken zich niet beperken tot de lijst van 150 en alleen maar toenemen;
    * Er ontstaat een beter en vollediger overzicht over het aantal en soort zaken


    De IND heeft in het kader van terrorismebestrijding diverse processen versterkt. Voor 2 november 2004 was al onderkend dat op jaarbasis meer zaken vanuit het perspectief van terrorismebestrijding zouden worden behandeld. Op grond van de huidige situatie is besloten de IND in staat te stellen op jaarbasis 500 dossieronderzoeken te laten verrichten. Dit aantal is – naar verwachting – mede een direct gevolg van de extra activiteiten van de AIVD en de politiële inlichtingendiensten ter bestrijding van het terrorisme.

    Het is met name de Contra Terrorisme informatiebox (CT-infobox) die een zeer belangrijke rol speelt. Vanuit de IND zijn 3 functionarissen bij de CT-infobox gedetacheerd. Als hierboven gezegd, zullen in de CT-infobox per casus alle mogelijke vreemdeling-rechtelijke maatregelen worden bezien en afgestemd met de strafrechtelijke. Dit kan bijvoorbeeld zijn een advies tot weigering toelating, intrekking van een verblijfsvergunning, verwijdering uit Nederland, ongewenstverklaring en signalering, dan wel weigering van verlening c.q. intrekking van een al verleend Nederlanderschap.


    AIVD

    28 februari 2005
    Werkgroep bekijkt uitwisseling AIVD-informatie
    Minbzk.nl

    Een werkgroep gaat bekijken hoe informatie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) beter kan worden uitgewisseld met burgemeesters. Dat hebben de ministers Remkes (Binnenlandse Zaken) en Donner (Justitie) zaterdag afgesproken met de korpsbeheerders.
    Burgemeesters moeten volgens Remkes aangeven aan welke informatie ze in hun verschillende rollen behoefte hebben. Als beheerder van het politiekorps zijn ze verantwoordelijk voor de veiligheid van de politiemensen, als burgemeester hebben ze te maken met de openbare orde en veiligheid. In principe zijn gegevens over AIVD-operaties geheim.
    De werkgroep zal bestaan uit burgemeesters en vertegenwoordigers van de AIVD, het Openbaar Ministerie, de Raad van Hoofdcommissarissen en de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie.

    11 februari 2005
    Remkes over politie-inval Laakkwartier: geen gegevens achtergehouden

    Minbzk.nl

    Minister Remkes vindt een nader, onafhankelijk onderzoek naar de politie-inval op 10 november in de Antheunisstraat in het Haagse Laakkwartier niet nodig. Dat heeft hij burgemeester Deetman van Den Haag laten weten.
    De AIVD wist op het moment van de politie-inval niet dat de twee verdachten daar handgranaten hadden. Ook had de AIVD geen informatie over eventuele aanwezigheid van vuurwapens in het pand. Wel heeft de AIVD in de nacht voor de inval gewaarschuwd dat gezien het profiel van de verdachten wel rekening gehouden moest worden met de aanwezigheid van vuurwapens.
    Het Openbaar Ministerie (Landelijk Parket), de Nationale Recherche (KLPD) en de regiopolitie Haaglanden (inclusief het arrestatieteam) waren voorafgaand aan de inval op de hoogte van alle beschikbare relevante informatie van de AIVD. De informatie over de gevaarzetting, m.a.w. het risico dat van de verdachten uitging, is tot aan het moment van de inval met alle betrokkenen gedeeld.
    Meer in het algemeen laat minister Remkes aan burgemeester Deetman weten dat de operaties van de AIVD geheim zijn. Slechts de uitvoerders en hun ambtelijk en politiek verantwoordelijken zijn van AIVD-operaties op de hoogte.
    Op het moment dat het Openbaar Ministerie op aangeven van de AIVD besluit tot een ingreep tegen (potentiële) terroristen, wordt uiteraard wel alle beschikbare relevante informatie ter beschikking gesteld.
    Ook wordt de burgemeester ingelicht als uit informatie van de AIVD blijkt dat er daadwerkelijk een veiligheidsrisico bestaat of als er sprake is van een (dreigende) verstoring van de openbare orde en veiligheid. Omdat dit in Den Haag in de maanden voorafgaand aan de inval in de Antheunisstraat niet aan de orde was, is burgemeester Deetman niet over de AIVD-operatie geïnformeerd.

     

     

    Tip van AIVD onvoldoende bewijs voor strafzaken

    Ervaringen in het buitenland zijn niet hoopgevend

    Wil van der Schans

    Observant 32, De Gelderlander, Tubantia, Amersfoortse Courant, Utrechts Nieuwsblad, Brabants Dagblad
    26 februari 2005

    Informatie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst AIVD krijgt in de kabinetsplannen om terrorisme te bestrijden een belangrijke rol. Het kabinet wil dat informatie van de dienst voor strafzaken de status krijgt van wettig bewijs. In het vreemdelingenrecht kan AIVD-informatie leiden tot niet toelaten of verwijderen van een vreemdeling. Voor het bevriezen van banktegoeden en het verbieden van organisaties volstaat AIVD-informatie en hetzelfde geldt voor het opleggen van meldingsplicht. Het gaat er niet alleen om of dergelijke maatregelen effectief zijn, ook de vraag of ze voldoende rechtsbescherming bieden, is van belang.
    In alle plannen van het kabinet krijgen verdachten geen inzage in de informatie. Dat geldt voor strafrecht, vreemdelingenrecht en bestuursrecht. We moeten simpelweg vertrouwen dat de informatie van de AIVD correct is.
    De kans dat onschuldigen worden veroordeeld of uitgezet neemt flink toe, terwijl op de betrouwbaarheid van de AIVD-informatie wel wat valt af te dingen.

    lees meer