• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage X – 4.2. Karakteristiek van het beroep

    4.2. Karakteristiek van het beroep

    Zowel de accountant in dienst van een onderneming als de
    zelfstandig of openbaar accountant vallen onder de gedragsregels
    van de beroepsorganisaties. De accountant dient waarheidsgetrouw te
    rapporteren, conform de professionele standaarden, wet- en
    regelgeving. Belangrijke waarden van het beroep zijn
    betrouwbaarheid en objectiviteit. Zo dient de accountant, die in
    zijn optreden jegens anderen een bijzonder belang vertegenwoordigt
    – bijvoorbeeld als accountant van een bedrijf – dit aan de
    betrokkenen kenbaar te maken. Ook dan moet hij een zo groot
    mogelijke objectiviteit in acht te nemen, zodat hij bijvoorbeeld
    feiten die in het nadeel van zijn opdrachtgevers zijn, niet mag
    verzwijgen. De openbaar accountant die als zodanig optreedt, heeft
    daarnaast nog te voldoen aan de eis van onafhankelijkheid van de
    opdrachtgever en andere belanghebbenden. Dit alles brengt met zich
    mee dat vertrouwen gesteld moet kunnen worden in de getrouwheid van
    de verklaringen van de accountant.

    lees meer

    Bijlage X – 4.1. Inleiding

    4. CRIMINELE ORGANISATIES OP FRAUDEGEBIED

    4.1. Inleiding

    In dit hoofdstuk wordt op basis van het beschikbare empirische
    materiaal en de geraadpleegde literatuur een beeld geschetst van de
    criminele groepen, die op het terrein van de georganiseerde fraude
    zijn aangetroffen. Daartoe zal in paragraaf 4.2 allereerst de
    diversiteit van de bestudeerde dadergroepen uit de doeken worden
    gedaan. In paragraaf 4.3 zal de aandacht worden gevestigd op de
    achtergrond van de individuele verdachten. Behalve op kenmerken als
    geslacht, etnische afkomst en leeftijd zal het accent in deze
    paragraaf gelegd worden op het verloop en de duur van de criminele
    carrire. Tevens zal worden ingegaan op de vraag in hoeverre
    fraudeurs marktgebonden opereren. Paragraaf 4.4 ten slotte staat in
    het teken van de aard van de onderlinge samenwerking, de
    gezagsstructuur binnen de verschillende groepen en de contacten die
    worden onderhouden met andere criminele organisaties.

    lees meer

    Bijlage X – 7.1. Inleiding

    7. AFSCHERMING MET BEHULP VAN RECHTSFIGUREN

    7.1. Inleiding

    Deel 2 van deze rapportage staat in het teken van het misbruik
    van rechtsfiguren. Zoals in deel 1 is aangegeven, maken fraudeurs
    van allerhande schijnconstructies gebruik om hun activiteiten
    winstgevend te maken en zich af te schermen tegen interventie van
    buitenaf. Fraudeurs staan daarin bepaald niet alleen. De
    strafrechtelijke onderzoeken van de laatste jaren hebben uitgewezen
    dat ook in de drughandel rechtsfiguren worden aangewend om de
    criminele winsten te versluieren. Voordat in deel 3 wordt ingegaan
    op de verschillende wijzen waarop wederrechtelijk verkregen
    voordeel wordt weggesluisd, willen we in dit hoofdstuk de
    instrumenten belichten die voor de modus operandi, afscherming van
    de dadergroepen en versluiering van de herkomst van illegaal
    inkomen van cruciaal belang zijn. In hoofdstuk 8 wordt vervolgens
    ingegaan op de natuurlijke personen die in dit proces een rol
    spelen. Het belangrijkste instrument dat wordt aangewend is de
    rechtspersoon. Er is vrijwel geen vorm van georganiseerde
    criminaliteit meer denkbaar zonder inbreng van deze rechtsfiguur.
    In het bijzonder springt daarbij het misbruik van de BV in het oog.
    In paragraaf 7.2 zullen we de schijnwerpers richten op de factoren
    die het toezicht op de oprichting en het gebruik van deze
    rechtspersoon bemoeilijken. In paragraaf 7.3 zal de aandacht
    uitgaan naar de voordelen die andere rechtsvormen bieden, zoals de
    stichting, de Delaware corporation en de Antilliaanse NV. De
    laatste paragraaf van dit hoofdstuk is gereserveerd voor een
    beschouwing over andere vormen van versluiering. Daarbij zal in het
    bijzonder aandacht worden besteed aan eigendomsconstructies en de
    figuur van de trust.

    lees meer

    Bijlage X – 1.3. Opbouw van het rapport

    1.3. Opbouw van het rapport

    Zoals is gesteld in paragraaf 1.1, bestaat het rapport uit drie
    onderdelen. In deel 1 worden de grondfeiten, de verschijningsvormen
    van grote fraudes, beschreven. Begonnen wordt met een beknopt
    overzicht van de ontwikkelingen op fraudegebied. In deze
    beschouwing zijn zowel bevindingen uit de literatuur als de
    opvattingen van met name de gesprekspartners van de BOD’s verwerkt.
    Vanaf hoofdstuk 3 zal een beschrijving worden gegeven van de
    bestudeerde fraudezaken. Achtereenvolgens zal worden stilgestaan
    bij de verschillende fraudevormen die zijn aangetroffen (hoofdstuk
    3), de criminele groepen die zich in de legale nijverheid ophouden
    (hoofdstuk 4), de gebruikte afschermingsmethoden (hoofdstuk 5) en
    ten slotte de teweeggebrachte schades, de gegeneerde opbrengsten en
    de investeringen van de criminele groepen (hoofdstuk 6).

    lees meer

    Bijlage XI – 3. ENKELE ACTUELE VORMEN VAN TRADITIONELE GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT

    3. ENKELE ACTUELE VORMEN VAN TRADITIONELE GEORGANISEERDE
    CRIMINALITEIT

    In aansluiting op de conclusie van het voorgaande hoofdstuk moet
    er hier, om te beginnen, inderdaad aan worden herinnerd dat in het
    onderzoek waarvan deze studie deel uitmaakt, een onderscheid wordt
    gemaakt
    tussen georganiseerde criminaliteit in haar traditionele gedaante:
    de winstbeluste systematische toelevering van illegale goederen en
    diensten op daarvoor bestaande zwarte markten, en in haar meer
    eigentijdse gedaante: de illegale penetratie en manipulatie van
    legale sectoren van economische bedrijvigheid. In dit hoofdstuk
    wordt een aantal vormen van traditionele georganiseerde
    criminaliteit belicht. De vraag naar het bestaan van meer
    eigentijdse vormen ervan in Amsterdam wordt beantwoord in het
    volgende hoofdstuk. Wat de traditionele georganiseerde
    criminaliteit in Amsterdam heden ten dage over de hele linie
    precies voorstelt, is moeilijk te zeggen, ook op grond van dit
    onderzoek. Maar met name via de analyse van een aantal onderzoeken
    die door de Amsterdamse politie zijn verricht, kan wel in grote
    lijnen duidelijk worden gemaakt welke de aard en, tot op zekere
    hoogte, de omvang en zodoende de ernst van de georganiseerde
    criminaliteit in Amsterdam zijn. Dit wil niet zeggen dat enkel via
    politie-onderzoeken is nagegaan hoe de traditionele georganiseerde
    criminaliteit er momenteel in Amsterdam uitziet. Er zijn ook
    gesprekken gevoerd met deskundigen van buiten de politie, evengoed
    als van binnen de politie. En bovendien zijn er op een aantal
    punten nogal wat gegevens geput uit allerhande zogenaamde publieke
    bronnen die liggen buiten de politiesfeer.

    lees meer

    Bijlage XI – 5.3. De wereld van de Wallen

    5.3. De wereld van de Wallen

    In het licht van het voorgaande valt gemakkelijk te begrijpen
    dat de oudere leden van de Amsterdamse penose unaniem van oordeel
    zijn dat zij behoren tot een betere mensensoort dan hun hedendaagse
    jonge collega’s, omdat zij zich zogezegd hielden aan strikte
    standaarden van fatsoen. Dit is een algemeen verschijnsel: de oude
    garde van Lower East Side New York, berucht centrum van Amerikaanse
    georganiseerde misdaad, beweent precies zo de goede oude tijd
    (Kasinitz en Hillyard, 1995). In een aflevering van het weekblad
    Panorama in 1986 (nr. 12-17) zijn ze op een mooie en
    uitdagende prent vereeuwigd: Buck Jones en Teun van der Vaart
    (oersterke jongens), de beroemde bordeelexploitant, en nog een
    heleboel meer: Frits van de Wereld en dan natuurlijk Gerritje
    Ketting, Vette Lap, Utrechtse Jantje, Rinus Veth en de
    praatjesmaker Haring Arie. Markante typen waarvan wij er in ander
    verband al eerder een paar hebben genterviewd nu het nog kan. De
    groepsfoto toont aldus een prominente uitsnede van het wereldje van
    geweldenaren, inbrekers, kamerverhuurders, gokkers,
    nachtclubportiers, oplichters, bikkers (souteneurs, niet te
    verwarren met de hoger aangeslagen kamertjesverhuurders), helers en
    al die anderen voor wie de Wallen tot in de jaren zestig het
    natuurlijke leefmilieu vormden. Tot in deze jaren waren de bordelen
    in handen van eenlingen, de prostitues werden beschermd door
    kwartjespooiers, de cafs gerund door kleine zelfstandige uitbaters.
    Niemand had veel, ieders individuele status werd bepaald door zijn
    reputatie. Het optreden van de penose tegenover de autoriteiten
    werd gekenmerkt door solidariteit. Verschliegeren (verraden) aan de
    politie was er niet bij. De Wallen werden door de politie trouwens
    enigszins op afstand bestuurd. Zij kon immers niet ingrijpen in
    alle conflicten tussen hoeren en klanten, tussen bikkers en hun
    vrouw. En zij voelde ook niet de behoefte om bij caf-ruzies in te
    grijpen als duidelijk was dat de vechtersbazen de volgende dag weer
    gezellig samen een biertje zouden drinken. Onderlinge
    meningsverschillen werden (als het met woorden niet meer ging)
    uitgevochten met de blote vuist en de barkruk. Het gebruik van een
    mes werd afgestraft met het breken van de vingers van de hand die
    het had gehanteerd. Thans is het geweld door het gebruik van
    vuurwapens zodanig gedemocratiseerd dat de bekende Teun van der
    Vaart vertelt: Nu staat er ineens zo’n spierinkie voor je en die
    trekt dan zo’n ding. Daar houdt mijn macht op, ik heb nog nooit
    meegemaakt dat iemand zo’n kogel weer terug kon koppen. De orde kon
    vroeger worden gehandhaafd zonder moderne techniek. De grote
    ommekeer in de wereld van de Wallen is in de jaren zestig gekomen
    met het massatoerisme. Dit veranderde de Wallen in een groot rossig
    sekspark en maakte de buurt tot een object van speculatie. Maar de
    cht grote verandering vond pas plaats in de jaren zeventig, met de
    opkomst van de drugs. Het evenwicht in de buurt werd toen danig
    verstoord, de modus vivendi – alle oude penose-jongens spreken met
    een zekere eerbied over de commissarissen Gerard Toorenaar en Henk
    Breemer: hard doch eerlijk en rechtvaardig – tussen politie en
    penose ging verloren. In de tijd dat Jopie de Vries de Wallen
    domineerde en het verzet tegen rovende drugsverslaafden alsmaar
    sterker werd, is een deel van de ordehandhavende taak overgegaan op
    wat Bas van Hout in het geciteerde verhaal in Panorama
    noemt: het kleine particuliere legertje diknekken dat optrad als je
    ook maar n aspirientje verkocht of durfde te kijken naar iemands
    binnenzak. Dat was misschien wel effectief, maar niet aanvaardbaar.
    Er kwam met het verscheiden van Zwarte Joop wel een eind aan. De
    huidige chef van politiedistrict II in de Warmoesstraat, A. Zee,
    vat zijn zorgen samen. Op 171 hectare grond, waarop 13.000 mensen
    wonen, vind je 5.000 bedrijven waarvan acht negenhonderd
    horeca-ondernemingen, 150 200 coffeeshops, honderden cafetaria’s,
    twee seksmusea, negen peep shows, zes bars voor homoseksuele
    jongeren, 12 homobars, 31 seks-videotheken, 41 sekswinkels. Verder
    zijn er enorm veel kleine en enkele grote hotels, in alle
    prijsklassen. Het eigenlijke red light district bestaat uit
    350 bordelen en straten met tippelprostitutie. Zoveel is duidelijk:
    het toerisme in Amsterdam laat zich zonder de Wallen niet denken.
    De Amsterdamse Kamer van Koophandel kwam in april 1994 met een
    rapport: Amsterdam, let op je zaken, waarin ook
    verontrusting doorklinkt. Toerisme is een van de pijlers waar de
    stadseconomie op drijft. Het culturele erfgoed, het fraaie
    stadslandschap, alle culturele voorzieningen en de vele attracties
    en evenementen trekken zoveel mensen aan dat Amsterdam op jaarbasis
    twee miljard gulden omzet. Maar de concurrentiepositie van de stad
    ten opzichte van andere Europese steden verslechtert en dat komt
    voor een deel door het slechte imago. Amsterdam is aantrekkelijk
    vanwege zijn vrijzinnige cultuur en zijn jeugdige
    uitstraling, maar de straten zijn vies, het is er onveilig en de
    georganiseerde misdaad heeft greep gekregen op het
    Wallen-gebied.
    De politie wordt in dit gebied natuurlijk geconfronteerd met vele
    klachten over overlast en criminaliteit. Aangifte terzake van
    diefstal met geweld wil gewoonlijk zeggen dat een buitenlander die
    drugs wilde kopen, zijn geld reeds had overhandigd, maar dat de
    handelaar daarna is weggelopen. Er wordt aangifte gedaan van
    zakkenrollerij en straatroof. Maar er vinden ook schietpartijen
    plaats. En onlangs is een bordeelhouder aangetroffen in de
    kofferbak van zijn uitgebrande auto. Deze verloedering van de
    Wallen wordt door de korpsleiding grotendeels beschouwd als een
    vraagstuk van openbare orde. Als er moet worden opgetreden, dan
    gaat het erom een rustig straatbeeld te scheppen. Dit is de
    klassieke politiemanier om een probleem aan te pakken. En dan is
    het ver gezocht om achter de overlast die een gebied als de Wallen
    met zich meebrengt, georganiseerde misdaad te zien. De leiding van
    het betrokken politiedistrict denkt er echter anders over en komt
    met haar analyse van het vraagstuk verrassend dicht in de buurt van
    de manier waarop wij het probleem stellen. Georganiseerde misdaad
    is ook in haar ogen geen kwestie van een stel vreemde organisaties
    die de integriteit van de stad aantasten door in de bovenwereld
    door te dringen, maar is een verschijnsel dat compleet deel
    uitmaakt van het maatschappelijke leven in een grote stad en heel
    concreet wordt in die buurten die zich daarvoor lenen; daar is zij
    zichtbaar tot op het laagste niveau, op straat. De straten, de
    bedrijfspanden en de woonhuizen in zulke buurten zijn in deze
    optiek dan ook meer dan een decor. Zij vormen de uitvalsbasis voor
    allerhande mensen op straat en de bron van tal van activiteiten
    voor het raam. We hebben al eerder (in .2.1) vastgesteld dat
    buurten met veel particulier bezit zich goed lenen voor de
    innesteling van georganiseerde criminaliteit. Welnu, in het
    Wallengebied is 90% van de panden in particulier bezit. Nader
    onderzoek leert bovendien dat in dit gebied tal van onbebouwde
    stukjes grond liggen, heel wat gebouwen zonder bestemming zijn (het
    Waaggebouw) en ook talrijke zogenaamde grijze panden staan, waarvan
    niemand weet wie er wonen en wat er zich afspeelt. Als de politie
    komt vragen wie er woont, merkt zij dat de bewoners minder
    mededeelzaam zijn dan vroeger. Welke risico’s levert het op om met
    de politie te praten? De economische belangen in de buurt moeten
    groot zijn want alleen al de 350 ramen leveren per jaar aan kale
    huur al meer dan 10 miljoen gulden op. De huisvesting van de
    (buitenlandse en Nederlandse) prostitues moet nog eens een veelvoud
    hiervan opbrengen. De omzet in de wereld van de drugs, zo zagen we
    in .3.2.1, is veel groter dan ooit werd vermoed. En de centra van
    de Amsterdamse imperia van de hash zijn ook in deze buurt
    gevestigd: The Bulldog, Grasshopper, Smokey en Fancy Free. In de
    talrijke coffeeshops staan trouwens haast altijd speelautomaten.
    Hun omzet beloopt tussen de 140 en 160 miljoen per jaar, waarvan
    naar schatting van de politie zo’n 60% zwart. Voorts constateert
    men een zekere branche-vervaging: ook hotels en cafs beginnen hash
    te verkopen. In hoeverre gaan zij in de toekomst deze handel
    beheersen? Dit alles brengt ons tot de algemene vraag: wie bezitten
    eigenlijk de Wallen?

    lees meer

    Bijlage XI – 2.4. De georganiseerde criminaliteit in Amsterdam

    2.4. De georganiseerde criminaliteit in Amsterdam: het beeld
    rondom 1990

    Het beeld van de georganiseerde criminaliteit in Amsterdam
    rondom 1990 ziet er in de stukken van de Amsterdamse politie heel
    wat gecompliceerder uit dan het beeld dat hiervoor van de jaren
    zeventig/tachtig is geschetst. Niet zozeer wat de vorm van deze
    criminaliteit betreft. Want net als toen lag ook nu de klemtoon op
    de bestrijding van de internationale handel in verdovende middelen.
    Aan andere vormen van georganiseerde criminaliteit – illegale
    gokhuizen, afpersingen, vrouwenhandel – werd op papier zeker wel
    aandacht geschonken, maar zij waren geen speerpunten in het
    opsporingsbeleid. Wl ziet dit meer recente beeld er ingewikkelder
    uit omdat er rond 1990 – zo lijkt het althans – meer verschillende
    groepen in Amsterdam veel nadrukkelijker waren betrokken bij de
    drugshandel dan 20-25 jaar daarvoor, zowel bij de handel voor de
    lokale en binnenlandse markt als bij die voor de buitenlandse en
    internationale markt. En bovendien heeft het er veel van weg dat de
    bereidheid van een betrekkelijk groot aantal van deze (autochtone
    en buitenlandse-allochtone) groepen om geweld te gebruiken
    ondertussen ook veel groter was geworden, met als gevolg dat enkele
    van hen erin slaagden een voordien ongekende machtspositie op te
    bouwen.

    lees meer

    Bijlage XI – 3.2. Couleur locale

    3.2. Couleur locale

    De hoge werkloosheid heeft in Enschede haar sporen nagelaten. De
    art. 12 positie waarin de stad jaren verkeerde, bood weinig
    mogelijkheden de stad te laten opnemen in de vaart der volkeren.
    Een aantal wijken in de stad is duidelijk verpauperd en er vindt
    volgens sommige zegslieden van de politie een zwakke vorm van
    gettovorming plaats. In deze buurten wonen veel allochtonen, in het
    bijzonder Turken en Marokkanen, in redelijke harmonie samen met
    autochtonen die gemiddeld een zeer lage opleiding hebben en
    dikwijls werkloos zijn. Van raciale conflicten is, op een enkel
    incident na, geen sprake. Pas de laatste tien jaar probeert de stad
    de achterstand in te halen. Hoewel grote stadsalures de
    plaatselijke politiek en de beleidsplannen van de ambtenaren
    kleuren, is Enschede nog altijd een groot dorp qua mentaliteit en
    qua sociale controle. Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg is een
    lijfspreuk van velen en in de binnenstad kent iedereen die een zaak
    heeft elkaar. De plaatselijke zakenelite treft elkaar in het
    Muziekcentrum of op de skyboxen van FC Twente. De studenten van de
    universiteit verhuizen de laatste vijf jaar in grotere getalen van
    de beschermde campus naar de stad Enschede. Deze overstap heeft
    zijn gevolgen voor het leven op straat en (natuurlijk) voor de
    horeca in Enschede. De typische studentenkroegen en restaurantjes
    van diverse origine krijgen een steeds grotere plaats in het
    relatief kleine en geografisch eigenaardig gestructureerde centrum.
    Het uitgaanscentrum is nu gesitueerd op en rond het marktplein
    terwijl de winkelgebieden daar redelijk verspreid omheen liggen. In
    de horecasector kent iedereen elkaar en buitenstaanders worden met
    argusogen bekeken. Eventuele geruchten verspreiden zich snel en de
    politie is rap op de hoogte als er iets mis is in de stad. De
    politie hanteert het harmoniemodel: door middel van het in gesprek
    blijven met betrokkenen, wordt rust en orde gehandhaafd.

    lees meer

    Bijlage I – 4.2 Informatieverzameling en het belang van de staat

    4.2 Informatieverzameling en het belang van de staat

    4.2.1 Verzoeken om informatie

    Begin februari 1995 kreeg een aantal (overheids)instanties en
    personen een brief waarin zij op de hoogte werden gesteld dat zij
    benaderd zouden worden met het verzoek bepaalde documenten te
    verstrekken, inzage in gegevens te verschaffen en leden van de
    commissie en van haar staf te ontvangen. Tevens kondigde de
    commissie aan personen die direct of indirect zijn betrokken bij de
    opsporing te willen interviewen. De commissie stelde voor de
    selectie van de te interviewen personen in een eerste
    (kennismakings)geprek met de betreffende instantie te maken.
    Noot De volgende (overheids)instanties of personen
    ontvingen de brief: Milieubeheer, van Defensie, van Landbouw,
    Natuurbeheer en Visserij, van Financin en van Economische – de
    ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken, van
    Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Zaken;

    lees meer

    Bijlage I – HOOFDSTUK 9 AANBEVELINGEN TOEKOMSTIGE ENQUTES

    HOOFDSTUK 9 AANBEVELINGEN TOEKOMSTIGE ENQUTES

    1. De Wet op de Parlementaire Enqute dient naar het oordeel van
    de commissie te worden gewijzigd. De commissie meent dat het
    mogelijk moet zijn om in zeer uitzonderlijke gevallen van een
    besloten verhoor onder ede een openbaar verslag te publiceren. De
    commissie heeft zich, in tegenstelling tot voorgaande
    enqutecommissies, op het standpunt gesteld dat artikel 18b, eerste
    lid, van de Wet op de Parlementaire Enqute niet de mogelijkheid
    biedt tot het openbaar maken van een verslag van een besloten
    verhoor. 2. De commissie meent dat het noodzakelijk is ten behoeve
    van omvangrijke onderzoeken een draaiboek samen te stellen voor de
    organisatie van een dergelijk onderzoek. De commissie heeft de
    indruk dat door het ontbreken van een dergelijk draaiboek te vaak
    het wiel opnieuw moet worden uitgevonden. Inmiddels heeft de Tweede
    Kamer ruime ervaring met het doen van onderzoeken. Het is zaak om
    de opgedane ervaringen vast te leggen voor toekomstig
    onderzoek.

    lees meer

    Bijlage V – 10.4 Uitvoering buitenlandse assistentieverzoeken door Nederland

    10.4 Uitvoering buitenlandse assistentieverzoeken door
    Nederland

    10.4.1 Inleiding

    In principe voert de Nederlandse politie buitenlandse
    rechtshulpverzoeken uit. Het staat de officier van justitie – en in
    gevallen van rogatoire commissie de rechter-commissaris – vrij te
    beslissen of buitenlandse justitile of politile autoriteiten bij de
    uitvoering van het rechtshulpverzoek aanwezig kunnen zijn. Het kan
    derhalve voorkomen dat de Nederlandse politie bij de uitvoering van
    het buitenlandse assistentieverzoek wordt bijgestaan door
    buitenlandse collega’s.

    lees meer

    Bijlage V – Edamse Bijstandsvrouw

    Edamse Bijstandsvrouw

    HR (Kort geding) 9 januari 1987, NJ 1987, 928 m.nt. EAA en in
    RvdW 1987, 18 en AB 1987, 231 (Artt. 10 Grondwet, 8 EVRM en 1401
    BW (civielrechtelijk arrest))

    Beginselen: Gelijkheidsbeginsel, vrijheid van meningsuiting en
    bescherming van persoonlijke levenssfeer Het betreft hier een vrouw
    die een bijstandsuitkering genoot sinds zij was gescheiden. De
    buurman van deze vrouw, die toevallig adjunct-directeur was van de
    GSD, constateerde dat er regelmatig een man bij deze vrouw over de
    vloer kwam. Uit het feit dat de auto van deze man dikwijls ‘s
    nachts voor de deur bleef staan en hij daarnaast de man en de vrouw
    gearmd over straat zag lopen concludeerde hij dat zijn buurvrouw
    een relatie had die niet wezenlijk verschilde van een
    gezinssituatie in de zin van de AWB waardoor de vrouw niet langer
    recht zou hebben op een bijstandsuitkering. Van deze bevindingen
    omtrent het privleven van zijn buurvrouw deed hij regelmatig
    gedurende vijf jaar, zonder dat zijn buurvrouw er erg in had,
    melding bij de GSD. Mede naar aanleiding van het voorgaande werd
    haar aanvullende uitkering ingetrokken. Hiertegen ging zij met
    succes in beroep en kreeg tijdens deze procedure inzage in haar
    eigen persoonsdossier; kennisnemend van des buurmans bemoeizucht
    spande zij een actie uit onrechtmatige daad tegen hem aan. De
    president stelt haar in het gelijk: hij achtte de handelwijze in
    strijd met het beginsel van gelijke behandeling, dat de ambtenaar –
    ook in zijn priv-contacten – heeft na te leven en legde een verbod
    op inlichtingen over eiseres aan derden te verschaffen.

    lees meer

    Bijlage V – Kroongetuige St. Maarten

    Kroongetuige St. Maarten

    HR 15 februari 1994, NJ 1994, 322 m.nt. AHJS

    lees meer

    Bijlage V – 1 ALGEMENE INLEIDING

    1 ALGEMENE INLEIDING

    De commissie heeft als een van haar opdrachten gekregen
    onderzoek te doen naar de feitelijke toepassing, de rechtmatigheid,
    het verantwoord zijn en de effectiviteit van de opsporingsmethoden.
    De resultaten van dit onderzoek zijn in de voorliggende bijlage
    neergelegd.

    lees meer

    middelen, vuurwapens, fraude,

    middelen, vuurwapens, fraude,

    lees meer

    << oudere artikelen