• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Anonieme getuige

    Direct na het zomerreces, op 12 september 2006, zal de Eerste Kamer debatteren over wetsvoorstel Afgeschermde Getuigen. In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld dat AIVD-medewerkers als afgeschermde getuige door de rechter-commissaris gehoord kunnen worden en dat ambtsberichten van de AIVD meetellen als volwaardig bewijs.

    In onze nieuwsbrief nr 41 van 23 april 2006 schreven we over de brief van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVVR) aan de Eerste Kamer. De NVVR concludeerde in haar brief dat het wetsvoorstel waarschijnlijk niet voldoet aan de normen die het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens stelt. Het recht om getuigen te mogen ondervragen (artikel 6 EVRM) wordt of dat gecompenseerd te krijgen wordt teveel aangetast.
    De stelling van de NVVR is recentelijk onderzocht door S. Hopman. Zij schreef een scriptie voor het behalen van een Master aan de Universiteit van Amsterdam.
    Hopman onderzocht hoe in de regelingen rondom anonieme getuigenissen in de strafvervolging in de verschillende Europese landen rekening is gehouden met het recht getuigen te ondervragen of doen ondervragen, neergelegd in artikel 6 (3) d EVRM.
    Hopman concludeert dat de bestaande regelingen voor gebruik van anonieme getuigen niet positief stemmen met het oog op het EVRM. Zelfs een regeling waarin duidelijk geprobeerd is om aan de eisen van het EVRM te voldoen, zoals die van België, vertoont gebreken. De Nederlandse regeling is zeker onzorgvuldig opgesteld, al is er op velerlei gebied lippendienst aan het EHRM bewezen. De lidstaten zijn duidelijk de grenzen van het door het EHRM toelaatbaat geachte aan het opzoeken