• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Nieuwe Terrorismewet

    Ook activist kan terrorist zijn

    door Wil van der Schans

    Uit Ravage nr 16

    Volgens de Wet Terroristische Misdrijven is samenspannen voor terroristische misdrijven en het werven voor gewapende strijd strafbaar. Ook vindt een meerderheid in de Tweede Kamer dat radicale (dieren)activisten als terrorist vervolgd moeten kunnen worden.

    De oorsprong van de Wet Terroristische Misdrijven, die op 9 december door de Tweede Kamer werd aangenomen, ligt in Europa. Op 13 juni 2001 nam de Europese Raad een voorstel aan om de wetgeving op het terrein van terrorisme te harmoniseren. Men wilde een gezamenlijke definitie van terrorisme introduceren, strafverhoging vaststellen voor een aantal misdrijven die in het kader van terrorisme werd gepleegd en lidmaatschap van een terroristische organisatie verbieden.

    Kernelement was het terroristisch oogmerk, zeg maar het motief van een misdrijf. Dat werd gedefinieerd als “het oogmerk om een bevolking ernstig vrees aan te jagen, of de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling, dan wel de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen”.

    Kritiek

    Het voorstel leidde tot een uitvoerige discussie. Een aantal deskundigen vreesde dat ook actiegroepen door deze definitie onder het bereik van dit kaderbesluit zouden komen.

    In een brief aan de Europese Commissie stelden de advocaten Antoine Comte en Jan Fermon, en de hoogleraar strafrecht Ties Prakken dat “het wederrechtelijk in zijn macht brengen van infrastructurele voorzieningen met het oogmerk om de sociale of economische structuren op ernstige wijze te veranderen” het in de voorgestelde definitie mogelijk maakt om elke bezetting van openbare plaatsen of bedrijven als “terrorisme” te bestempelen. “Het verstoren van de watertoevoer, de stroomtoevoer of van andere fundamentele bronnen” maakt het mogelijk om elke sociale actie van de werknemers in die sectoren tot “terrorisme” te herleiden. Het eenvoudigweg “behoren” tot een gestructureerde organisatie die tot dergelijke acties oproept kan eveneens als terroristische actie worden beschouwd.

    Ook de Engelse burgerrechtenorganisatie Statewatch wees op mogelijke problemen voor actievoerders doordat in de uitleg van het voorstel werd gesteld dat terroristische misdrijven bijvoorbeeld ook geweld in steden kan omvatten.

    De kritiek leidde ertoe dat de lidstaten bij het voorstel een verklaring toevoegde, waarin ze stelden dat legitiem protest niet onder terrorisme zou mogen vallen. Ook verdween het geweld in de steden uit het kaderbesluit. Toch bleef er reden tot argwaan toen Spanje daarna voorzitter werd van de Europese Unie. Dat land kwam met diverse voorstellen om de actievoerders tegen Eurotoppen aan te merken als terrorist.

    Gevaar

    Omdat het Europese voorstel een kaderbesluit was (net als bijvoorbeeld het Europees Arrestatiebevel) was Nederland verplicht het om te zetten in wetgeving. Op het eerste gezicht leek de regering alleen het kaderbesluit uit te voeren. Het principe van de Wet Terroristische Misdrijven is dat de straf op een aantal omschreven misdrijven verhoogd wordt als ze gepleegd zijn met een terroristisch oogmerk. De koppeling tussen die twee moet er dus altijd zijn.

    Voor actievoerders zit er een gevaar in de manier waarop in Nederland het terroristisch oogmerk wordt gedefinieerd. Daar wordt onder verstaan “het oogmerk om de bevolking of een deel van de bevolking van een land vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.”

    Het verschil zit hem in “de bevolking” (Europa) of “een deel van de bevolking” (Nederland). Dit lijkt een miniem verschil, maar het zet de deur open voor vervolging van (dieren)activisten die bijvoorbeeld een bepaalde beroepsgroep angst aanjagen. Denk aan gewelddadige acties tegen nertsenfokkers of medewerkers bij dierenproefcentra. Wel moeten de misdrijven die daarbij gepleegd worden in de nieuwe wet staan.

    SP en Groenlinks hadden hierop veel kritiek. Donner pareerde de kritische noten door te stellen dat in de definitie gekozen is voor “een deel van de bevolking” om bijvoorbeeld ook aanslagen op synagogen, waarbij slechts angst wordt aangejaagd onder het joodse deel van de bevolking, als terroristische misdrijven aan te kunnen pakken. Tijdens de kamerdebatten ontstond veel discussie over hoe groot dat deel van de bevolking zou moeten zijn, maar dat laat Donner uiteindelijk liever aan de rechter over.

    Gewelddadig activisme

    VVD, CDA en LPF bleven tijdens het kamerdebat bij het al eerder ingenomen standpunt dat (dieren)activisten als terroristen moeten kunnen worden beschouwd. In een aangenomen motie stellen zij dat dierenrechten- en eco-activisten mogelijk terroristische daden begaan, omdat ze een deel van de bevolking vrees aanjagen. “Het is wenselijk als zij in voorkomende gevallen vervolgd worden terzake van een terroristisch misdrijf”, aldus de motie. Dit betekent natuurlijk niet dat elke actie direct als terroristisch misdrijf kan worden gezien, er moet namelijk wel een misdrijf gepleegd worden dat genoemd wordt in deze wet. (zie voor een volledige lijst: Tweede Kamerstukken nr 28463).

    Op aandrang van SP werd een andere omstreden passage aangepast. Het gevaar bestond dat legale acties mogelijk onder de terrorismewetgeving zouden vallen. In de Europese definitie werd immers gesproken van “de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling”. In de Nederlandse definitie was het “op onrechtmatige wijze” weggelaten, waardoor dus ook rechtmatige acties eronder zouden kunnen vallen. Je kunt hierbij denken aan vakbondsacties, bezettingen, stakingen, noem maar op.

    Dat de nieuwe definitie van terrorisme wel degelijk een risico vormt voor actiegroepen blijkt uit de uitleg van het waarnemend hoofd van de Unit Terrorismebestrijding en bijzondere taken van het Korps Landelijke Politiediensten, Danny van der Ham. “Opmerkelijk is dat de tekst van het wetsvoorstel aanzienlijk ruimer is dan de definitie die onze nationale inlichtingendienst hanteert”, schreef van der Ham in het Tijdschrift voor de Polite van juni dit jaar. “Op mensenlevens gericht geweld is binnen het nieuwe artikel geen voorwaarde. Wanneer de nieuwe wetgeving van kracht wordt, zal dus ook politiek gewelddadig activisme soms kunnen vallen onder de noemer terrorisme.”

    Oogmerk

    Het terroristisch oogmerk is slechts de kapstok waaraan een aantal misdrijven is opgehangen. Als deze in de wet genoemde misdrijven gepleegd worden met een terroristisch oogmerk wordt de straf verhoogd met de helft of een derde (behalve als er al levenslang op staat).

    Als iemand bijvoorbeeld veroordeeld wordt voor zware mishandeling wordt de straf met de helft verhoogd als er sprake is van een terroristisch oogmerk. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor moord, het met geweld uiteenjagen van een vergadering van de regering, opzettelijke brandstichting of opzettelijk vernielen of beschadigen van een gebouw als dat levensgevaar oplevert of iemands dood ten gevolg heeft. Ook worden de straffen op een aantal misdrijven die tot doel heeft een terroristisch misdrijf voor te bereiden, zoals diefstal of valsheid in geschrifte met eenderde verhoogd.

    Volgens veel strafrechtdeskundigen heeft de preventieve werking die uit zou moeten gaan van het verhogen van de straffen, omdat er sprake is van terrorisme, weinig effect. De huidige vorm van terrorisme, die gekenmerkt wordt door opofferingsgezinde terroristen, laat zich niet afschrikken door het verhogen van straffen. Volgens Donner zal de harde kern zich inderdaad niet af laten schrikken, maar is er een groep daar omheen, die ofwel allerlei zaken regelen ofwel in een radicaliseringproces zit die zich wel degelijk iets aantrekt van de strafverhoging.

    Lidmaatschap

    Het verbod op lidmaatschap van een organisatie die het plegen van terroristische misdrijven tot oogmerk heeft is een ander belangrijk element van de wet. Dit artikel 140a lijkt erg veel op artikel 140 (verbod op lidmaatschap van een criminele organisatie). Net als bij artikel 140 moet bewezen worden dat je in feitelijke zin deelneemt aan een gestructureerd samenwerkingsverband.

    Er zit wel een addertje onder het gras. In haar dadendrang om toch echt geen terroristen vrij rond te laten lopen heeft de Tweede Kamer laten toevoegen dat ook mensen die “geldelijke of andere stoffelijke steun” geven aan een organisatie of “gelden of personen werven” voor een organisatie strafbaar zijn.

    Dat zou kunnen betekenen dat je ook vervolgd kan worden voor giften aan een organisatie, terwijl er geen directe band is. Ook het ter beschikking stellen van ruimtes voor bijeenkomsten (denk aan de bijeenkomsten van de Baskische jongerenorganisatie SEGI in Nederland) of het hebben van loges die achteraf terrorist blijken te zijn, kan lidmaatschap van een terroristische organisatie opleveren.

    Daarnaast zit er een flinke overlap met het later ingevoegde strafbare werven voor de gewapende strijd. De totaalstraf die iemand dan voor werven kan krijgen, loopt al gauw op.

    Samenspanning

    Na het mislukken van de processen tegen vermeende terroristen in Rotterdam bracht Donner twee nieuwe strafbaarstellingen in de wet in. Samenspanning voor bepaalde terroristische misdrijven en het werven voor de gewapende strijd. Samenspanning bestaat op het moment dat twee of meer personen zijn overeengekomen om samen een bepaald terroristisch misdrijf te plegen. Het betekent dat politie en justitie in een veel vroeger stadium kunnen optreden.

    Het grote gevaar dat hierin schuilt is dat ook ideen, gedachten en grootspraak al strafbaar kunnen zijn. Donner weigerde in het kamerdebat te voldoen aan een voorstel van Groenlinks om een terugtredingsbepaling op te nemen. Die houdt in dat als mensen de door hen bedachte daad vrijwillig niet uitvoeren (bijvoorbeeld degenen die in de kroeg wel stoer doen, maar na een kater de volgende dag alles weer zijn vergeten) ze ook niet vervolgd kunnen worden.

    Volgens Donner moet ook in die gevallen vervolging mogelijk zijn. “We moeten niet een dermate fine tuning willen dat het altijd gaat om de vraag of voorkomen wordt dat het optreden een onschuldige burger betreft. Je zult moeten beseffen dat bij de opsporing anders gehandeld moet worden dan bij de bestraffing”, aldus Donner.

    Tenslotte is er dus de strafbaarstelling op het werven voor de gewapende strijd. Ook deze bepaling is expliciet opgenomen na het mislukken van de Rotterdamse processen tegen vermeende moslimterroristen. Nu al is het strafbaar te werven voor een vreemde krijgsmacht en volgens Donner past dit nieuwe artikel beter in de huidige tijd. Gevolg van de bepaling is dat ook het werven voor een bevrijdingsbeweging strafbaar wordt gesteld. Het onderscheid tussen vrijheidsstrijders en terroristen verdwijnt hier in zijn geheel. Zo kan steun voor de gewapende strijd voor het Mexicaanse EZLN, de Koerdische Kadek (opvolger PKK), het Filippijnse NDF, de Palestijnse bewegingen en Tsjetsjeense rebellen met deze bepaling strafbaar worden gesteld.

    Dadendrang

    De nut en noodzaak van een nieuwe wet, die zich specifiek op terrorisme richt, is het afgelopen jaar veelvuldig aan de orde gesteld. We kennen immers al het verbod op lidmaatschap van een criminele organisatie, er is de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen en ernstige misdrijven hebben al hoge straffen. Met al deze wetten hebben politie en justitie ook alle bevoegdheden (afluisteren, observeren, infiltreren) tot hun beschikking. Algemeen wordt ook gesteld dat de huidige generatie terroristen zich echt niet laat afschrikken door verhoging van de straffen. Voor deze harde kern lijkt de wet dus niet geschreven.

    Ondertussen heeft een meerderheid van de Tweede Kamer bedongen dat (dieren)activisten waar mogelijk onder het bereik van deze wet moeten vallen. Het gevaar dat Nederland daarmee een harde lijn ten aanzien van activisten zal gaan voeren ligt op de loer. Zelfs het oude standpunt van de BVD dat de overheid terughoudendheid aan de dag moet leggen bij het hanteren van het begrip terrorisme wordt hiermee naar de prullenbak verwezen.

    De dadendrang van een aantal leden van de Tweede Kamer (vooral van VVD, CDA en LPF) staat een open discussie over de bestrijding van terrorisme meer en meer in de weg. Ook nu weer willen deze partijen binnen zes weken een wetsvoorstel waarin een regeling komt om informatie van inlichtingendiensten in strafprocessen te mogen gebruiken. Donner wilde het hoger beroep van de vermeende terroristen in Rotterdam afwachten en vervolgens komen met een notitie over de voor- en nadelen. VVD, CDA en LPF willen er meteen voor gaan.