• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Politie oefent voor pers

    Je raakt volledig de weg kwijt

    Trouw 3 maart 2000

    Van onze verslaggever
    ROTTERDAM – “Het brandt enorm aan je bek”, verzucht de een Rotterdamse politieman. Nog geen vier minuten geleden is pepperspray in zijn gezicht gespoten. Nu zit Edwin (33) voor een grote ventilator als remedie tegen de brandende huid. Hij heeft waterige ogen en een wezenloze blik.
    Edwin is een van de 2500 geüniformeerde politieagenten die in juli bij wijze van proef met een busje pepperspray de straat op gaan. De Rotterdamse politie gaf gisteren een demonstratie van de trainingsmethoden voor het gebruik van het nieuwe wapen. Als proefgebieden zijn naast het regiokorps Rijnmond ook Groningen en Brabant-Noord aangewezen. Een driedaagse cursus en een theorie-examen van vijftig vragen moeten politiemensen voorbereiden, zodat ‘het gat tussen wapenstok en vuurwapen kan worden gedicht’.
    Uit de oefeningen in het Rotterdamse opleidingscentrum blijkt dat de gepeperde vloeistof vooral handig is bij confrontaties met opgefokte individuen. Iemand die met een mes zwaait is nauwelijks tegen te houden met, een wapenstok, terwijl vuurwapengebruik vaak weer iets te rigoureus is.


    “Pepperspray is dan een mooie oplossing-, zegt trainingscoördinator Dick Brouwer. “Maar het blijft natuurlijk een wapen, waar we zorgvuldig mee om moeten gaan. Zo kun je het niet bij grote groepen gebruiken, want dan komt de hulpverlening in gevaar. Politiemensen zijn verplicht om na het gebruik van pepperspray, en de daaropvolgende arrestatie, mensen te helpen bij het verzachten van de pijn. Daarom krijgen ze een fles mee met spoelvloeistof. En een dergelijk wapen roept bij groepen ook alleen maar meer agressie op.”
    Druk zwaaiend met papieren messen belagen cursisten hun collega’s, die onwennig naar het, zwarte busje pepperspray grijpen. Voor deze oefening zijn die gevuld met water en alcohol, zodat de agressieve collega’s met veel gevoel voor theater over de grond moeten rollen van de pijn.
    Het is voor cursisten zaak de verdachte goed in de gaten te houden. Door de pepperspray in het gezicht raakt iemand, namelijk z’n gevoel voor richting kwijt. Als je even niet oplet, loopt de verdachte zo onder lijn 6″, aldus Brouwer.
    Volgens de trainingscoördinator is de pepperspray volstrekt ongevaarlijk voor mens en dier, al zal een carapatiënt wat meer moeite krijgen met ademhalen, dan een gezond persoon. Als alles goed is, is het ergste leed snel geleden en kan iemand binnen een minuut of tien weer alles zien. “Het is door en door getest, dus, ik durf te beweren dat het veilig is. De spray, die in de vorm van een straaltje gespoten wordt, bestaat voor het grootste deel uit water. Vijf procent van de vloeistof is een verdund extract van rode pepers, officieel Oleoresin Capsicum genaamd. Voor de echte helden onder de agenten is er na afloop van de training nog de mogelijkheid om vrijwillig met pepperspray belaagd te worden. Slechts een enkeling ziet dat wel zitten. Edwin gaat als eerste. De instructeur spuit tweemaal in zijn gezicht. Na enkele seconden begint Edwin te kreunen en brengen collegas hem naar de spoelbak, waar ze de tuinslang op zijn gezicht zetten. Enkel minuten later ploft hij met vuurrood gezicht op een bankje neer. Je raakt volledig de weg kwijt, zegt hij. Toen ik boven de spoelbak stond, vergat ik gewoon te ademen. Het is goed dat mijn collega me daarop wees.”