• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Het gesprek als informatiebron

    Hoofdstuk voor: De Heren zijn toch geen Inbrekers?

    De bibliothecaris van het archief van de Kamer van Koophandel of het Kadaster kan bij speurwerk je beste bondgenoot zijn. Een goede verstandhouding met zo iemand doet wonderen en dat begint met een vriendelijk praatje en een prettig voorkomen.
    Dit hoofdstuk gaat echter over het gesprek als middel om méér informatie los te krijgen, gegevens die niet of moeilijk op een andere manier te halen zijn. Dit hoofdstuk is geen interview- handleiding of gebruiksaanwijzing voor het doorzagen van informanten. De aandacht richt zich vooral op de zakelijke ontmoeting, het bezoek aan instellingen of autoriteiten op een bepaald gebied.
    Met wie ga je praten
    Informatie lijkt vaak ten onrechte onbereikbaar. Drempelvrees kan een oorzaak zijn, veroorzaakt door een zekere schroom binnen te treden in de grote mensenwereld waar het allemaal gebeurt. Veel mensen echter blijken het leuk te vinden om persoonlijk aangesproken te worden op het werk dat ze doen, ze praten makkelijk en veel.
    Maar: een goede voorbereiding is het halve werk. De strategie die je kiest is afhankelijk van een aantal factoren. Belangrijk is de vraag hoe geheim de dingen zijn die je wilt weten, zijn het een aantal feiten die jouw verhaal rond maken, of is het echt classified information? Een tweede factor is de benaderbaarheid van degene die de informatie moet geven. Bedenk wie je het beste kunt hebben en hoe je die moet benaderen. Moet het de deskundige zèlf zijn, de autoriteit, of juist zijn ondergeschikte danwel haar secretaresse? Pleeg een telefoontje met een heel andere vraag om iemand vast een beetje uit te testen.
    Een laatste factor van betekenis is wat je zelf in huis hebt. Bedenk daarbij dat niet iedereen even geschikt is voor dit werk, degene die de meeste voorkennis heeft, is niet zonder meer degene die het gesprek gaat voeren. Geloof in de rol die je speelt is van groot belang, uiterlijk of aanpassingsvermogen kan daarbij doorslaggevend zijn.
    Deze omstandigheden bepalen de verdere aanpak:
    a. ga je als jezelf of in een rol
    b. open kaart of met een smoesje, op afspraak of juist onverwacht
    c. doe je het telefonisch of ga je persoonlijk langs
    d. op het werk, thuis of in de kroeg..

    Ambtenaren, politici, makelaars en notarissen zijn mensen die beroepshalve met veel mensen te maken hebben. Ze zijn dus gewend op bezoek te krijgen van de meest uiteenlopende sujetten. Maak daar gebruik van: de rollen die je kunt kiezen zijn schier onuitputtelijk. Ga als vertegenwoordiger van een actiecomité of als bezorgde buurtbewoner. De charmante enquetrice kan interessante vragen stellen, maar ook een onzin-enquete doen om de sfeer te proeven terwijl haar collegaatje de ruimte in zich opneemt voor een eventueel later bezoek onder andere omstandigheden. Misschien ben je als (free lance) journalist op zoek naar de ontbrekende feiten of als student bezig met een onderzoek. Of, gevaarlijker, geef je je uit voor een collega van een andere afdeling of uit een stad ver weg.

    Het telefonisch gesprek kan makkelijker lijken, maar is een kunst apart. Oefen de juiste stem: aardig en beleefd, en toch doortastend. Onschuldig beginnen, maar wel aanhouden tot je bent waar je wezen moet.
    De tijd waarop je belt kan van wezenlijk belang zijn. Bij ministeries word je soms eindeloos doorverbonden met verschillende afdelingen. Als je dan na tien minuten en vier keer je hele verhaal chagrijnig terug bent bij de eerste juffrouw en je zegt er wat van, dan krijg je de volle laag: ‘U belt ook tussen 12 en 2! Dan is het te verwachten dat niet iedereen op zijn plek zit!’ Na half vier zijn bij dat soort instanties de eersten alweer naar huis, en voor tienen, voor de koffie zijn ze vaak nog niet te genieten.
    Probeer te bepalen of het handiger is ‘s morgens te bellen, voor een fris & serieus praatje, of juist ‘s middags voor een meer lusteloos gesprek waarin iemand per ongeluk zijn mond voorbij praat.
    Laat je niet te snel afschepen, of bel zo vaak terug dat het verplichtingen schept.
    Niet te vlug opgeven ook, zelfs gesprekken die dreigen vreselijk mis te gaan door het assertief optreden van kantoormevrouwen kunnen weer goedkomen. Die dame van het ministerie uit het voorbeeld hierboven hervond haar beleefde houding omdat ze zelf weer terughoudend maar correct benaderd werd.
    Dus: Niet te makkelijk kwaad worden. Integendeel, feeling met bedrijfshumor, met ambtenarenlol kan essentieel zijn. Probeer je te verplaatsen in degene met wie je praat, luister hoe hij praat, een grapje kan veel doen.

    Helaas moet vastgesteld worden dat steeds meer instellingen zich wapenen tegen de al te directe benadering. Daartoe is in het leven geroepen de Afdeling Voorlichting. Oorspronkelijk leek het de bedoeling dat dit soort afdelingen het geven van voorlichting op een professionele manier zouden stroomlijnen. Na verloop van tijd blijkt echter dat voorlichters in de praktijk gaan functioneren als De Censuur: zij bepalen wat er naar buiten gaat en wat niet.
    In het septembernummer van het blad van de Nederlandse Vereniging van Journalisten deden in 1991 Gerard Legebeke en Hans Simonse van VPRO-radio hun beklag: “Overheidsvoorlichters – een gevaar voor de vrije nieuwsgaring.”
    Voor een serie documentaires over Jacob Leutscher hadden zij contact met een FIOD-ambtenaar in Haarlem voor een gesprek over ondoorzichtige netwerken van B.V.’s. Hij zelf wou graag praten, maar de afdeling voorlichting van het ministerie van financiën stak er een stokje voor. Bang dat de VPRO de ambtenaar specifiekere uitspraken over de handelswijzen van Leutscher wilde ontlokken. Een gesprek met de leiding van de FIOD over het onderwerp in algemene zin is in eerste instantie nog wel mogelijk, later wordt ook dat door Voorlichting ingetrokken: “Zo’n interview is niet in ons belang.” Alsof je per ongeluk beland bent bij de PR-afdeling van een kroketten-fabriek. De overheid behoort toch niet slechts informatie te verstrekken als het in haar belang is?
    Nog sterker wordt het als dezelfde journalisten proberen een interview te krijgen met het hoofd van de BVD, Docters van Leeuwen. Brieven met een verzoek dienaangaande worden stelselmatig niet aan Docters van Leeuwen zelf doorgegeven. De voorlichter van Binnenlandse Zaken die over de BVD gaat, mevrouw Donkervoort is een absolute ster in het afschepen van lastige journalisten; ze is zo goed als onbereikbaar en ze belt -ondanks nadrukkelijke toezeggingen – bijna nooit terug.
    Ieder zichzelf respecterend instelling bedient zich tegenwoordig van voorlichters. Zo merkte een journaliste van een gerenommeerd avondblad dat het haar niet meer lukte om agenten van de amsterdamse politie te interviewen. Ieder contact moet door Klaas Wilting gefiatteerd worden, zodra hij er lucht van krijgt dat er iets buiten hem om gebeurt wordt het verboden. Het liefst zou hij alles zelf doen. De enige omweg in dit geval was hoofdcommissaris Nordholt himself, nadat ze met hem had kennisgemaakt lukte het haar Wilting te passeren.
    Omdat die opzet buiten bereik ligt voor de meeste lezers, is het raadzamer in zo’n geval te kiezen voor een low-profile benadering.
    Informele bijeenkomsten zoals borrels en recepties bieden natuurlijk een goede gelegenheid om mensen aan te schieten, een persoonlijke kennismaking kan altijd in je voordeel werken.

    Het gesprek
    Je weet met wie je gaat praten en hoe je het aan gaat pakken. Volgt voorbereidingsfase nummer twee.
    Zorg dat je zoveel mogelijk gelooft in je eigen rol. Het basismateriaal waarmee we werken is het uiterlijk, de frisse verschijning. Het belang van schone kleren kan niet genoeg benadrukt worden, dus: haren kammen, tanden poetsen, strijken. En voor de dames: hakjes veranderen je hele manier van lopen, wel even thuis oefenen, goed aangebrachte lipstick verzekert u van de juiste aandacht en leidt af van het feit dat u daar misschien helemaal niet hoort. Een keurige jas nonchalant over de arm, het sjaaltje charmant gedrapeerd, niet overdrijven, het wèrkt echt!
    Dan het gesprek zelf. Kies voor een directe benadering of doe eerst een inleidend praatje. Het beste is om met z’n tweeën te gaan, e‚n voor het praten en de ander meer op de achtergrond om het verloop van het gesprek in de gaten te houden èn om de reakties van degene aan de andere kant van de tafel te observeren. Maak van tevoren een plan en noteer een aantal punten die in ieder geval aan de orde moeten komen. Als het nodig is kan die tweede persoon ingrijpen, een aanvullende vraag stellen of door rustgevende opmerkingen een dreigende krisis bezweren. Zo’n rolverdeling heb je al afgesproken, zorg er in ieder geval voor dat je elkaar niet zomaar afvalt of irriteert tijdens het onderhoud. Als degene tegenover je een beetje slim is zal hij daar onmiddellijk gebruik van maken.
    Het is altijd nuttig zo’n situatie eerst te oefenen, in een rollenspel dat de realiteit zoveel mogelijk benadert. Er valt altijd nog wat te leren over het reageren op botte houdingen of glibberige ontwijkingstaktieken.
    Oefen met wachten nadat iemand uitgepraat is, alsof je nog meer verwacht. Wees niet te bang een pijnlijke stilte te laten vallen, daar kan van alles uitkomen. Betrap je iemand op een aperte leugen, probeer dan door de vraag nog een keer te stellen, hem die leugen te laten herhalen.
    Geef je gesprekspartner veel aandacht, kijk hem of haar in de ogen, concentreer je, laat het niet los.
    Doorslaggevend is de vraag of je contact weet te krijgen met iemand, misschien is daar eerst een babbel voor nodig, een flauwe grap. Het is goed respect te hebben voor iemands autoriteit, maar met wie je ook praat: het zijn ook mensen. Een gesprek is een sociaal gebeuren, iedereen heeft een weke plek: dol op rooie lippen of mooie jongetjes, status of statistiek – als je daar achterkomt ben je binnen. Een vertederend kindje meenemen wil ook nog wel eens werken, al is daarbij het risico voor foute afloop groter.

    Je kan met details op de proppen komen, wetenswaardigheden of kleine essentiële feitjes zodat duidelijk is dat men hier niet met de eerste de beste te maken heeft.
    Echt voor gevorderden is de truuk die in de Hacktic van eind 1992 stond. De redactie van dit blad voor techno-anarchisten en computerkrakers had het sterke vermoeden dat hun telefoons werden afgeluisterd. Rop Gonggrijp, redacteur van het blad, belde naar de PTT voor het nummer van de centrale in zijn buurt. Daar gaf hij zich uit voor monteur van de buitendienst met een technisch probleem. Hij noemde alleen zijn voornaam, gebruikelijk onder PTT- monteurs en legde uit wat voor vreemde geluiden er op de betreffende lijnen te horen was. Op die manier kwam hij erachter dat de lijnen opnieuw bedraad waren met een kleurcode die normaal nooit voorkwam. De lijnen van Hacktic bleken bovendien verbonden met een rek dat de man van de centrale nog nooit gezien had en dat in verbinding stond met andere lijnen in dat gebouw. Rop slaagde er niet in deze man over te halen die lijnen dan maar door te knippen, want hij mocht er niet aankomen. Maar Rop wist genoeg. Later heeft hij die man op de centrale nog een keer teruggebeld en eerlijk uitgelegd wie hij was en wat hij deed. Dit is natuurlijk wel werk voor specialisten, pas op voor zelfoverschatting.

    Op deze ideeën zijn eindeloos veel variaties mogelijk. Laat je fantasie werken en verzin zelf wat in jouw geval de beste oplossing is.
    Hou vast aan de rol die je gekozen hebt, maar een andere keer teruggaan met een vers verhaal in een nieuwe verschijning kan ook altijd nog.