Hoe de Duitse geheime dienst Turkse mensen benadert,
om te infiltreren in Koerdische groepen.
In Özgür Politika verscheen eind 1995 een artikel met het verhaal van een Koerd die benaderd werd. Omdat het een duidelijk voorbeeld is van hoe zoiets in z’n werk gaat, volgt hieronder een bewerking van dat artikel. Er doen veel verhalen de ronde over Koerden die benaderd zijn door de Duitse autoriteiten. De details gingen echter vaak verloren, of mensen waren te bang om alles te vertellen. Dat veranderde toen we Ferhat Karalök ontmoetten. Hij had een aanbod gekregen om als infiltrant te gaan werken. Ondanks het feit dat hij erg bang was, wilde hij het in de openbaarheid brengen. We geloofden hem pas echt toen hij ons een papiertje liet zien waar met de hand geschreven in het Duits op stond: ‘Landesambt für Verfassingsschutz Hessen’ (vrij vertaald: de BVD van de deelstaat Hessen). Zelfs zijn naam en telefoonnummer had de inlichtingenman erbij geschreven: ‘Prinz, Thorsten, Tel: 0611/720341’. Dat maakte ons nieuwsschiering naar Ferhat’s verhaal.
Ferhart vertelt wat er is gebeurd. Na een afspraak met een vriend kwam hij in Frankfurt uit de metro. Op de trap riep iemand achter hem zijn naam. Het was een Duitser, in de dertig, blond kort haar, zonder baard. Hij was niet dik en niet al te groot. En hij droeg een lange grijze jas. Deze man wilde met Ferhat praten. Om hem te overtuigen legitimeerde hij zich als iemand van de inlichtingendienst en zei dat het heel belangrijk was.
Aan een tafeltje bij McDonald’s restaurant in de buurt zegt de agent dat ze hem als medewerker willen. Het gaat om de Koerden en de PKK. Ferhart beseft wat ze van hem willen en zegt meteen dat hij daar niets mee te maken heeft. Maar zo makkelijk gaat dat niet. De BVD-er zei: ‘We weten precies wat je hebt gedaan, waar je werkt, en waar je heen gaat.’ En vult dat aan met een hoeveelheid details die indruk maken.
Onmiddelijk daarna zegt hij dat Ferhart niet bang hoeft te zijn, omdat de dienst hem zal beschermen, ze staan in voor zijn leven. Ferhart: ‘Ze zouden me zoveel geld geven als ik wilde, een verblijfsstatus, ze beloofden me werk, al mijn problemen zouden in één keer opgelost zijn.’
De man gaf nog een rij namen van Koerden uit Frankfurt en omgeving om te demonstreren hoeveel ze wisten. Ferhart: ‘Ik zei dat ik erover na moest denken. Hij wilde dat ik meteen zou beslissen, maar ik vroeg hem niet verder aan te dringen omdat ik helemaal in de war was. Ik heb hem beloofd dat ik terug zou bellen.’ De BVD-er schreef zijn naam en telefoonnummer op een papiertje en legde uit dat er een vrouw zou opnemen en dat Ferhart alleen Prinz’ naam hoefde te zeggen, dat was genoeg.
We vroegen Ferhart wat hij nu verder van plan was. Hij stelde voor dat hij in onze aanwezigheid zou opbellen, zodat wij konden meeluisteren. Als Ferhart het nummer draait gaat het precies zoals Prinz voorspelt had. Een vrouw neemt de telefoon op. Ferhart vraagt, zonder zijn eigen naam te noemen naar Prinz. Die is er niet, maar hij wordt doorverbonden met iemand anders die precies weet wie hij is en wat er tijdens de ontmoeting besproken is.
De man vraagt: ‘Heeft u al wat besloten?’ Ferhart zegt dat hij nog twijfelt omdat hij bang is voor de reakties van mensen uit zijn omgeving. De man probeert hem gerust te stellen. Op de vraag of er nog andere Koerden zijn die voor de Dienst werken legt de man vriendelijk uit dat hij natuurlijk geen namen of aantallen kan geven. Dat anderen iets vermoeden lijkt hem absoluut onmogelijk, en niets om bezorgd over te zijn: ‘wij staan in voor uw veiligheid’.
Ferhart staat erop dat hij Prinz persoolijk te spreken krijgt. Hij moet daarvoor een uur later terugbellen. Hij krijgt dan meteen Prinz aan de lijn. Die wil een afspraak maken om het te zien, maar Ferhart houdt het een beetje af. Omdat hij bang is. Er zal hem echt niets gebeuren, verzekert Prinz hem keer op keer.
Een stukje gesprek:
– Goed, en hoe zit het met het geld?
* Zoals we donderdag al besproken hebben, krijgt u geld van ons, dat is voor ons überhaupt geen probleem.
– Hoeveel betaalt u dan?
* Wat?
– Hoeveel?
* Dat hangt er van af. Maar laten we dat bespreken als we elkaar zien. En is niet goed dit soort dingen over de telefoon te bespreken.
* En geven jullie me ook een wapen?
– Wat, wilt u ook een wapen?
* Ja
– Jamaar, wat zegt u nu…Dat is niet goed over de telefoon.
* Waarom zou dat niet goed zijn?
– Ik kan u over de telefoon toch geen wapen beloven…
Prinz heeft er grote problemen mee om dingen over de telefoon te bespreken. (Iemand van de geheime dienst die de telefoon niet vertrouwt!) Uiteindelijk maken ze een afspraak voor 16.00 uur de volgende dag op een metro-station. Prinz: ‘U komt wel alleen! Begrepen?’
Tot slot zegt de BVD-er: ‘Voor ik het vergeet, ik ga er van uit dat u er met niemand over praat, want ik zeg er ook tegen niemand wat over, behalve mijn collega die u zopas aan de lijn had.’
Fernat is niet van plan om naar de afspraak toe te gaan. Wij mogen nu zelf meneer Prinz opbellen. Meneer Prinz houdt zich helemaal van de domme. Hij weet nergens iets van. Hij ontkent alles.
– Ik snap niet wat u wilt. U zegt dat ik Koerden dingen zou hebben beloofd?
* Ja, dat heb ik gezegd
– Kunt u zeggen, over wie u het heeft?
* Ik kan u de naam Ferhat noemen
– Ja
* Bijvoorbeeld Ferhat Karalök. Kunt u daar iets over zeggen?
– (stilte)
* Heeft u met Ferhat Karalök gesproken of niet? Ik kan u ook het tijdstip noemen op donderdag
– Nee, hierover niet
* U heeft hem toch bij McDonald’s ontmoet?
– Wanneer?
* Om een uur of vier
– Waar?
* Bij McDonald’s.
– In welke stad?
* In Frankfurt
– Nee, daar is geen sprake van
* Wilt u daarmee zeggen, dat u helemaal geen Koerden heeft geprobeerd te werven?
– Nee, dat heb ik niet geprobeerd
* Bent u daar zeker van?
– Ja
* Ik wil dat in de krant zetten, vandaar dat ik het zo precies wil weten
– Aha
Belangstelling voor progressieve bewegingen is niet nieuw.
Aktiegroepen hebben al sinds het begin van de jaren tachtig last van agenten die proberen informanten te werven. De laatste jaren zijn het vooral anti-fascisten die ongewenst bezoek krijgen, thuis of op hun werk. Medebewoners, vrienden of vriendinnen worden aangesproken om informatie te leveren.
Iedereen die persoonlijk te maken krijgt met een inlichtingendienst voelt zich in zijn of haar vrijheid aangetast en bedreigd. De BVD-ers doen voorkomen of ze alles van je weten en veel macht hebben, hoewel dat lang niet altijd waar hoeft te zijn.
Het beste wapen tegen dit soort praktijken is openbaarheid, als niet in de pers, dan toch wel tegenover de naaste omgeving. Bekendheid over de werkwijze van geheime diensten kan een steun zijn voor mensen die onder druk meewerken met de dienst.
Ook Koerden krijgen te maken met het dreigement van uitzetting of problemen met hun verblijfsvergunning, om hen over te halen medewerking te verlenen. Uiteindelijk blijft het de vraag of de Vreemdelingendienst naar de pijpen van de inlichtingendienst zal dansen. Zorgvuldig naar buiten brengen van de feiten kan deze willekeur een halt toe roepen.