Uit: Konfrontatie, nr. 23, zomer 1993, buro Jansen & Jansen.
In het eindrapport van de Commissie Zeevalking werd maar relatief weinig aandacht besteed aan het zogenoemde ‘operationele vreemdelingentoezicht’, de werkelijke controles op straat, in huis of op het werk van de verblijfsstatus van buitenlanders. In haar voorstellen voor de aanpak van migranten zonder verblijfsvergunning legde de Commissie Zeevalking vooral de nadruk op ‘de modernisering’ van het binnenlands vreemdelingentoezicht. Meer samenwerking, goede registratie en vooral een eenduidig overheidsbeleid moesten de basis vormen voor het vreemdelingentoezicht.
Verscherping van controles op buitenlanders werd door de commissie unaniem afgewezen. Men was juist van mening dat voorzichtig moest worden opgetreden om stigmatisering van minderheidsgroepen te voorkomen. “Grootscheepse controles op plekken waar veel buitenlanders zijn dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen”, aldus de commissie. Hierbij plaatste zij echter een paar niet mis te verstane kanttekeningen. De bestrijding van criminaliteit, het herstellen van de openbare orde en het voorkomen van overlast zouden zwaarder moeten wegen dan het belang vanuit het minderhedenbeleid. Deze afweging zou ook moeten gelden bij illegale arbeid, mensenhandel of illegale huisvesting. Hiermee leverde de Commissie Zeevalking haar eigen afgewogen visie op straatcontroles eigenlijk al uit aan de politici die de laatste jaren het illegalenvraagstuk zo fijntjes hebben gekoppeld aan de bestrijding van overlast, criminaliteit en fraude.
Het is dan ook maar zeer de vraag of het imago dat de Commissie Zeevalking de laatste jaren heeft opgebouwd, dat ze toch in ieder geval redeneerde vanuit een standpunt dat rekening hield met de belangen van migranten, wel verdient. Het eindrapport van de Commissie Zeevalking legt de schuld, net als zoveel politici, uiteindelijk toch weer bij de illegalen zelf, als veroorzakers van de problemen. “In al deze gevallen moet in aanmerking worden genomen dat een stigmatiserende werking op de doelgroepen van het minderhedenbeleid niet in eerste instantie uitgaat van de overheidscontrole maar vooral van het gedrag van de illegale vreemdeling zelf: als laatstgenoemde groep betrokken is bij criminaliteit of anders dan incidenteel overlast veroorzaakt, is een belangrijk deel van de samenleving al snel geneigd dit gedrag ook meer in het algemeen aan vreemdelingen toe te schrijven, waardoor indirekt ook de houding ten opzichte van legaal verblijvende vreemdelingen wordt beïnvloed.”
Regeringsreactie
In tegenstelling tot de Commissie Zeevalking vond het kabinet meer en effektievere controles van buitenlanders noodzakelijk als sluitstuk van het illegalenbeleid. Uit een onderzoek van Drs. M.M.J. Aalberts (noot 1) was ondertussen gebleken dat het vreemdelingentoezicht weinig prioriteit had bij de verschillende politiekorpsen. Uit het onderzoek dat plaatsvond over de periode 1983 tot en met 1987 kwam duidelijk naar voeren dat het vooral de gewone politiesurveillanten waren die vreemdelingentoezicht uitoefenden. In het grootste deel van de controles was geen sprake van voorkennis over illegaliteit, ze waren een uitvloeisel van andere, primaire politietaken. Bovendien bleek dat de politie in die periode geen grootschalige zoekacties verrichtte. Mede op basis van dit onderzoek concludeerde het kabinet dat het binnenlands vreemdelingentoezicht niet optimaal functioneerde en dat hierin op korte termijn verandering gebracht moest worden.
De regering en de beleidsgroep vreemdelingenzaken van het Coördinerend Politieberaad stelden de prioriteiten van de controles op illegaal verblijf vast. Deze lijst vormt de huidige richtlijn van het ministerie van justitie.
– Illegalen verdacht van criminele aktiviteiten.
– Illegalen die de openbare orde verstoren of overlast veroorzaken.
– Aanpak van individuen of groepen die voordeel hebben bij illegalen zoals werkgevers, bordeelhouders en huisvesters.
– Illegalen die min of meer toevallig bij de politie terechtkomen.
– Controle op uitgeprocedeerde vreemdelingen.
Binnen deze marges zouden de diensten die belast met vreemdelingentoezicht moeten werken. Er werd enige vrijheid gegeven voor eigen plaatselijke invulling van dit beleid, maar de minister van justitie blijft uiteindelijk hoofdverantwoordelijke voor het vreemdelingenbeleid. De invloed van de burgemeesters kan wel een rol spelen, vooral als het vreemdelingenbeleid het openbare orde beleid raakt. Zo richtte het officiële beleid van Amsterdam zich tot eind 1992 op verwijderen van criminele illegale buitenlanders. In de geforceerde diskussie die toen woedde over illegalen nam Kosto dit onterecht nogal hoog op. In een notitie over het illegalenbeleid stelde van Thijn zich al in september 1992 op het standpunt ook diegenen te verwijderen die zich schuldig maakten aan overlast en verstoring van de openbare orde. Dit ‘officiële’ beleid werd ook al jarenlang geflankeerd door de eigen agenda van de vreemdelingendienst, die zich veel strakker hield aan de richtlijnen van justitie en in die periode regelmatig invallen deed om uitgeprocedeerde buitenlanders op te sporen (noot 2) Uit de brochure Vluchtelingen Vervolgd komt duidelijk naar voren dat de greep van de burgemeester en de gemeenteraad op het vreemdelingenbeleid minimaal is.
Een ander voorstel van de Commissie Zeevalking was de toelatingsprocedure los te maken van de toezichthoudende taken. Een opsplitsing van de vreemdelingendiensten, zodat buitenlanders niet steeds onderworpen hoeven te worden aan de controle van de politie. Een soort zelfstandige immigratiedienst zou de gehele toelatingsprocedure op zich moeten nemen. Deze diskussie loopt al vanaf begin tachtiger jaren en is al een aantal keren getorpedeerd door de politie. Het in huis hebben van zowel de informatie als de opsporing werkt in haar ogen veel efficiënter. Het kabinet hield ook nu de boot af door te stellen dat de politie net midden in een grote reorganisatie zat. Na de regionalisering moest de situatie maar weer eens worden bekeken.
De praktijk
De afgelopen twee jaar is de verscherping van de controles langzaam maar zeker zichtbaar geworden. Alle grote steden hebben ondertussen een detachement marechaussee toegewezen gekregen, dat zich specifiek op het vreemdelingentoezicht richt, verschillende opsporingdiensten hebben hun aktiviteiten beter op elkaar afgestemd, registratie en legitimatieplicht zijn bijna wettelijk geregeld, er wordt vaker grootschalig opgetreden, en de surveillanten worden langzaam maar zeker bijgeschoold over hun mogelijkheden illegale buitenlanders vast te houden. Ook de eerste vliegende brigade van de marechaussee spoort de Brabantse grensstreek af op zoek naar illegale grensoverschrijders. Vooral de aktiviteiten van de zogenaamde interventieteams in Den Haag en Amsterdam liepen in het oog.
Interventieteams: een verkapte illegalenjacht?
Den Haag mocht de spits af bijten. Op vrijdag avond 13 april 1992 verzamelden zich 74 mannen en vrouwen in de kantine van het hoofdbureau van de Haagse Politie. Een deel staat klaar in ME tenue, anderen hebben een gele band met de afbeelding van een ooievaar om hun bovenarm. Iedereen ontvangt zijn laatste instructies en rond middernacht vertrekt de colonne richting Schilderswijk, om precies te zijn: de Vaillantlaan. De ME zet de straten af en de politiemacht concentreert zich op een midden in de straat gelegen koffiehuis. De afdeling verdovende middelen haalt z’n speurhond tevoorschijn en gaat op zoek naar drugs. Het Nederlands Meet Instituut schroeft de gokkasten open en bekijkt de afstelling van de machines. De vreemdelingendienst controleert de aanwezigen op hun verblijfsstatus en neemt 18 mensen mee. De douane controleert de aanwezige goederen. De FIOD bekijkt de boekhouding en doet een schatting over niet betaalde belasting. Een ambtenaar van de gemeente controleert de horecavergunning. Op een afstandje aanschouwen de officier van justitie en de rechter commissaris de actie. Alles verloopt volgens planning. Resultaat: 18 buitenlanders gearresteerd, twee spuitbusjes gas, een paar gram coke en zeventien speelautomaten in beslag genomen.
Dit scenario heeft zich het afgelopen jaar ondertussen een fiks aantal keren herhaald. Zowel in Den Haag als Amsterdam is een vast team geformeerd, in Den Haag het Koffiehuis Interventie Team (KIT) genoemd, terwijl het Amsterdamse team zich mag tooien met de toepasselijke omschrijving Horeca Interventie Team (HIT). De acties hebben niet altijd een even grootschalig karakter als bijvoorbeeld op 25 mei jl. in de Pijp of op 15 december 1992 in de Kinkerbuurt. De meeste van de acties zijn kleinschalig en gericht op één of twee koffiehuizen. De opzet, samenwerking en het doel zijn wel altijd gelijk. De heer Nijzing van het Haagse KIT team omschreef het als volgt: “Een groot aantal van met name illegale horecagelegenheden veroorzaakt nogal wat overlast. We krijgen veel klachten. Het gaat daarbij onder meer om verkoop van drugs aan minderjarigen, de handel in harddrugs, illegaal gokken en geluidsoverlast doordat de sluitingstijden niet in acht worden genomen.”
In het verslag over de opzet van het Amsterdamse HIT-team, geschreven door teamleider R.E.R. Brewster, wordt de hoofddoelstelling van het team omschreven als “bestrijding van ondernemingen die de leefbaarheid van hun omgeving aantasten alsmede een crimineel en frauduleus karakter hebben. Het bijzondere van de samenwerking is in ieder geval, dat in de toekomst criminaliteits bestrijding en fraudebestrijding bestendig aan elkaar worden gekoppeld. Niet nagelaten kan worden erop te wijzen dat zulks tevens een belangrijke doelstelling van de nationale politiek is geworden.”
Op het eerste gezicht nastreefbare doelstellingen, maar hoe zit het dan met de resultaten? Als voorbeeld één grootschalige aktie en drie wat kleinere zodat de resultaten wellicht een gemiddelde waarde hebben. Eerst drie akties die los van elkaar plaatsvonden. In de beginperiode (15 oktober tot eind november 1992) van het Amsterdamse HIT team werden er bij drie koffieshops invallen gedaan. Van de 55 gearresteerden mensen waren er maar liefst 49 illegaal. Van hen werden er 20 in vreemdelingenbewaring gesteld. 23 werden wegens plaatsgebrek heengezonden, maar kregen wel een afmeldkaart. 6 van de illegalen werden wegens strafbare feiten aangehouden. Alle overigen arrestaties (6) vonden plaats op grond van strafbare feiten. In één koffieshop werden voorwerpen aangetroffen van aangiften van roof, zakkenrollerij of inbraak. Bij een ander werd de drank in beslag genomen door de douane wegens vermoedelijke ontduiking van de accijns en de ander had inkomsten verzwegen ter waarde van 150.000,-. Eén van de koffieshops werd gesloten.
Bij de grootschalige actie in de Kinkerbuurt op 15 december 1992 werden 204 mensen aangehouden. Ook in dit geval weer het grootste deel ter controle van de verblijfsstatus, in totaal 156.
Daarvan bleken er 46 legaal in Nederland te verblijven, 40 mensen werden in vreemdelingenbewaring gesteld, 45 mensen werden heengezonden met een afmeldkaart, 21 mensen kregen een meldingsplicht opgelegd en de laatste drie werden overgedragen aan de officier van justitie in verband met strafbare feiten.
Van de 48 mensen die voor strafbare feiten werden opgepakt, werden er uiteindelijk maar 27 in verzekering gesteld. Zes van hen haalden de voorgeleiding voor de officier van justitie, de rest liep toen al weer vrij rond. Acht van de 21 doorzochte koffieshops zijn gesloten. De belastingdienst deed een navordering van 7.016.072,-.
Ook bij de laatste actie van het HIT team, operatie ‘Palet’ in de Pijp, werden weer veel mensen gearresteerd. 21 mensen werden op grond van strafbare feiten , waarvan er 4 werden voorgeleid aan de officier van justitie. 9 anderen werden doorgestuurd naar de vreemdelingenpolitie, 4 naar de parketpolitie en de resterende 4 heengezonden. Van de 50 mensen die werden meegenomen naar de vreemdelingenpolitie werden er 12 in vreemdelingenbewaring gesteld.
Racistisch politieoptreden
Vooral de twee grootschalige acties hebben in de belangstelling gestaan, niet in de laatste plaats vanwege de aanpak. Bij de actie in de Kinkerbuurt werd elke koffieshop ‘bezocht’ door een team van tien man, bijgestaan door een tolk. Twee agenten met getrokken pistool vielen als eerste binnen en zij sommeerden iedereen stil te blijven staan. Een aantal aanwezigen was nogal geschokt door de wijze van optreden. De eigenaar van een Shoarma zaak vertelde dat ongeveer 15 agenten ‘als bloeddorstige honden zijn zaak bestormden’: “Ik begreep niet wat ze riepen. Toen kwam een agent naar me toe. Hij schreeuwde heel hard iets en gaf een harde trap tegen mijn scheenbeen en duwde in mijn rug. Ik lag op de grond. Even later moest iedereen met de handen in de lucht tegen de muur. Ze fouilleerden de klanten. Twee mensen, illegalen uit België die ik voor de rest niet ken, hadden wapens bij zich en een verslaafde had voor eigen gebruik een beetje drugs bij zich. Daarna moest iedereen met een nummer op zijn borst op de foto.” De politie verdedigde zich door te stellen dat er CID-informatie aanwezig was dat zich in de koffiehuizen vuurwapengevaarlijke personen zouden kunnen bevinden.
Het beleid ten aanzien van illegalen die aanwezig zijn in de koffiehuizen wordt in Den Haag en Amsterdam op verschillende manieren uitgelegd. Terwijl Amsterdam zegt de nadruk te leggen op bestrijding van de criminaliteit en fraude, is Den Haag duidelijker over de aanpak van illegalen. Op vragen van Groen Links antwoorde de burgemeester dat “de controle op illegale vreemdelingen ook sterke banden met het openbare orde beleid in Den Haag en de bestrijding van criminaliteit heeft. De lokale driehoek is dan ook sterk betrokken bij de beleidsvorming op dit punt.” Amsterdam houdt het erop dat “Het optreden niet gericht was tegen illegalen in het algemeen, althans de opsporing van illegalen geen hoofddoel was noch een voornaam bijkomend doel van de actie.”
De werkwijze en resultaten van de akties tot nu toe hebben echter een ander beeld laten zien. Als de teams zich werkelijk alleen op overlast en criminaliteit zouden richten, zou het niet noodzakelijk zijn op zo’n grote schaal tegelijkertijd buitenlanders op hun verblijfsstatus te controleren.
Op vrij eenvoudige wijze zouden de mensen die verdacht worden van strafbare feiten van hun bed gelicht kunnen worden, de belastingdienst zou de boeken mee naar het kantoor kunnen nemen en de gemeente zou op z’n gemak de zaak dicht kunnen timmeren. Door de invallen te plannen op tijdstippen, waarbij de koffiehuizen druk bezocht worden, brengt de politie de bezoekers niet alleen in een levensgevaarlijke situatie, maar werkt ze op z’n minst mee aan de suggestie dat de illegalen iets te maken hebben met de strafbare feiten.
Een andere in het oog lopende factor is de selectiviteit van het optreden. Gezien de criteria die het HIT team stelt om op te treden, de combinatie van overlast, criminaliteit en fraude, zou half Amsterdam in aanmerking kunnen komen voor een inval. Naast deze algemene criteria spelen een aantal andere factoren een belangrijke rol. Binnen de prioriteiten die de politie stelt spelen de heersende politieke opvattingen natuurlijk een grote rol. Het is geen geheim dat vooral delicten, gepleegd door (illegale) allochtonen jongeren een grote kans lopen serieus genomen te worden door de politie. De stereotypen over wie crimineel is bepalen in hoge mate het handelen van politiekorpsen, die ‘productie’ willen maken.
Een ander belangrijk element wat het optreden van de teams bepaald zijn ‘signalen uit de buurten’. Zowel in de Pijp als de Kinkerbuurt was een kritieke situatie ontstaan doordat marktkooplieden en buurtbewoners zelf dreigden in te grijpen. Om de druk van de ketel te halen greep de politie in. In haar verklaringen is de politie ook duidelijk dat ze een signaal willen geven aan de buurt. Het grote gevaar is dat op deze manier de koppeling van illegalen aan de toenemende criminaliteit, die door de politiek constant wordt gelegd, alleen maar bevestigd wordt. Dit soort acties kan dan alsnog leiden tot nog meer onlustgevoelens ten opzichte van buitenlanders met alle gevolgen van dien.
Hiernaast is het gecombineerd optreden van zoveel verschillende diensten zoiets als vissen in een vijver vol vissen. De effektiviteit van het optreden zal hierdoor zeker verhoogd zijn, maar het idee dat er altijd wel iets mis is wordt wel bevestigd. Bij eerdere klachten over het gebruik maken van verschillende bevoegdheden door de politie bij controles in koffiehuizen stelde de Nationale Ombudsman (noot 3) dat het tegelijkertijd gebruikmaken van de verschillende bevoegdheden alleen is toegestaan, als ten aanzien van iedere aangewende bevoegdheid aan de voorwaarden voor het gebruikmaken is voldoen. Dat komt er op neer dat de politie niet in het wilde weg aan vermenging van taken mag doen. Er moet degelijk enige verdenking zijn. Nu zijn de voorbereidingen van de HIT en KIT teams zodanig dat hieraan wel wordt voldaan. Ruim van te voren wordt een inventarisatie gemaakt van alle mogelijke overtredingen. Het willekeurig controleren van buitenlanders op verblijfsstatus ondervond ook sterke kritiek van de ombudsman.
In zijn ogen was het niet voldoende om bij voorbaat de conclusie te trekken dat de bezoekers van een Turks of Marokkaans koffiehuis ook buitenlanders zouden zijn. Controle van hun verblijfsstatus op deze grond zou dus ook onrechtmatig moeten zijn. Met het invoeren van de legitimatieplicht zal ook deze voorwaarde niet meer gelden, omdat de politie de bevoegdheid krijgt in zo’n geval iedereen te controleren. Door het gelijktijdig aanpakken van overlast, criminaliteit en illegale buitenlanders wordt het beeld dat de afgelopen jaren geschetst is, dat illegalen criminelen en profiteurs zijn , alleen maar bevestigd. De vaak toch al wankele verstandhouding tussen verschillende bevolkingsgroepen wordt hierdoor flink op de proef gesteld.
De politieke diskussie over illegalen en de hele sfeer die daarmee gecreëerd werd heeft in ieder geval bijgedragen tot een klimaat waarin we werkwijze van de vreemdelingendiensten gemakkelijker geaccepteerd wordt dan een aantal jaren terug. Het hoofd van de vreemdelingenpolitie in Den Haag, de heer Grootaarts kan dit wel waarderen: “Het buitenlandervraagstuk is sinds enige tijd bespreekbaar en dat werkt voor ons een stuk gemakkelijker.” De marges van het beleid geven tegenwoordig blijkbaar genoeg ruimte om zonder al te grote kleerscheuren te kunnen manoeuvreren. “Vroeger viel al snel het woord razzia bij onze controles. Wat het verschil is? Een razzia is als je een pand met illegalen binnenvalt zonder dat ze overlast bezorgen of zijn uitgeprocedeerd voor asielaanvraag of verblijfsvergunning. We gaan alleen een pand met illegalen in als gebleken is dat ze overlast bezorgen of als het laatste adres is van een uitgeprocedeerde vreemdeling die we op last van justitie uit moeten zetten”, aldus J. Kiezenbrink van dezelfde vreemdelingendienst.
Het gaat te ver om overlast en criminaliteitsbestrijding in de vorm van de interventie teams alleen te zien als een excuus om de illegalen aan te pakken. De toegenomen kleine criminaliteit speelt in een aantal wijken een te belangrijke rol om te verontachtzamen. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat vooral allochtonen in Amsterdam en Rotterdam twee tot drie keer zo vaak het slachtoffer zijn van criminaliteit als autochtonen. De invallen van de interventieteams gaan echter niet verder dan het zeer tijdelijk wegnemen van een opgelopen spanning.
Bij de oplossing van dit probleem zal dan ook meer naar de oorzaak moeten worden gekeken dan in de aanpak van de interventieteams wordt gedaan. Een fixatie op illegale buitenlanders als veroorzakers van de problemen, terwijl zij in feite net zo goed slachtoffer zijn als het Turkse gezin waar al voor de zoveelste keer wordt ingebroken, zal racisme bevorderen in wijken waar de verstandhoudingen vaak toch al fragiel zijn.
noten
1. Politie tussen discretie en discriminatie – Drs M.M.J. Aalberts, Gouda Quint, 1990.
2. Vluchtelingen Vervolgd, onderzoek naar invallen door de politie in huizen waar vluchtelingen wonen – Werkgroep tegen Politie-invallen/ASKV, 1990
3. Rapport nr. 92/149 van de Nationale Ombudsman naar aanleiding van een klacht over racistisch politieoptreden in Amsterdamse koffiehuizen.