• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Ambtsbericht van de BVD over Takfir Wal Hijra

     

    Datum

    23 november 2001

    Ons kenmerk

    1771856101

    Onderdeel

    Directie Democratische

    Rechtsorde

    Inlichtingen

    T (070) 320 44 00

    F (070) 320 07 33

    Uw kenmerk

    blad 1 van 1

    Aantal bijlagen Een

    postadres

    Postbus 20010

    25oo EA Den Haag

    Landelijk Officier van Justitie

    Terrorismebestrijding

    Mevrouw mr. P.M.H. van der Molen-Maesen

    Postbus 396

    3000 AJ Rotterdam

     

    Onderwerp

    Ambtsbericht

     

    De Binnenlandse Veiligheidsdienst venlcht in het kader van zijn wettelijke taken ondermeer onderzoek naar fenomenen en maakt op basis hiervan analyses.

    Als resultaat van een onderzoek naar het fenomeen Takfir Wal Hijra is een analyse vervaardigd. waarin de theoretische basis van de verschillende varianten van deze stroming binnen het radicale (slamisme wordt uiteengezet. Bij de totstandkoming van de studie is gebruik gemaakt van gezaghebbende openen gesloten bronnen.

     

    HET HOOFD VAN DE BINNENLANDSE VEILIGHEIDSDIENST,

    S.J. van Huist

     

    04/02 ’03 DIN 13:08 [TX/RX NR 51931


    pagina 1 van 5

    Bijlage 1 bij BVD-briefnr. 1771656101

    Takfir en Jihad

    Centraal binnen de ideologie van de gewelddadige politieke islam staat het begrip “takfir». Takfir betekent: het tot kafir (ongelovige) verklaren van een persoon of een groep personen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een “kafie’die van origine dit brandmerk verdient en de “kafir” die dit stempel krijgt opgedrukt. omdat hij zich schuldig maakt aan geloo”fval. Het eerste geval heeft betre kking op niet-moslims als joden en christenen, het tweede geval op moslims.

    Het begrip “jihad”, dat in het Westen doorgaans vertaald wordt met de term “heilige oorlog”, heeft in de context van de gewelddadige politieke islam de betekenis van “gewapende strijd”. De jihad is binnen de leer van de orthodoxe islam aan strikte regels gebonden, Dit noemt niet weg dat spirituele leiders van islamitische terreurorganisaties, die doorgaans geen schriftgeleerde (alim, enkelvoud van ulama) zijn, zo hun eigen opvattingen aangaande takfir en jihad huldigen. In het algemeen wordt gesteld dat de jihad is toegestaan, indien de islam tegen externe of interne vijanden dient te worden verdedigd. Externe vijanden waren/ zijn bijvoorbeeld de Sovjet-Unie, Frankrijk, israel en de Verenigde Staten. Interne vijanden zijn bijvoorbeeld de eigen “ongelovige” regeringen.

    Aanhangers van de gewelddadige politieke islam beschouwen joden en christenen, de “westerling» in het algemeen, a priori als “kafir”. Of zij door middel van een jihad mogen worden bestreden, hangt af van het antwoord op de vraag of zij al dan niet een acute bedreiging voor de islam vormen.

    Welke moslim tot “kafir” mag worden gebrandmerkt, hangt van de zienswijze van de desbetreffende stroming of groepering af Wordt een moslim eenmaal als “kafir” beschouwd, dan kunnen de consequenties voor hem verstrekkend zijn. De implicate hiervan is namelijk dat de desbetreffende moslim zich schuldig maakt een geloofsafval en op geloofsafval staat volgens de leer van de islam de doodstraf.

    De meeste nationaal georiënteerde islamitische terroristische groeperingen voeren een jihad tegen de representanten van de staatsmacht. Alle representanten hiervan verdienen het stempel “kafir’, omdat de staat aan zijn islamitische onderdanen wetten oplegt die niet van goddelijke oorsprong zijn. Deze wetten zijn doorgaans van westerse origine en goedgekeurd door parlementen die daarmee de shari’a, die is gebaseerd op het geopenbaarde Woord van Allah en de handelwijze en uitspraken van de Profeet, terzijde schuiven, in de ogen van islamisten in het algemeen komt het accepteren van door mensen gemaakte watten neer op blasfemie.

    De stroming waaronder de groepering Takfir Wal Hijra valt, gaat in de toepassing van de takfirideologie een flinke stap verder, met alle gevolgen van dien.

    Tawhid U it de Arabischtalige geschriften die onder de onderhavige groep moslimextremisten circuleren en de door de BVD ingewonnen inlichtingen kan worden vastgesteld, dat de ideoloog van de stroming waartoe zij behoren de in 1959 geboren Palestijn Abu Muhammad Asem al-MaqdIsi is. Hij werd in 1994 op grond van zijn uitspraken en activiteiten in Jordanië gearresteerd en verbleef tot voor kort in Jordaanse gevangenschap.

    04/02 ’03 DIN 13:08 [TX/RX NR 51931 la


    pagina 2 van 5

    Bijlage 1 bij BVD-briefnr. 1771656101

    In een interview met hem dat in het islamitische tijdschrift Nida’ui Islam (De Roep van de Islam) werd gepubliceerd, verklaart al-Maqdis! dat zijn denken in hoge mate is beTnvloed door de geschriften van Muhammad Bin Abd al-Wahhab en diens volgelingen. Het betreft hier de 18de eeuwse grondlegger van de Wahhabitische islam, de ultra-orthodoxe versie van de islam in Saoedi-Arabië. De eerste aanhangers van het Wahhabisme noemden zichzelf «al-Muwahhidun», dat wil zeggen, aanhangers van de islamitische doctrine van de utawhid” (unitariërs).

    Het begrip “tawhid’ heeft op de eerste plaats betrekking op de doctrine van de eenheid van Allah (“er is geen God behalve Allah”, het eerste deel van de islamitische geloofsbelijdenis). Daarnaast verwijst het naar de eenheid van alle moslims, het fundamentele uitgangspunt van de Saoedische staatsislam. Voor de “muwahhidun» heeft de moderne natie-staat geen enkele betekenis. Een moslim ontleent zijn identiteit niet aan zijn paspoort, maar aan het gegeven dat hij deel uitmaakt van één islarnifische ‘.natie’, de umma. Na de dood van de Profeet werd deze «umma” bestuurd door een kalief die zich zich uitsluitend gebonden wist aan de in de goddelijke openbaringen vervatte religieuze wetten. Afghanistan-veteranen die de «intemationalisbsche» stroming binnen de politieke islam volgen, behoren tot deze stroming van de “muwahhidun» (unitariérs).

    Organisaties die de tawhid-ideologie hoog in het vaandel voeren zijn vaak herkenbaar aan hun naam. Zo komt de naam mjarnallat al-Tawhid- (Groepering van de Tawhid) dan ook regelmatig voor. Hierbij zij nadrukkelijk vermeld dat niet alle organisaties, stichtingen en dergelijke die de term ‘tawhid” In hun naam voeren a priori een extremistische (gewelddadige) inslag hebben. Vele van hen zijn zuiver religieus en missionair van aard.

    Maqdisi is blijkens zijn eigen geschriften een fel tegenstander van partijvorming en democratie. Hij streeft naar het herstel van de eenheid van de islamitische «umma» die door een kalief op exclusieve basis van de shari’a geleid wordt. Zo hebben de moslimextremisten die in de sfeer van de Takfir Wal Hijra figureren het leiderschap aanvaard van de in Groot-Brittanië woonachtige Palestijnse Afghanistan-veteraan Abdellah AL RIFAEE (ABU ISSA), die in 1990 tot kalief werd benoemd.

    Teneinde het doel van de islamitische eenwording te bereiken legt de al eerder genoemde Maqdisi sterk de nadruk op de rol van de geloofsverkondiging (de’wa). DR neemt niet weg dat voor hem het middel van de jihad een even belangrijke plaats inneemt. Hij spreektzich hierover in het eerder aangehaalde interview in niet mis te verstane bewoordingen uit. Naar zijn opvatting is de gewapende strijd tegen alle »ongelovige en afvallige” regimes in de Arabisch-islarnitische wereld geoorloofd. Voor hem heeft de jihad tegen hen en tegen hun “helpere zelfs prioriteit boven de strijd tegen Israël. Met de “helpers” bedoelt ai-Maqdisi islamitische schriftgeleerden (ulama) die religieuze decreten (fatwa’s) uitvaardigen die de regering welgevallig zijn en haar beleid ondersteunen.

    Hoewel islamisten in het algemeen veelal een ambivalente houding aannemen ten aanzien van het islamitisch establishment van de schriftgeleerden , die vanuit invloedrijke islamitische instituties traditioneel een groot stempel drukken op de staatsislam, heeft Maqdisi’s afkeer van deze islamitische gevestigde orde gevaarlijke implicaties. Met zijn standpunt impliceert hij namelijk dat ook regeringsgezinde schriftgeleerden geen goed moslim zijn en daarmee plaatst hij zichzelf op een hoger plan. Een dergelijke denkwijze is ook te vinden bij groeperingen die zich tooien met benamingen als

     

    04/02 ’03 DIN 13:08 [TX/RX NR 51931


    pagina 3 van 5

    Bijlage 1 bij BVD-brieffir. 1771656101

    “Jame ‘at af-Muslimin’ (JM, Groepering van de Moslims) en Tekfir Wel H#ra (TWH: Excommmunicatie en Emigratie).

    Jama’at al-Mustimin en Takfir Wal Hijra

    De benaming Takfir Wal Hijra (TWH) is onverbrekelijk verbonden met een Egyptische organisatie uit cie jaren ’60 en ’70 onder leiding van ene Sbukri Mustafa. Hij word in 1978 samen met vier van zijn volgelingen in Egypte ter dood veroordeeld en geëxecuteerd. Aan zijn rechtszaak. waarin de veroordeelde leider in de gelegenheid werd gesteld zijn opvattingen uiteen te zetten, werd destijds in de media zeer veel aandacht geschonken. Door toedoen van de pers raakte zijn groepering onder het Egyptische publiek bekend onder de naam Tak-fir Wal Hijra, Deze belde begrippen «excommunicatie, en ’emigratie” vormden belangrijke, maar niet de belangrijkste, uitgangspunten van zijn ideologie. ]n werkelijkheid had Shukri Mustafa aan zijn beweging verschillende andere benamingen gegeven, waarvan “Jama’at af-Muslimin» er één was.

    Het leidende beginsel van Mustafa’s leer had betrekking op de volledige verwerping van de shaffa. Hij was de mening toegedaan dat de shari’a tot stand was gekomen op basis van feilbare menselijke inzichten. Daarom bepleitte hij een terugkeer naar de belangrijkste bron van de religieuze wetgeving. de Koran. Een moslim diende zijn geloof uitsluitend op de inhoud van de Koran, dat wil zeggen het Woord Gods, te baseren. Met deze opvatting viel Mustafe niet alleen de islamitische schriftgeleerden en hun instituties aan, maar de samenleving als geheel. In zijn ogen verdienden de meeste moslims het stempel “kafi r” (~. Tot de «Jama’at al-Muslimin’ konden derhalve alleen die moslims toetreden die zijn denkbeelden deelden.

    Om niet in een dergelijke ongelovige en afvallige samenleving te hoeven leven en er door te worden besmet adviseerde hij zijn GroepeKng van Moslims te emigreren, zoals ook de profeet Muhammad in zijn tijd van liet heidense Mekka naar de stad Medina was geëmigreerd (bLraj- Zo emigreerden de volgelingen van Shukri Mustafa naar de Egyptische woestijn om van daaruit de islamitische gemeenschap in haar zuivere vorm weer op te bouwen.

    Ook in de jaren ’90 zijn verschillende groeperingen actief onder de namen “Jama’at al-Musljmjn” en “Tekfir Wal Hijra*. Evenals dat bij de benaming Jamaat al-Tawhid het geval is, is de na ” amgeving illustratief ten aanzien van de ideologische oriëntatie. Uit open bronnen zijn voorbeelden aan te halen van aanslagen met dodelijke afloop van TWH- dan wel JM-aanhangers op moskeebezoekers en parlementsgebouwen. De gemelde incidenten hebben betrekking op diverse landen als Soedan en Trinldad & Tobago.

    De Algerijnse GIA is het meest spraakmakende voorbeeld van een groepering die de takfiddeologie tot het extreme in de praktijk heeft gebracht. Deze terroristische organisatie begon met aanslagen op vertegenwoordigers van de staatsmacht, maar leeft zich sinds enkele jaren uit in ware slachtpartijen onder de eigen bevolking. Elke vorm van dialoog met de “afvallige» machthebbers wordt door de GIA uitgesloten. Er zijn indicaties dat de GIA is gdinfiltreerd door voormalige Afghanistan-strijders die deel uitmaken van de Algerijnse variant van de TWH, Gezien de negatieve ontwikkeling die de GIA heeft doorgemaakt lijkt deze veronderstelling niet geheel onaannemelijk.

     

    04/02 ’03 DIN 13:08 [TX/RX NR 51931 20

    pagina 4 van 5

    Bijlage 1 bij BVD-brieffir. 1771656101

    Ook in de kring van de Algerijnse moslimextremisten in Nederland duiken de benamingen «Jama’ at-af Tawhid”, ‘Jama’at al-Muslimin» en Takt7r Wal H~ra telkenmale op. Niet alleen de onder hen circulerende Ambischtalige geschriften, maar ook hun gedragingen en de over hen verkregen inlichtingen werpen een licht op hun heimelijke religieus-poiitieke bedoelingen. Ter afsluiting van deze inleiding zal op dit laatste nader worden ingegaan.

    Criminaliteit in dienst van een religieus-politieke ideologie

    ‘En weet, dat wanneer jullie iets buitmaken, dat dan aan God een vijfde deel toebehoort en aan de gezant, de verwanten, de wezen, de behoeftigen en hij die onderweg is. als jullie geloven in God en wat Wij tot Onze dienaar hebben neergezonden op de dag van het reddend onderscheidingsmiddel, de dag dat de belde troepenmachten tot een treffen kwamen, God is almachtig” (vers 41 van de Soerat al-Anfaal, het hoofdstuk van de guit, in de Koranvertaling van Fred Leemhuis, pag. 126).

    Hoewel de leidende figuren van de Jama’at al-Tawhid c.q. Takfir we’L-Hijra c.q. Jama’at al-Muslimin het niet eens zijn over het definitieve antwoord op de vraag of het plegen van diefstal door de volgelingen geoorloofd is, komen deze en vergelijkbare vormen van criminaliteit onder de desbetreffende moslimextremisten op grote schaal voor. De Palestijnse okalier Abdellah AL RIFAEE (Abu ISSA) is evenwel de mening toegedaan dat diefstallen geoorloofd zijn, omdat sprake is van een oorlogstoestand. Hij doelt hiermee ongetwijfeld op het gegeven dat zijn volgelingen zich bevinden op het grondgebied van de zogenoemde ‘der al-harW, het huis van de oorlog. Met deze term wordt traditioneel dat deel van de wereld aangeduid dat niet behoort tot de ‘dar al-islam” het huis van de islam. Het spreekt voor zich dat de inwoners van de ‘dar al-harb” van origine “kuffar” (mv. van kafir) zijn. Zij mogen worden benadeeld ter verdediging van de islam.

    Het geld dat langs criminele weg wordt opgebracht zou bestemd zijn voor de broeders in Pakistan, Soedan en Eritrea. Van enkele tot de onderhavige groep behorende personen is bekend, dat zij banden hebben met Algerijnse GIA-cellen die in 1995 betrokken waren bij de bomaanslagen in Frankrijk. Dit doet vermoeden dat opbrengsten uit criminaliteit ook richting Algerije gaan. In eik gevel staat vast dat een vijfde deel van de door diefstal. inbraak of zakkenrollerij verkregen buit een religieuze bestemming krijgt. Welke precies is vooralsnog onbekend, Aangezien de islamitische delinquenten veelal illegaal in ons land verblijven en geen deel uitmaken van de beroepsbevolking. mag worden aangenomen dat het restant wordt aangewend om in het eigen levensonderhoud te voorzien. De religieuze drijfveren van criminaliteit komen soms ook aan het licht in geval van heling van gestoten goederen als video- of andere apparatuur. Zo komt het voor dat aan de potentiële afnemer wordt gevraagd of het aan te kopen goed voor religieuze of profane doeleinden zal worden gebruikt.

    Pakistan neemt met betrekking tot de doelstellingen van de groepering een centrale plaats in. Zo zou de wederopbouw en unificatie van het islamitische kalbat vanuit Pakistan moeten worden geïnitieerd. Dit betekent dat Pakistan voor hen het uitverkoren land van de “hijra’ is.

    Tenslotte lijkt althans een deel van de groep in kwestie enige distantie te betrachten ten opzichte van hun geloofsgenoten. Zo werd geconstateerd dat enkelen pas de moskee betreden voor de verrichting van het gebed, als andere moskeegangers het gebouw verlaten hebben. Daarnaast zijn zij kieskeurig in de acceptatie van de imam onder wiens leiding zij het gebed dienen te verrichten. Hoewel moslims

     

    04/02 ’03 DIN 13:08 [TX/RX NR 51931 la 0


    pagina 5 van 5

    Bijlage 1 bij BVD-briefinr. 1771656101

    in het algemeen op zoek zijn naar een moskee of imam die aansluit bij de persoonlijke geloofsbeleving of religieus-politieke standpunten, is hier eerder sprake van een voor de TWH of JM kenmerkende gedragswijze.

     

    04/02 ’03 DIN 13:08 [TX/RX NR 51931 1101