• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Criminele geheime agenten

    Aflevering 14 van 9 april 1999

    Criminele geheim agenten

    De politie mag van de politiek niet meer met criminele burgerinfiltranten werken. De politie is echter niet het enige overheidsapparaat dat criminele burgers als infiltrant inzet. Dat doet de BVD ook. Maar het wordt de BVD vooralsnog niet verboden met criminele burgerinfiltranten te werken. Dat is volgens mij een probleem, met name omdat dan niet valt uit te sluiten dat de BVD ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten zal doen wat de politiek de politie thans verbiedt.
    Het is een feit van algemene bekendheid dat inlichtingen- en veiligheidsdiensten hun kennis voor het grootste deel halen uit openbare bronnen. Er wordt gezegd dat inlichtingen- en veiligheidsdiensten en dus ook de BVD hun kennis voor 80 tot zelfs 95% uit open bronnen halen. De rest van de informatie verzamelt de BVD deels door het onderscheppen van (gecodeerd) berichtenverkeer, deels door de inzet van informanten en geheim agenten. Blijkens artikel 21 van het wetsontwerp over de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, dat bestaande praktijk formaliseert, zijn de inlichtingen- en veiligheidsdiensten bevoegd tot de inzet van `natuurlijke personen’ (lees: burgerinformanten en -agenten) om gericht gegevens te verzamelen `omtrent personen en organisaties die voor de taakuitvoering van een dienst van belang kunnen zijn’.


    De informant vertoont tot op zekere hoogte gelijkenis met de burgerinformant die voor de Criminele Inlichtingendienst (CID) van de politie werkt. Het gaat om een burger die incidenteel informatie aanlevert over een onderwerp en over personen waarin de diensten zijn geïnteresseerd. De geheim agenten zijn óók burgers. Anders dan de informanten leveren zij structureel informatie aan over onderwerpen en personen en worden zij daartoe door de plaatselijke politie (de Regionale Inlichtingendienst) ten behoeve van de BVD gerund. Sommige van deze burgers worden zelfs geworven om in bepaalde samenwerkingsverbanden door te dringen, in het `Nijmeegse actiewezen’ bijvoorbeeld; zie hierover het recent bij de Papieren Tijger verschenen boek Operatie Homerus van het Onderzoeksburo Inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De geheim agent vertoont zo beschouwd in elk geval veel gelijkenis met de gestuurde burgerinformant die ten behoeve van de CID werkt. Maar blijkens het derde lid van ontwerp-artikel 21 ten slotte mag de `natuurlijke persoon’ op instructie van de dienst ook meewerken aan strafbare feiten en deze zelfs geheel zelfstandig plegen. Een burger die dergelijke acties verricht, is dan te vergelijken met de burgerinfiltrant die door de CID wordt gerund.
    Er zijn behalve de werkwijzen meer overeenkomsten tussen de politie en de BVD. Dat betreft onder meer hun werkterreinen. Zo houdt de BVD net als de politie zich blijkens haar jaarverslag over 1997 onder andere bezig met onderzoek naar vormen van ambtelijke corruptie, terrorisme en georganiseerde misdaad. Op basis van informatie van het Openbaar Ministerie en de politie is de BVD zelfs enkele zelfstandige onderzoeken gestart naar gevallen van (offensieve) contra-strategieën door misdaadorganisaties. Onder dit laatste verstaat de BVD: pogingen (en vermoedelijk ook wel geslaagde acties/JB) van misdaadorganisaties om opsporing en vervolging te verstoren door contra-observatie, corrumpering, intimidatie en andere vormen van bedreiging van politie en justitie.
    Eén en één is twee. De BVD kan burgers als infiltranten inzetten ten dienste van de taakuitoefening. Tot de taakuitoefening behoort onderzoek naar georganiseerde misdaad. De BVD kan dus bij het onderzoek naar de georganiseerde misdaad burgerinfiltranten inzetten. Maar één en één is nog geen drie. Kan de BVD criminele burgers als infiltrant inzetten? Nu moet worden opgepast voor een semantisch spel. Want wie is een crimineel? Goed, dat is die man of vrouw die met dat balkje over zijn of haar ogen in de krant staat. Maar verder? Is iemand al crimineel als hij criminele antecedenten heeft of verdient hij die definitie pas als hij een concreet strafbaar feit beraamt of pleegt? Ik weet het niet. Maar hoe dit ook zij, het wetsontwerp op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten sluit het werken met een criminele burgerinfiltrant niet uit. Nu geldt dat laatste ook voor de Wetsontwerp Bijzondere Opsporingsbevoegdheden (Kamerstukken II 25 403), waar regels worden gegeven over infiltratie ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten. Blijkens de nieuwe artikelen 126w en 126x van het Wetboek van Strafvordering kan de officier van justitie onder zekere voorwaarden met een persoon die geen opsporingsambtenaar is (een burger) een overeenkomst aangaan om deze persoon in een misdadig verband te laten infiltreren. Nergens staat dat deze burger geen crimineel mag zijn, wat dat ook moge wezen. Maar het PvdA-kamerlid E. Kalsbeek-Jasperse diende een motie in met de strekking dat de politie niet met criminele burgerinfiltranten mag werken, omdat van criminele burgerinfiltranten niet valt na te gaan of zij betrouwbare informatie leveren of niet (Kamerstukken II 1998/99, 25 403, nr. 33). Deze motie werd aanvaard, met alleen de stemmen van het CDA tegen (Handelingen 1998/99, p. 30-2146). In theorie is het mogelijk dat de Tweede Kamer een vergelijkbare motie aanvaardt over criminele burgerinfiltranten en de BVD. Maar zoals hieronder zal blijken is vooralsnog niet zonder meer aannemelijk dat de Kamer dit standpunt zal innemen.Op 22 maart jl. organiseerden het onderzoeksbureau Jansen en Janssen en het blad VD AMOK (een uitgave van de Vereniging Dienstweigeraars en het Antimilitaristies Onderzoekskollektief) in samenwerking met de Balie een discussie-avond over de nieuwe wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Aan die discussie namen onder andere deel de Tweede Kamerleden A. Harrewijn (GroenLinks), A. Nicolaï (VVD) en G.J. van Oven (PvdA). Desgevraagd gaf Nicolaï toe dat het werken met (burger)infiltranten een zeker risico inhoudt. De beslissing van de groep waarbinnen deze infiltrant opereert om een bepaalde actie te ondernemen is vaak het resultaat van een dynamisch proces, waarin de rol van de infiltrant niet altijd even duidelijk is. Het is dus zeer wel mogelijk dat de infiltrant aanzet tot het plegen van strafbare feiten, die de groep anders niet zou hebben gepleegd. Dit risico wordt nog vergroot door het gebruik van criminele burgerinfiltranten en klemt des te meer daar waar de criminele burgerinfiltrant werkt voor de BVD, aangezien er vooraf noch achteraf in het openbaar verantwoording behoeft te worden afgelegd over de infiltratie-activiteiten. Toch beantwoordden zowel Nicolaï als Van Oven de vraag of zij het gebruik van criminele burgerinfiltranten door de BVD wilden verbieden met een onomwonden: `neen’. Hun beider partijen steunden wél Kalsbeeks motie tegen de criminele burgerinfiltrant in de opsporing.
    De hoge aaibaarheidsfactor van de criminele burgerinfiltrant voor het inlichtingenwerk is opvallend. Ik vraag mij af of de Kamerleden het gevaar zien dat zij mede in het leven dreigen te roepen. De politie heeft tot taak het doen van onderzoek naar georganiseerde criminaliteit. De BVD ook. De politie krijgt een onvoorwaardelijk verbod om met criminele burgerinfiltranten te werken. De BVD niet. Maar de politie zal graag met criminele burgerinfiltranten werken, omdat die zich nu eenmaal gemakkelijker in het criminele milieu bewegen dan politie-infiltranten daarin doordringen (Jos Slats, Under covers verliezen van de onderwereld VN, 17 juni 1995). Dus de BVD en de politie kunnen afspreken dat de BVD een criminele burgerinfiltrant in het criminele circuit runt en dat de BVD voor de opsporing relevante informatie doorgeeft aan de politie. De BVD-agenten hebben geen opsporingsbevoegdheid, maar dat geeft niet want van opsporing is geen sprake. Men verzamelt slechts informatie. Het maken van een afspraak tussen de BVD en de politie is niet eens zo moeilijk. De BVD-ambtenaren die de infiltranten runnen zijn als gezegd vaak lokale politieambtenaren die werkzaam zijn bij de regionale (politieke) inlichtingendienst (RID). Als er al geen sprake is van een personele unie, dan zit de CID bij wijze van spreken bij de RID om de hoek. De CID zal de samenwerking met de RID natuurlijk proberen te verbergen. Zij wil de infiltrant beschermen, zij wil niet dat bekend wordt dat er toch criminelen zijn die voor de politie infiltreren en zij wil elke schijn van misbruik van bevoegdheid vermijden. Er vallen namelijk behalve argumenten vóór de rechtmatigheid van een dergelijk optreden ook argumenten tegen aan te voeren. Politieambtenaren vermijden liever een discussie waarbij de uitkomst van te voren niet vast staat, want valt het verkeerd uit, dan gaat de boef vrijuit. Maar door de geheimhouding zal de schijn van misbruik sterker worden, waardoor de politie nog krampachtiger zal proberen te verbergen wat er is gebeurd, net zo lang tot iedereen van misbruik is overtuigd en dan wordt het van lieverlee tijd voor weer een parlementaire enquête.

    Het parlement moet begrijpen dat politiemensen zijn aangesteld om boeven te vangen en dat zij, als dat zo uit komt, creatief omgaan met bevoegdheden; het parlement moet zich realiseren dat de tijd voorbij is waarin we konden volstaan met roepen dat dat geen pas geeft; het parlement moet dus kiezen. Of: met een criminele burgerinfiltrant mag niet worden gewerkt omdat niet kan worden gegarandeerd dat hij betrouwbaar is en dan mag ook de BVD niet met hem werken; of: de inzet van een criminele burgerinfiltrant is toegestaan, onder de voorwaarde dat voldoende garanties kunnen worden gegeven dat hij betrouwbare informatie zal aanleveren en dus bijvoorbeeld personen niet onrechtmatig uitlokt (dat geldt natuurlijk voor de inzet van elke infiltrant). Dan kunnen in beginsel zowel de politie als de BVD met hem werken, al zal ook in het geval van de BVD controle moeten worden uitgeoefend. Als de Tweede Kamer de opvolger van de BVD, de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, de bevoegdheid wenst te geven met criminele burgerinfiltranten te werken, dan moet zij haar motie over de politiële criminele burgerinfiltrant herzien. Wil zij die motie niet herzien, dan moet zij zich beraden op haar standpunt inzake de desbetreffende bevoegdheid in de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Mijns inziens moet het verbod aan de politie om met een criminele burgerinfiltrant te werken zich dan ook uitstrekken tot de BVD, tenzij de BVD zich niet langer bezighoudt met zaken die strafbare feiten opleveren. Dan kunnen we de BVD overigens net zo goed opdoeken.

    J.L.M. Boek
    (universitair hoofddocent Willem Pompe Instituut, UU)