Nog geen 5 jaar na de invoering van de nieuwe inlichtingenwet blijkt deze alweer te krap, en klinkt de roep om de bevoegdheden te verruimen. Hiermee lijkt de geschiedenis zich opnieuw te herhalen, waarin de wet telkens wordt opgerekt om illegale operaties van inlichtingendiensten te legaliseren.
BRANDHOUT
Gepubliceerd in Ravage
16 juni 1994 is een dag die geschiedenis maakte in de wereld van de Nederlandse inlichtingendiensten: die dag werd een barstje geschoten in de dikke muren van het bolwerk van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD). Door een uitspraak van de Raad van State bleek het mogelijk om, onder voorwaarden, inzage te krijgen in gegevens die de BVD verzameld had. Dit had verstrekkende gevolgen. De uitspraak van de Raad van State was namelijk op zijn beurt weer gebaseerd op een uitspraak van het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) uit 1993. En deze uitspraak stelde strenge eisen aan wetgeving op het gebied van bevoegdheden van inlichtingendiensten en op het gebied van controle op deze bevoegdheden. Hierdoor was het onmogelijk geworden voor inlichtingendiensten om verder ongecontroleerd hun gang te gaan, zoals de praktijk tot op dat moment was.
Nadat de eerste paniek enigszins weggeëbd was, besloot de regering tot een korte periode van bezinning. Deze bezinning leidde uiteindelijk tot de beslissing om een nieuwe Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV) te schrijven. Het wetsontwerp is nu klaar en in de eerste week van April aan de Tweede Kamer gestuurd. De WIV zal waarschijnlijk aan het einde van 1998 of het begin van 1999 besproken worden in het Parlement.
Dit artikel laat zien wat er door de nieuwe WIV verandert.