• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Anita, Maartens vriendin

    ‘Ik ben ervan overtuigd dat Maarten is aangeklaagd omdat hij anderen hielp’, stelt Anita, Maartens vriendin. ‘Iemand die in dit soort situaties niet aan zichzelf denkt maar solidair is met anderen, is volgens mij in de ogen van de politie het meest gevaarlijk. Ik denk dat ze wilden laten zien dat anderen niet zo solidair met hem zouden zijn. Dat is dan flink tegengevallen.’

    Anita was in 2001 met Maarten in Göteborg. Zij klom niet over de containers die het gymnasium omringden, hij wel. ‘Toen de politie op ons begon in te slaan, verloor ik Maarten uit het oog. Daarna stond hij niet meer op de container, dus ik dacht: yes, hij is gesprongen. Vervolgens zag ik hem op de grond liggen, terwijl agenten op hem insloegen. Ik liep er naar toe en zei dat ik wilde weten of het goed met hem ging. Ik riep een paar keer, maar Maarten reageerde niet; ze hadden gezegd dat ze hem zouden doodslaan als hij zich zou bewegen. Het schoot even door mijn hoofd, een paar seconden, dat hij misschien dood was. Meteen daarna dacht ik: hij is gewoon bewusteloos.’ Eén van de agenten grapte dat Maarten heus nog leefde en duwde haar weg. Het emotioneert haar nog steeds. ‘Hij lag daar en ik kon niets doen. Die paar seconden dat je denkt dat hij misschien dood is, vergeet je niet gauw.’

    Vervolgens werden alle aanwezigen gearresteerd. ‘We hebben uren op de grond gelegen. Ik had twee dingen in mijn hoofd: ik moet niet laten zien dat ik bang ben en ik moet er achter komen hoe het met Maarten is.’ Die nacht probeert ze daar op allerlei manieren achter te komen. Als ze de volgende ochtend vrijkomt, wordt duidelijk dat Maarten is gearresteerd en zal worden uitgezet.

    Maanden later komen ze er achter dat Maarten wordt gezocht. Anita krijgt last van slapeloosheid. ‘Iedere seconde van die avond ging keer op keer door mijn gedachten. Ik zei tegen mezelf: ik moet sterk zijn, we moeten ervoor vechten dat Maarten niet naar Zweden gaat, maar er is een verschil tussen wat je beslist en wat er in je hoofd gebeurt. Onbewust uitte de stress zich in slapeloosheid.’

    Zowel Maarten als Anita voerden vaker actie en waren zich bewust van het risico daarbij gearresteerd te worden. Toch is het moeilijk als het iemand overkomt die dichtbij je staat. ‘Als het jou gebeurt, moet je gewoon sterk blijven. Nu kijk je hulpeloos toe.’ In het begin speelde mee dat er geen officiële aanklacht was. ‘Wat moest hij doen? Onschuldig naar de gevangenis gaan of ergens onderduiken? Maarten besloot het proces aan te gaan; afscheid nemen van het leven dat je daarvoor leidde en altijd over je schouder moeten kijken, is ook niets.’

    In het begin hielden ze het stil. ‘We wilden eerst zoveel mogelijk informatie verzamelen. Maarten twijfelde of hij zich zou melden of zou wachten tot ze hem kwamen halen. Steeds kwam er nieuwe informatie over de Zweedse situatie en leek het beter nog even te wachten. Tegelijk wil je dat het zo snel mogelijk achter de rug is.’ Ondertussen was er de angst dat Maarten zou worden opgepakt. ‘Het was bizar: als ik naar zijn huis ging, keek ik eerst of er geen stillen op straat stonden. Hij had altijd licht op zijn fiets. Als ik geen licht had en er zou politie zijn, dan zouden we doen alsof we elkaar niet kenden.’

    Het stel probeerde toch niet alles door de dreigende uitlevering te laten beheersen. ‘Ik ging wel minder op vakantie en ook minder naar acties in het buitenland. Maarten vond het belangrijk dat ik dat wel deed, maar ik wilde hem er niet mee confronteren dat hij niet meekon. Later zijn we vaker leuke dingen gaan doen: uit eten, naar de bioscoop. We werkten allebei veel, dat was ook een manier om het weg te stoppen.’

    In het begin werkte zij één dag overdag, de rest ’s avonds. ‘Als ik ’s nachts niet sliep, kon ik dat overdag een beetje inhalen. Soms sliep ik niet. Ik werkte in een bibliotheek en in een restaurant van een moeder en dochter waarmee ik erg bevriend was geraakt. Het was moeilijk dat ik hun in het begin niets kon vertellen. Als ik ruzie had gehad met Maarten, begrepen zij niet waarom het voor mij belangrijk was om het snel met hem goed te maken; ik wilde niet dat hij gearresteerd zou worden en we vlak ervoor nog hadden geruzied.’

    In al die jaren was de toekomst van het tweetal onzeker. ‘In zo’n situatie ga je dromen over wat je gaat doen als het afgelopen is. Maarten zou de fietsenmakeropleiding gaan volgen of geschiedenis studeren. We konden nu niet reizen, dus bedachten we waar we later naartoe zouden gaan: Berlijn, Barcelona, een wereldreis.’ Over het oppakken van het normale leven, dachten ze nauwelijks na. Dat blijkt hun allebei moeite te kosten. ‘Opeens zijn de emoties die steeds boven ons hoofd hingen voorbij. Maar hoe ga je daarmee om? Alles kan weer, maar hoe? Het is echt raar, Zweden is zo’n onderdeel van ons leven geworden dat je het nauwelijks kunt loslaten. Je moet verder, maar je kunt niet doen alsof er niks gebeurd is.’

    Misschien helpt het, als Maartens Zweedse advocaat de agenten die tegen Maarten getuigden, aanklaagt. Anita vindt het schandalig dat Maarten niet meteen is vrijgesproken. ‘Er was genoeg bewijsmateriaal, maar de rechters wilden niet toegeven. Het liefst zou ik natuurlijk willen dat de verantwoordelijke politiechef wordt bestraft, dat heeft internationaal effect. Maar als bekend wordt dat de agenten bewust iemand die onschuldig was, hebben vervolgd en als daardoor rechtszaken van anderen heropend zullen worden, ben ik ook tevreden.’

    Eén ding is zeker: ze stopt niet met actievoeren. ‘Zolang ik kan lopen, ga ik op de barricaden staan. Doordat het door Maarten zo dichtbij is gekomen, kan ik me voorstellen hoe het is om gearresteerd en opgesloten te worden. Daar ben ik ook niet bang voor, wel voor fysieke pijn. Zeker na wat ik in Göteborg en een maand later in Genua bij de G8 heb gezien. Ik ben naar Genua gegaan om te laten zien dat we misschien bang waren, maar dat we het belangrijker vonden onze stem te laten horen, ook al probeerden ze ons van tevoren af te schrikken door te waarschuwen dat demonstranten heel hard zouden worden aangepakt. Toch kwamen honderdduizenden mensen naar Genua, terwijl iedereen heeft gezien hoe in Göteborg op demonstranten is geschoten.’