‘Gezien de veel grotere belasting van een uitleveringsproces én een strafzaak in een vreemd land voor de betrokkene, zouden de waarborgen voor een uitleveringszaak veel groter moeten zijn’, vindt Erica Sant, naast Maartens moeder ook juriste. ‘De vraag is nu: zou hij het gedaan kúnnen hebben. Lag hij niet in het ziekenhuis op dat moment, of was hij in het buitenland, terwijl in een gewone strafzaak de onschuldpresumptie voorop staat.’
De staat zou eigen burgers meer moeten beschermen, vindt ze. ‘Als Jantje thuiskomt en de meester zegt dat hij dit en dat heeft gedaan, dan zegt een moeder ook “pardon, zo ken ik Jantje niet”. Ze roept niet meteen “geef hem maar een pak rammel”. Er zouden meer eisen gesteld moeten worden aan het bewijsmateriaal dat voor handen is. Het is niet de bedoeling, in deze gekozen constructie, dat de aangezochte staat het onderzoek van de verzoekende staat voorkookt, maar in zo’n geval als dat van Maarten, waarbij er al bij voorbaat twijfel was of hij schuldig was, wordt duidelijk dat de marginale toetsing niet voldoet. De vorm waarvoor de Duitsers hebben gekozen: geen eigen burgers uitleveren, voldoet in dat opzicht veel beter. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan op deze manier net zo goed tot zijn recht komen.’
‘Nu wordt al te gemakkelijk gedacht: Zweden zegt het, dan zal het wel zo zijn. De desinteresse die daarvan uitgaat! Daarvan heb ik een bittere nasmaak: alléén Jan de Wit van de SP heeft zich echt in Maartens zaak verdiept. Dat is de enige, terwijl ik zo ongeveer alle grote politieke partijen heb aangeschreven.’ Ze zucht diep. ‘Het is wel heel gemakkelijk om te zeggen dat je met handen en voeten gebonden bent aan het uitleveringsverdrag. Dat is nog maar de vraag. Als je wilt kan het best anders. Ze hadden ook overdracht aan Nederland kunnen vragen. Misschien was dat trouwens niet zo gunstig afgelopen. Je moet er toch rekening mee houden dat ze hem hier schuldig hadden kunnen verklaren. Nu heeft Maarten in Zweden de gelegenheid gekregen de officier van justitie en de agenten op hun nummer te zetten, dat was wel een ongelofelijke goedmaker.’
Sant heeft haar vraagtekens bij het feit dat de minister van justitie de uiteindelijke beslissing neemt of iemand al dan niet wordt uitgeleverd. ‘Hij heeft een politieke functie terwijl het gaat om een puur juridische kwestie. Die dingen moeten niet door elkaar lopen. Het gaat allemaal op in een groter belang, waaraan individuele burgers worden opgeofferd. Uiteindelijk is er gebeurd waar ik steeds bang voor was: Nederland wil goede maatjes blijven met alle EU-staten en gaat niet in op zaken die dat in de weg kunnen staan.’
Ze ziet het terug in de strengere regelgeving in het kader van de antiterrorismewetgeving. ‘De minister van justitie heeft zoiets gezegd als: we moeten de dubbele strafbaarheid maar opgeven. Dan hoeft het feit waarvoor uitlevering wordt gevraagd niet meer strafbaar te zijn in het land van herkomst. Dat knaagt aan de persoonlijke rechten. De “angst voor het afwijkende” zorgt er in mijn optiek voor dat bepaalde groepen monddood gemaakt worden. Dat gebeurde in Zweden ook: een heleboel mensen, waaronder Maarten, werden opgesloten in die school.’ Fel: ‘Dat mag helemaal niet! Dat is wederrechterlijke vrijheidsbeneming en dat niet alleen: je ontneemt iemand het recht te demonstreren, het recht op vrijheid van meningsuiting. Ik vind dat we afstevenen op een repressieve samenleving en dat is dodelijk voor de democratie. Je hebt jonge idealisten nodig om een samenleving in beweging te houden. De Franse Revolutie is ook niet door zoete, brave burgers op gang gebracht. Verandering begint bij mensen met idealen, die daarvoor door het vuur gaan en desnoods burgerlijke ongehoorzaamheid aan de dag leggen. Je houdt je eigen ontwikkeling tegen door dat teveel te onderdrukken.’
Haar vertrouwen in de rechtsstaat heeft dan ook een flinke deuk gekregen. Bij het kort geding tegen de Nederlandse staat (op 5 augustus 2004) bleek de landsadvocaat zich bijvoorbeeld slecht te hebben voorbereid. ‘Maartens advocaat, Viktor Koppe, kreeg veel ruimte voor zijn verhaal en kon zelfs een paar argumenten van de landsadvocaat onderuit schieten. Dan heb je lichte hoop op een andere uitkomst. Achteraf kun je je afvragen hoe realistisch die hoop was.’ In feite stond de uitkomst vast. ‘Die trein reed en was niet meer te stoppen. Dat is het schokkende aan het geheel: het moest gewoon gebeuren. En met zulke stompzinnige argumenten… Waarschijnlijk heeft Viktor zoveel ruimte gekregen om te voorkomen dat men achteraf zou zeggen dat hij geen kans had gehad om zijn cliënt te verdedigen.’
Koppe gebruikte in de laatste rechtszaak als argument tegen uitlevering dat Maarten nog lang in Zweden zou vastzitten voor hij zijn straf in Nederland zou kunnen uitzitten. ‘Het belangrijkste is dat er dan een terugleveringsprocedure gestart moet worden; die duurt lang. Daarnaast zou Maarten in Zweden in hoger beroep gegaan zijn. Het feit dat een hoger beroep daar een langdurige procedure is, kan iemand er toe doen besluiten af te zien van dat recht. Daarbij is hoger beroep in Nederland een basisrecht, terwijl dat in Zweden niet zo is: dat moet je gegund worden. Dat is voor mijn gevoel ook een reden om niet uit te leveren: het is niet zeker of het oordeel ook in tweede instantie getoetst kan worden, zoals in Nederland.’
Wat haar in Zweden verbijsterde, was dat geen van de getuigen Maarten herkende als de aanvaller. ‘Dan zou ik zeggen: einde verhaal, klaar. Je hebt geen zaak, wegwezen. Nee hoor, ze hadden er twee dagen voor uitgetrokken en het moest en zou twee dagen duren. Op de tweede dag kwam de deus ex machina van die helm uit de hemel vallen en toen kreeg het proces een geheel andere wending. Ik ben wel boos over het feit dat er geen aandacht voor is dat het zo op het nippertje goed gegaan is. Toevallig grepen alle radertjes precies op het juiste moment in elkaar, anders had hij daar nu vastgezeten. Niemand luistert daarnaar.’
Het staat voor haar als een paal boven water dat Maarten groot onrecht is aangedaan. ‘Echt zonde van al die jaren. Tegelijk denk ik dat de bijzondere elementen die deze nare ervaring ook had, hem nog sterker hebben gemaakt dan hij al was.’
Ze hoopt wel op een vorm van compensatie voor de drie weken dat hij onterecht in de gevangenis zat. ‘Een element dat ik mis is: excuses. Daar hebben ze in Zweden nog nooit van gehoord. In Nederland hoef je daarop al helemaal niet te rekenen, er is immers volgens het boekje gehandeld! Maar van de Zweden, ja, godverdomme. Als ik iemand valselijk beschuldig van diefstal uit mijn portemonnee of zo, dan bied ik mijn verontschuldigingen aan!’