• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Het Europees Arrestatiebevel

    De uitlevering van Maarten vond nog plaats onder de ‘oude’ wetgeving rondom uitleveringen. Vanaf mei 2004 is deze wetgeving met de komst van het Europees Arrestatiebevel flink aangepast. De termijn is verkort, de minister van Justitie komt er niet meer aan te pas en voor veel misdrijven geldt niet langer dat ze in beide landen strafbaar moeten zijn gesteld.

    Het Europees Arrestatiebevel is een van de maatregelen die de lidstaten van de Europese Unie snel na de aanslagen van 11 september 2001 hebben aangenomen om daadkracht te laten zien tegen het terrorisme. Toch heeft het Europees Arrestatiebevel daar minder mee te maken dan de regeringsleiders ons destijds deden voorkomen. In feite is het een algemene maatregel, die van toepassing is op alle uitleveringen (en dus niet alleen in het kader van terrorisme) binnen de Europese Unie.

    Het idee van een Europees Arrestatiebevel dateert al uit 1999, toen tijdens een Europese Justitietop in het Finse Tampere de grote lijnen van het Europese Justitiebeleid werden uitgezet. In december 2001 bereikten de lidstaten van de EU een akkoord dat de vorm had van een kaderbesluit. Dat betekent dat de lidstaten verplicht zijn om de algemene regels die in het akkoord staan, naar eigen inzicht om te zetten in nationale wetgeving. Het Europees Arrestatiebevel werd in Nederland ingevoerd in mei 2004 en geldt voor uitleveringen binnen de EU. Daarbuiten gelden nog de oude regels.

    Verkorting termijn

    Een belangrijke wijziging is de verkorting van de termijn. Als een lidstaat van de Europese Unie om uitlevering vraagt, moet die uitlevering ook daadwerkelijk binnen 60 dagen plaatsvinden. De mogelijkheden om een zaak goed voor te bereiden worden hierdoor flink ingeperkt. Zaken als: klopt de verdenking, zijn alle papieren wel beschikbaar gesteld en hoe is de verdenking tot stand gekomen, allemaal elementen die in de oude procedure al weinig aan bod kwamen, zijn nu bijna onmogelijk tijdig te achterhalen. Het vertrouwen in de rechtsstaat van het land waaraan wordt uitgeleverd, lijkt met deze wet veel belangrijker te worden dan een goed onderzoek naar de feiten die een rol spelen bij de verdenking. Een dergelijk vertrouwen blijkt echter lang niet altijd op z’n plaats, ook niet binnen landen van de EU. Tussen de Europese lidstaten bestaan namelijk vaak grote verschillen op het gebied van rechtspraak.

    Neem bijvoorbeeld Griekenland. Een Britse vrachtwagenchauffeur werd binnen 24 uur na zijn arrestatie veroordeeld tot 11 jaar cel, omdat er illegalen in zijn oplegger werden aangetroffen. De chauffeur kreeg geen consulaire bijstand, er was geen tolk, geen Engelssprekende advocaat, officier of rechter. Allemaal strijdig met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

    Of neem Oostenrijk. De journalist Roel Smit beschrijft in zijn boek ‘In de schaduw van de Alpen’ (2003) de ervaringen van zijn zwager Wim de Rue, die tot ruim een jaar cel werd veroordeeld voor vermeende handel in softdrugs. De hele zaak draaide om de verklaring van één getuige. Drugs zijn nooit aangetroffen, huiszoekingen leverden niks op, evenmin als een hele rits getapte telefoongesprekken. Uit verbazing over de zaak dook Smit in het Oostenrijkse rechtssysteem. Zijn conclusies liegen er niet om. Erbarmelijke gevangenisomstandigheden, corruptie, meer dan hardhandige politieverhoren, veroordelingen op basis van één getuige en politieke invloed op het strafproces. De conclusie van Smit: ‘De ministers van Justitie schudden elkaar de hand in Brussel en zeggen een “totaal en onwankelbaar respect en vertrouwen” te hebben als het gaat om de “integriteit, de effectiviteit en de onpartijdigheid van elkaars rechtssystemen”. Waarbij ze één ding uit het oog verloren. Regeringsleiders kunnen dóen alsof landen gelijk zijn, maar daarom is het nog geen feit. En dat geldt zeker als de rechtsstaat in het geding is. Een rechtsstaat is niet het resultaat van formele afspraken tussen politici, maar veel eerder van historie, traditie en cultuur. Juist deze elementen, die in Europa sterk verschillen, bepalen de kwaliteit van een rechtsstaat. Of het gebrek daaraan.’

    Verminderd aantal instanties

    Daarnaast is het aantal instanties waar een verzoek beoordeeld wordt verminderd. In de oude situatie werd een uitlevering in Nederland behandeld door de rechtbank, de Hoge Raad en de minister van Justitie. Met het Europees Arrestatiebevel bepaalt slechts de rechtbank van Amsterdam of uitgeleverd mag worden naar een EU-lidstaat. Je kunt dus niet meer in beroep gaan bij de Hoge Raad – wat Maarten nog wel kon doen -, waar drie rechters zich nog eens over de zaak bogen.

    Over het feit dat de minister van Justitie er niet meer aan te pas komt, wordt verschillend gedacht. Sommigen vinden dat een verslechtering, want voorheen kon de minister bijvoorbeeld om humanitaire redenen een uitlevering weigeren. Bijvoorbeeld als iemand een terminale ziekte had en geen goede medische behandeling kon krijgen in het land dat om uitlevering vroeg. De minister had op dat punt veel macht, maar was in principe wel politiek controleerbaar door de Tweede Kamer. Rechters zijn niet controleerbaar door de politiek, althans, dat zou niet zo moeten zijn.

    Victor Koppe, advocaat van Maarten in Nederland, denkt daar echter heel anders over. ‘Ik vind dat de leiding van het Bureau Internationale Rechtshulp van het Ministerie van Justitie uit vreselijke mensen bestaat,’ zegt Koppe. ‘Die hebben geen enkel oog voor de opgeëiste persoon, het enige dat ze interesseert is het belang van de bevriende natie. De rest kan ze helemaal niets schelen. Neem al die uitleveringen aan Amerika. Als Amerika het vraagt, doen we het. Onder het Europees Arrestatiebevel komt alles (althans  bij uitleveringen binnen de EU) bij de rechtbank van Amsterdam te liggen. Daar mag je alle verweren voeren die je kunt bedenken en de procedures gaan snel. In de Amsterdamse rechtbank heb ik nog wel enig vertrouwen. Het zou zelfs een vooruitgang kunnen zijn, omdat dat ellendige ministerie van Justitie uit het oog verdwijnt.’

     

    Dubbele strafbaarheid

    Een andere belangrijke wijziging is het afschaffen van de vereiste van dubbele strafbaarheid. Tot mei 2004 kon je slechts uitgeleverd worden naar een ander land voor misdrijven die ook in Nederland strafbaar zijn. Deze eis vervalt voor mensen die verdacht worden van het plegen van een misdrijf dat staat op de lijst van 33 misdrijven die bij het Europees Arrestatiebevel is gevoegd. Op de lijst van misdrijven waarvoor dubbele strafbaarheid vervalt, staan onder andere: deelneming aan een criminele organisatie, terrorisme, illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, hulp aan illegale binnenkomst en illegaal verblijf,  moord en doodslag, zware mishandeling, opzettelijke brandstichting en sabotage.

    Het lijken misschien misdrijven die in de hele EU strafbaar zijn, maar onderlinge verschillen in de definitie van bijvoorbeeld misdrijven als sabotage, terrorisme en corruptie zullen er zeker zijn. Veel delicten op de lijst zijn zo ruim omschreven dat ze in principe in elk land anders uitgelegd kunnen worden. Met de nieuwe wet kunnen mensen, in tegenstelling tot de periode voor mei 2004, uitgeleverd worden voor misdrijven die in Nederland mogelijk niet strafbaar zijn.

    Wat er met de nieuwe regels overblijft van de wettelijke waarborg dat ‘overlevering niet wordt toegestaan in gevallen, waarin naar het oordeel van de rechtbank een op feiten en omstandigheden gebaseerd gegrond vermoeden bestaat, dat inwilliging van het verzoek zou leiden tot flagrante schending van de fundamentele rechten van de betrokken persoon, zoals die worden gewaarborgd in het EVRM’ is maar zeer de vraag. Aantonen van schending van het EVRM kost bijvoorbeeld meestal meer tijd dan de 60 dagen die er nu staan voor een uitlevering.

    Het nieuwe Europees Arrestatiebevel vormt in ieder geval in vele opzichten een flinke aantasting van de rechten van verdachten.