• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • AD: Het recht van de sterkste; “Nederland op weg politie- staat te worden”

    Algemeen Dagblad 22/02/1992

    DOOR WILCO BOOM

    Het gaat niet goed met de rechtspleging in Nederland. Zo raken het individu, de resocialisatie en de zorgvuldigheid ondergesneeuwd door de steeds hardere criminaliteitsbestrijding. Het evenwicht is zoek.

    Aldus mr. JAN BOONE, strafpleiter. Net als zijn collega’s Doedens, Hiddema, Moszkowicz sr. en Spong is Boone een van de advocaten die in ons land herhaaldelijk voor opschudding in de rechtszaal zorgen.

    Meermalen beschuldigt hij politie of justitie ervan over de schreef te zijn gegaan. Recentelijk nog haalde hij de krantekolommen met een strafzaak in Alkmaar, waar hij zei dat hoofdofficier van justitie mr. A. Josephus Jitta tegen de regels in een verdachte vergaande voordelen zou hebben beloofd, indien deze wilde meewerken aan de aanhouding van twee zwaardere criminelen.

    Boone (52) resideert in een statig oud-Hollands herenhuis aan de Markt, in het hart van Wijk bij Duurstede. Daar houdt deze licht kalende roker van lichte sigaretten een warm pleidooi voor een “humaan doch rechtvaardig strafrecht’.

    WIJK BIJ DUURSTEDE – “Misschien ben ik ouderwets, maar ik ben gevormd door twee hoogleraren in Utrecht, Van Binsbergen en Kempe, die een humaan doch rechtvaardig strafrecht voorstonden. Van Binsbergen zei: “Als je mensen langer dan vijf jaar opsluit, dan is er geen resocialisatie meer mogelijk’.

    Als ik nu tegen dat denken aankijk, dan lijkt dat wel eeuwen geleden. Toch was dat vijftien tot twintig jaar terug het uitgangspunt in Nederland. Ons land was een eiland in Europa: we hadden de laagste criminaliteit en een humaan strafrecht. En daar waren we trots op.

    Maar toen kregen we die ellendige drugs. Die moesten te vuur en te zwaard bestreden worden. Er moest meer politie komen en – ernstiger nog – meer bevoegdheden voor de politie. En daar zitten we dan.

    Wat hebben we allemaal gekregen de afgelopen jaren:

    Vormfouten die justitie maakt, mogen voortaan hersteld worden;

    de politie mag sneller telefoons afluisteren;

    het onderscheppen van faxverkeer komt eraan;

    de regels voor huiszoeking zijn minder streng geworden;

    de identificatieplicht komt eraan (daar zijn natuurlijk alleen voetbalsupporters en migranten de dupe van, een keurige heer in een keurige jas hoeft zich niet te identificeren);

    de zogenoemde voorbereidingshandelingen worden strafbaar, wat erop neerkomt dat je beschuldigd kunt worden van poging tot moord als je een middeleeuwse knuppel naast je open haard hebt staan terwijl je schoonmoeder op bezoek is;

    het verschijnsel van undercover-agenten en pseudokopers is ontstaan.

    De mensen die roepen dat oppassende burgers niks te vrezen hebben, vergeten dat het iedereen kan treffen. Het zijn die mensen die mij het hardst van dankbaarheid in m’n arm knijpen als ik hen na een dronken autorit door een vormfout vrij krijg. Dan krijgen ze het in de gaten. Alles bij elkaar is het een grote inbreuk op de privacy van burgers. Die wordt volledig ondergeschikt gemaakt aan het opsporingsapparaat. En bijna niemand gaat er tegenin.

    Praktijk

    In mijn praktijk had ik een man, die oude wapens verzamelde. Een keurige man, niks mis mee. De politie valt met grof geweld zijn huis binnen in verband met die wapens. Was nergens voor nodig. Dat gezin is nu dus al een jaar overstuur.

    Criminelen en politie zijn in een neerwaartse spiraal terecht gekomen, waarvan het einde nog niet in zicht is. Hoe meer drugshandelaren er worden opgepakt, hoe groter het risico, dus hoe hoger de prijs en hoe interessanter de handel. Daardoor zullen er steeds weer anderen bereid zijn erin te springen. Dat gaat maar door en zo is het bijna onvermijdelijk dat we op den duur in een politiestaat terechtkomen, al zijn we daar dan net weer iets te nuchter voor.

    Je moet als samenleving kijken of het je waard is van de democratische controle een farce te maken, omdat je tot elke prijs de criminaliteit wilt bestrijden. Ik denk dat je daar voorzichtig mee moet zijn en dat het parlement daar dan op zijn minst regels voor moet opstellen. Het parlement zou zich die vraag veel indringender moeten stellen, maar dat gebeurt niet. De politiek is zich niet bewust van de gevolgen.

    Het is de afgelopen zes jaar schering en inslag geworden dat getuigen niet op een zitting hoeven te komen omdat ze dan het risico lopen dat ze worden bedreigd door de verdachte of dat undercover-agenten niet hoeven te komen omdat ze na een zitting niet meer als undercover bruikbaar heten te zijn.

    De criminaliteitsbestrijding is allesoverheersend geworden. Het individu, resocialisatie, alles is naar de achtergrond geschoven. Alle criminelen moeten achter de tralies en liefst zo lang mogelijk. Men verwacht kennelijk dat de samenleving daar beter van wordt. De consequentie is dat straks de ene helft van de bevolking de andere opsluit. Terwijl dus nog nooit bewezen is dat langer opsluiten helpt.

    Ongelukken

    Wat mij opvalt is dat de politie precies doet wat de vroegere Amsterdamse commissaris Sietsma ooit zei: “Ik verzamel al het bewijs dat ik kan vinden en de rechter beoordeelt maar of ik dat goed gedaan heb.’ Sietsma zei dat in 1986 en sindsdien wordt er steeds vaker op de rand van het toelaatbare geopereerd. Steeds vaker wordt geprobeerd de grenzen te verleggen en daardoor krijg je de ongelukken, de vrijlatingen wegens vormfouten etc..

    Gelukkig accepteert de rechter de politie-opzetjes niet altijd. In Middelburg heb ik een zaak gehad waarin een undercover-agent weigerde te getuigen. De korpsleiding schreef de rechtbank zelfs te weigeren om de dagvaarding aan de bewuste agent uit te reiken, ondanks een rechterlijk bevel. De officier van justitie had dus geen enkele greep meer op de politie. Het Openbaar Ministerie is toen niet ontvankelijk verklaard. Dat was de eerste keer dat duidelijk werd gemaakt dat justitie en politie niet alles kunnen maken.

    De Amsterdamse rechtbank deed dat ook in de zaak tegen mijn client Martin H. die verdacht wordt van het ombrengen van Klaas Bruinsma (de vorig jaar doodgeschoten onderwereldkoning uit Amsterdam, red.). De rechtbank accepteerde de werkwijze van de politie niet, maar het Hof zei daarop tot mijn verbazing: “De zaak riekt wel, maar stinkt niet’ en slikte de gang van zaken wel.

    Wat je dan moet doen om de criminaliteit te bestrijden? Dat weet ik niet zo, ik ben advocaat, maar je zou op zijn minst soft drugs moeten vrijgeven en je heel goed moeten afvragen of je ook harddrugs niet moet legaliseren.

    Hypocriet

    Heel lang was het motief van drugsbestrijding het calvinistische “weest uw broeders hoeder’. Een beetje hypocriet, want tegen alcohol wordt niks gedaan, maar goed, toen het broeder-effect was uitgewerkt werd uitgevonden dat Nederland de paria van de wereld zou worden als je drugs zou toestaan. Maar het is toch zo dat je het geld voor drugsbestrijding beter aan de producenten van cocaine en heroine kunt geven. Die mensen hebben geen andere inkomsten.

    Nu is er een hele vreemde situatie rond drugs. Bezit wordt vaak niet bestraft, handel wel. Je mag dus wel melk verkopen, maar geen koeien houden. Als je iets tegen melk wilt doen, dan moet je de koe slachten of je geeft de melk vrij in plaats van voortdurend de melkrijder in zijn benen te schieten.

    Gelukkig zijn er een paar advocaten die de moeite nemen steeds een vinger op de zere plek te leggen, tot vervelens toe in de ogen van de politie. Ik frustreer, op zeer bescheiden schaal, hun veroordelingsbehoefte.

    Natuurlijk vind ik het leuk als ik iets vind dat niet deugt. Het is mijn taak als advocaat om toe te zien op de naleving van de normen die we hebben. Ik doe dat met enig enthousiasme, omdat ik het belangrijk vind. Vaak heb je een vaag gevoel dat er iets niet klopt en als je dat weet te bewijzen, geeft dat uiteraard een kick. Ik concludeer trouwens ook weleens dat de politie het goed heeft gedaan, maar heel vaak klopt het niet.

    De vraag is dan nog altijd wat de rechter ervan vindt. Je moet accepteren dat hij het laatste woord heeft. De rechter moet daarom inzicht hebben in alles wat er aan de orde komt en dus zelf kunnen vaststellen of een getuige betrouwbaar is. In het algemeen heb ik vertrouwen in de rechterlijke macht. Soms denk je weleens: “Nou..’. Maar dan kun je altijd nog in hoger beroep.

    Een rechter kan alleen maar goed werken als hij kan uitgaan van de betrouwbaarheid van het gezag, de politie. Doordat hij steeds meer dingen niet uit eigen waarneming (de anonieme getuige en de undercover-agent) kan beoordelen, loop je het risico dat een verdachte ten onrechte wordt veroordeeld. En als een verdachte wordt veroordeeld zonder dat hij kan zien op basis waarvan, is dat voor zo’n verdachte ook onaanvaardbaar.

    Maar goed, als we nu vinden dat dat allemaal mag, moet dat ten minste door de Tweede Kamer in wetten worden vastgelegd. Dan weet iedereen wat er wel en niet is toegestaan. Nu krijgt de rechter soms een drol op zijn bureau zonder dat hij kan ruiken of ‘ie stinkt.’