Iedereen van twaalf jaar en ouder moet voortaan een geldig legitimatiebewijs bij zich dragen. Dat is althans de mening van demissionair minister van Justitie Donner. Begin december 2002 stuurde hij een ontwerpwetsvoorstel over de identificatieplicht voor advies rond naar onder meer het College Bescherming Persoonsgegevens, de Raad van Hoofdcommissarissen, het Openbaar Ministerie, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en de Nederlandse Orde van Advocaten.
Hiermee zet Donner de lijn voort die in 1984 door toenmalig minister van Justitie Korthals Altes werd ingezet. ‘Op persoonlijke titel’ pleitte die voor de invoering van een algemene identificatieplicht. Dat was het startschot voor een jarenlange, steeds terugkerende, discussie. Een levendige discussie, waarin duidelijk werd dat er in Nederland nog steeds een behoorlijk verzet aanwezig was tegen een algemene identificatieplicht. Naar goed Nederlands gebruik mondde dit in 1994 uit in een compromis, de Wet op de identificatieplicht. In deze wet werd vastgelegd in welke gevallen er naar een identificatiebewijs gevraagd mag worden. Dit is het geval bij: geldzaken (als je een rekening wilt openen bijvoorbeeld), bij de notaris, de aanvraag van een SoFi-nummer, inschrijving bij het arbeidsbureau, op het werk, bij aanvraag van een uitkering, zwartrijden in het openbaar vervoer en bij wedstrijden in het betaald voetbal. Ook werd erin vastgelegd dat als de politie een ‘redelijk’ vermoeden heeft dat iemand illegaal in Nederland verblijft, deze persoon verplicht is zijn of haar identiteit aan te tonen. Overigens gold de Wet op de identificatieplicht ook al voor iedereen vanaf twaalf jaar.
Acute terroristische dreiging
Voor enkele jaren deed de invoering van deze zogenaamde ‘beperkte’ identificatieplicht de discussie over een algemene identificatieplicht verstommen. De laatste jaren gingen er echter met name uit kringen van het CDA en de VVD weer stemmen op om toch tot invoering van een algehele identificatieplicht te komen. Andere partijen waren ronduit tegen of zagen geen toegevoegde waarde aan een uitbreiding van de identificatieplicht. Zo leek de discussie als vanouds weer gesmoord te worden in een even groot aantal voor- en tegenstanders.
Met de aanslagen op 11 september 2001 in de Verenigde Staten was het echter gedaan met de impasse rond dit onderwerp. Naast het CDA en de VVD was nu ook D66 voorstander van een algehele identificatieplicht. Daarnaast meldde de PvdA dat er ^Ñte praten valt^Ò en lieten de kleine christelijke partijen, tot dan toe geen voorstander van de identificatieplicht, weten hun bezwaren te laten varen. Al met al leek zich een meerderheid af te tekenen voor de invoering van een algehele identificatieplicht. Voornaamste argument was dat de identificatieplicht een belangrijk wapen zou kunnen zijn tegen terroristen. Ook bleek uit een enquête van het NIPO dat tweederde van de Nederlanders voorstander was van de invoering van een identificatieplicht. Toenmalig minister van Justitie Korthals wilde er echter niet aan. Volgens hem was het onzin te denken dat een identificatieplicht enig effect zou sorteren in de strijd tegen terrorisme. Doorgewinterde criminelen en terroristen zullen er altijd wel voor zorgen dat zij zich al dan niet vals kunnen identificeren^Ò liet hij in NRC Handelsblad van 27 september 2001 weten. De Raad van Hoofdcommissarissen kwam met vergelijkbare argumenten. Hoewel de hoofdcommissarissen al jaren pleitten voor een algemene identificatieplicht omdat dit het dagelijkse politiewerk zou vergemakkelijken, vonden ook zij dat een identificatieplicht weinig te maken heeft met terrorismebestrijding.
Toch kon Korthals (en met hem het hele kabinet) de steeds luider wordende roep om uitbreiding van de identificatieplicht blijkbaar niet weerstaan. In maart 2002 stemde de ministerraad op voorstel van minister Korthals in met een ‘kleine’ uitbreiding van de identificatieplicht. Deze uitbreiding houdt in dat de Officier van Justitie bij ^Ñacute terroristische dreiging^Ò de bevoegdheid krijgt de politie op te dragen in een door hem bepaald gebied en periode identificatiecontroles te houden. Dit bevel geldt in principe voor 12 uur, maar kan door de rechter-commissaris met 48 uur worden verlengd. De term ‘acute terroristische dreiging’ moet echter vrij breed worden gelezen. Het gaat hierbij om onder meer de delicten: opzettelijke brandstichting, blootstellen aan radioactieve straling, het onbruikbaar maken van verkeerswegen, spoorwegen en vliegvelden en het onbruikbaar en in gevaar brengen van vliegtuigen, schepen en treinen. Als je in zo`n situatie geen identiteitbewijs bij je hebt kun je mee worden genomen naar het politiebureau voor nader onderzoek. Voorlopig gaat het hierbij nog om voorstellen die nog moeten worden voorgelegd aan o.a. de Raad van State en de Tweede Kamer, definitieve wetgeving laat dus nog even op zich wachten.
De nieuwste voorstellen
De voorstellen die minister Donner van Justitie eind 2002 deed zijn een volgende stap in de richting van een algemene identificatieplicht. Donner laat in zijn argumentatie overigens het onderwerp terrorismebestrijding los. Veiligheid en gezag zijn nu de steekwoorden. ‘Laat zien wie je bent en anders ga je mee!’. De politie krijgt zo meer armslag om op te treden bij kleine vergrijpen en vandalisme. Als je moet zeggen wie je bent, breng je weer enige orde terug in de publieke ruimte en je restaureert het gezag van de politie’, zo liet hij eind november weten. Zijn voorstel behelst een aantal zaken. Zo komt er een algemene draag- en toonplicht voor iedereen vanaf twaalf jaar. Wie gevraagd door de politie geen geldig identiteitsbewijs kan tonen riskeert een boete van maximaal 2250 euro of een gevangenisstraf van maximaal twee maanden. En hoewel Donner benadrukt dat er geen willekeurige controles worden gehouden (je kunt dus niet zonder aanleiding van straat geplukt worden om je papieren te laten zien) zijn de bevoegdheden voor de politie om je papieren te controleren wel erg ruim. Zo geldt de identificatieplicht niet alleen voor verdachten van een strafbaar feit, maar kan de politie ook om papieren vragen in het kader van handhaving van de openbare orde of hulpverlening. Vrij curieus is verder dat je ook om je papieren bevraagd mag worden als je politie denkt dat je geen papieren bij je hebt.
Daarnaast is het zo dat Donner met overigens nog niet uitgewerkte- plannen speelt om niet alleen de politie de bevoegdheid tot het controleren van identiteit krijgt, maar dat ook bijvoorbeeld ambtenaren van de bouw- of arbeidsinspectie in de toekomst die bevoegdheid krijgen.
Wie wordt er wijzer van?
Voorstanders van een algemene identificatieplicht wijzen vooral op het feit dat het ‘de’ veiligheid vergroot. Bezwaren tegen zo^Òn identificatieplicht zijn er echter ook wel degelijk:
* Het heeft alles in zich om een discriminerend instrument te worden. Uit landen om ons heen (België, Frankrijk en Duitsland) blijkt jaar na jaar dat vooral migranten naar papieren gevraagd worden. In Engeland, waar overigens geen identificatieplicht is, blijkt uit onderzoek van de overheid zelf dat niet-blanken acht keer zo vaak staande worden gehouden en naar hun papieren gevraagd als blanken. Ook in Nederland bestaat een grote kans dat het bepaalde groepen zullen zijn die gecontroleerd gaan worden. Daarbij gaat het overigens niet alleen om mensen met een donkere huidskleur. Ook zogenaamde ‘lastige’ groepen als voetbalsupporters, verslaafden, actievoerders en bewoners van bepaalde buurten zullen veel eerder kans lopen om naar de papieren te worden gevraagd. Verscherpte controle zal vooral mensen treffen die als ‘afwijkend’ worden beschouwd.
* Een algemene identificatieplicht kan niet los worden gezien van allerlei andere repressieve maatregelen die de afgelopen jaren doorgevoerd werden. Nederlanders kregen onder meer te maken met cameratoezicht, preventief fouilleren, gebiedsverboden en meer budget, personeel en bevoegdheden voor politie en inlichtingendiensten. De overheid krijgt zo erg veel macht om controle over haar onderdanen uit te oefenen. Deze controle wordt in de praktijk met name door de politie uitgevoerd. De politie echter, heeft in het verleden nog al eens laten zien niet te schromen haar bevoegdheden ruim op te vatten zo niet te overschrijden. Voorbeelden hiervan zijn het ongeoorloofd gebruik maken van opsporingsmethoden zoals boven tafel kwam tijdens de parlementaire commissie-van Traa, het ongeoorloofd oppakken van grote groepen demonstranten tijdens de Eurotop van 1997 in Amsterdam, preventief fouilleren terwijl dat nog niet toegestaan was (Rotterdam) en het uitzetten van grote groepen Bulgaren zonder dat dit voor de rechter is geweest zoals onlang in Amsterdam gebeurde. Enige terughoudendheid met het geven van nog ruimere bevoegdheden aan de politie zou dus op zijn plaats zijn. Het laatste ‘proefballonetje’ van minister Donner -de politie moet de bevoegdheid krijgen ook burgers te registeren die niet worden verdacht van strafbare feiten- geeft wat dat betreft weinig hoop.
* Invoering van een algemene identificatieplicht is kiezen voor technologische oplossingen voor sociale problemen. Op zich moet het feit dat mensen zich, al dan niet terecht, onveilig voelen wel serieus genomen worden. Belangrijke vraag is dan echter wel: waarom voelen mensen zich onveilig? Deze vraag blijft vooralsnog onbeantwoord. De onder de noemer ‘tegengaan van gevoelens van onveiligheid’ ingevoerde maatregelen als bijvoorbeeld cameratoezicht, of nog in te voeren maatregelen als een algemene identificatieplicht zijn dan ook vooral symptoombestrijding. Veel heil wordt verwacht van technische oplossingen, die zonder gedegen onderzoek over de (maatschappelijke) achtergrond van problemen vooral schijnoplossingen zullen blijken
* Het is strijdig met de grondbeginselen van het Nederlands rechtssysteem. Door invoering van een algemene identificatieplicht is iedereen (potentieel) verdacht. Want hoewel Donner blijft benadrukken dat de politie een aanleiding moet hebben om naar identiteitspapieren te vragen zijn de voorstellen zo ruim geformuleerd dat in de praktijk zo^Òn beetje in elke situatie de mogelijkheid bestaat dat men zich moet identificeren. Of je nou onschuldig bent of niet, je wordt behandeld als verdachte. Daarnaast is het in principe zo dat je als verdachte niet hoeft mee te werken aan je eigen veroordeling. Ook aan dit uitgangspunt van het Nederlandse recht wordt voorbij gegaan in de voorstellen van Donner. * Daarnaast zijn er nog enkele ‘praktische’ bezwaren. Want het is toch enigszins overdreven dat kinderen van twaalf (maar eigenlijk iedereen) een paspoort mee moet nemen als ze gaan zwemmen of iets dergelijks. Daarnaast zal de burgers geld gaan kosten, want onvermijdelijk zul je je identiteitspapieren kwijt gaan raken of zullen ze gestolen worden. En de prijzen van dergelijke documenten zijn de laatste jaren fors omhoog gegaan.
* En helpt het nou eigenlijk tegen criminaliteit? Waarschijnlijk niet. De landen om ons heen waar wel identificatieplicht is, vertonen geen lagere criminaliteitscijfers. Daar komt nog bij dat het weigeren van het geven van de naam (of het opgeven van een valse naam) door verdachten zeer weinig voorkomt en daarnaast al jaren daalt. De realiteit is dat verdachten of hun naam zelf zeggen of dat hun identiteit blijkt uit pasjes e.d. die ze bij zich dragen
Doe maar niet!
Voorlopig liggen de voorstellen van Donner bij de eerder genoemde instellingen die er hun mening over mogen geven. Daarna zijn ook nog de Raad van State en de Eerste en Tweede Kamer aan de beurt. Wat hun mening zal zijn is vooralsnog onzeker. Wel is duidelijk dat de invoering van een algemene identificatie geen hamerstuk zal worden, gezien de gevoeligheid van het onderwerp. Laten we hopen dat het voorstel helemaal van de politieke agenda verdwijnt. De voorstellen zullen alleen maar leiden tot nog meer controle door de overheid, zullen voor het grootste deel de verkeerde mensen (onschuldigen) treffen en zijn niets meer dan (politieke) schijnoplossingen.