De geruisloze oorlog in Bos en Lommer; Wachten op de Nederlandse rassenrellen
NRC 22/06/1991
GEERT MAK EN TOM-JAN MEEUS
Terwijl in Parijs en Brussel dagenlang strijd wordt geleverd tussen immigranten en politie, blijft het in Nedland voorlopig bij voorspellingen over het uitbreken van rassenrellen. Want Bos en Lommer is geen Brixton, en de Spoorwijk mag dan een roerig verleden hebben, Vorst is toch nog iets anders. Frontberichten uit een gematigd land.
Als het licht wordt boven Bos en Lommer regent het zacht. De straten zijn, in de eerste uren van die dinsdag, nog voor de mussen en de duiven. Op de Hoofdweg klinkt zo nu en dan het geluid van een vroege auto. De gaanderijen vde Elegaststraat en de Blanchefloorstraat hangen vol was, nog steeds halfnat van regen: roze en turkooise jurken, witte en lichtpaarse doeken, zoetgebloemde spreien. Op de binnenterreinen geuren de bladeren van de oude, uitgegroeide populieren, geplant toen de wijk nog jong was. Soms gaat een deur open: een man zet de vuilniszak buiten, dan naar de tram. Om zeven uur lopen vier mannen jwel synchroon door de Elckerlyckstraat: drie jonge en een oude, de ledematen nog scheef van de slaap, de oudste met een stok en een soort witte muts. Alles is nog dicht: de islamitische slagerij van Yunus Emre, de coffeeshop Alexandrie, het reisbureautje van Guven. Alleen bij Yorem’s supermarkt in de Sara Burgerhartstraat staat de baas al voor de deur de stoep te vegen. Op de hoek is een steen ingemetseld, verweerd door de tijd: ‘1948 Protestantse woningbouwverening 1950’, ‘…en wij, Zijn knechten zullen ons gereedmaken en bouwen. Nehemia 2, 20’.
Twee meisjes met hoofddoekjes, op weg naar school. Bij de tramhalte van lijn 14, in de juniregen: de vier mannen, een Turkse vrouw met een kinderwagen, een vrouw met bolle wangen onder haar hoofddoek, twee Surinamers en een dikke Hollander in een blauw jack. De sigarenhandelaar in de Bestevaerstraat loopt rond zijn winkel en schikt de ochtendbladen in het krantenrek: ‘Verontrustende berichten uit Amsterdam’. ‘Kamer wijst binet op gevaar rassenrellen’. ‘Van tolerantie kan geen sprake zijn’.
STRAFFER UITZETTINGSBELEID
De Amsterdamse wijk Bos en Lommer herbergt de grootste concentratie Marokkanen van de hoofdstad en een bijna even grote Turkse gemeenschap. Beide groepen groeien snel: van de 0- tot 18-jarigen is nog maar een op de drie van Nederlandse komaf. Bos en Lommer is het Hollandse equivalent van Cite des Inden Vorst, de Parijse en Brusselse voorsteden die de afgelopen maand geteisterd werden door telkens weer oplaaiende rassenrellen. De werkloosheid is er aanzienlijk, vooral onder jongeren, en helemaal onder Turkse en Marokkaanse jongeren, een op de vijf huishoudens leeft van een uitkering, rond het Mercatorplein is met name bij de Marokkaanse jeugd sprake van enige gang-vorming, maar rassenrellen?
De afgelopen dagen zoemden van cijfers, geruchten en voorspellingen rond dat ene thema. In een tweetal pleidooien voor verbeterin de toenemende maatschappelijke achterstand van jongeren en in het bijzonder van jonge Marokkanen en Turken – die hier overgens meestal legaal verblijven – hadden de Amsterdamse burgemeester Van Thijn en zijn hoofdcommissaris Nordholt en passant de term ‘rassenrellen’ laten vallen. Al snel begon het begrip een eigen leven te leiden: PvdA-leider Kok pleitte voor een straffer uitzettingsbeleid voor illegalen – iets waar Nordholt zich overgens juist tegen had gekeerd omdat het volgens hem nizou oplossen – en in de Tweede Kamer werden deze alarmerende analyses grif overgenomen: door de ‘toevloed’ van illegalen zouden ‘rellen’ vanuit Brussel en Parijs gemakkelijk hierheen kunnen ‘overslaan’.
Degenen die dagelijks met de problematiek te maken hebben vertellen een heel ander verhaal. Mehmet Uygun, een Turkse jongerenleider in Bos en Lommer: ‘Rassenrellen hier? Sommige mensen zeggen het, maar ik zie en voel niets. Natuurlijk, als je een jaar werkloos rondlovoel je je niet normaal. Je familie praat erover, en als de overheid dan ook nog begint word je helemaal gek.’
Martin Werkman, voorzitter van de deelraad: ‘Hier in Bos en Lommer leiden twee van de drie buitenlanders een doodgewoon bestaan, net als u en ik, met een keurige baan, een huis en een gezin. Maar ze worden er wel op aangekeken.’
Jaap Wijnia, coordinator van het Marokkaanse ontmoetingscentrum voor Crooswijk en Kralingen in Rotterdam: ‘Het verschil tusRotterdam en bijvoorbeeld Antwerpen is zo groot. Ze hebben daar voor alle vijftigduizend migranten in de stad een budget dat nog kleiner is dan wij alleen voor de Marokkanen in Crooswijk en Kralingen ter beschikking hebben. De mensen die zeggen dat in Nederland rassenrellen komen omdat het in Belgie ook gebeurt, die kletsen maar wat.’
Frank Bovenkerk, minderheden-specialist en hoogleraar criminologie aan de Rijksuniversiteit van Utrecht: ‘Het is onzin. De fase dat dit in rland dreigde is voorbij. Tien jaar geleden, toen de gezinshereniging op gang kwam, had het kunnen gebeuren. Toen bestond de situatie dat mensen met heel snelle veranderingen in de wijk werden geconfronteerd en dachten: mijn hemel, ik zit in klein Istanbul. Maar die periode is dus heel rustig verlopen.’
Arrien Kruyt, directeur van het Landelijk Bureau Racismebestrijding: ‘In de Tweede kamer werd de afgelopen week van alles met elkaar verward: de migrantenproblematiek, de jongeren, de illH)len, de toestroom van asielzoekers en de problemen van achterstandswijken. Er zal hier niet snel een grote rel ontstaan tussen allochtonen en autochtonen. Wat wel kan gebeuren zijn rellen met en rond de politie, zoals nu in Parijs.’
Bijna iedereen legt er de nadruk op dat zelfs de toestand in de meest problematische Nederlandse wijk niet te vergelijken is met wat in een buurt als Brixton inden is gebeurd. De extreme haat tussen gevestigden en nieuwkomers die sommige Brusselse voorsteden beheerst, bestaat hier evenmin. ‘In de buurten hier zijn het meestal de ouderen, die bang zijn geworden omdat het hun wereld niet meer is’, zegt de Amsterdamse politie-woordvoerder Klaas Wilting. ‘Voor de Nederlandse jeugd speelt het probleem niet.’ Bovendien is, sinds de stadsvernieuwing door de buurten trok, de oude sociale structuur van veel van deze wijken zo uiteengevallen dat er vaak nauwelijks meer een harde kern van gevestn bestaat. En voor een rel zijn er nog altijd twee nodig.
ONZE WIJK
In Landzicht, een afgelegen buurtje van in de oorlog gebouwde noodwoningen dat valt onder de Rotterdamse wijk Overschie, hangt Sjaak, een rossige dertiger met een matje in de nek, ‘s middags boven de motor van zijn Mercedes. In zijn wijk wonen, net als in het nabijgelegen Zestienhoven, nauwelijks buitenlanders, wat geen toeval is: ‘Ze moeten hier niet komen, dat weten ze’, zegt Sjaak. ‘Dit is onze wijk.’ Toen onlangs werd besn Landzicht te renoveren, wilden de bewoners er pas mee akkoord gaan als de gemeente beloofde geen migranten te plaatsen.
Overschie kreeg de laatste jaren een forse opknapbeurt, woningen werden ‘ingeblikt’ dan wel geverfd, waarmee de verpaupering goeddeels onzichtbaar werd gemaakt. Anders dan in wijken als Crooswijk en Kralingen, wonen er relatief weinig migranten. Het percentage ligt momenteel op nog geen zes. Het steeg de laatste jaren wel, hetgeen onder de autochtone bevol een groeiend onbehagen losmaakte. ‘Ik denk wel eens’, zegt Jaap Wijnia, ‘dat buitenlanders het in een wijk als Overschie veel moeilijker hebben. In de binnenstad zijn de buitenlanders met zo veel, dat geeft ze een gevoel van veiligheid. In zo’n Overschie staan ze met een paar mensen tegen een grote, vaak vijandige groep. Dat lijkt me veel gevaarlijker dan de toestand in de binnenstad.’
Ed Balk, bijna vijftien jaar werkzaam in het buurthuis vanLandzicht: ‘Er hangt hier nu eenmaal een valse lucht.’ Maar hij kan het heel wel bij het verkeerde eind hebben. ‘Ik heb hier veel zwaar uit de hand gelopen conflicten gezien, en ze beginnen altijd even onverwachts als ze eindigen. De mensen hebben een duidelijke vijand nodig en die is er momenteel niet. Er is geen peil op te trekken.’
DRAMA
In de Amsterdamse Bos en Lommerbuurt vergaderde begin dit jaar voor het eerst de multiculturele gespreksgroep ‘Samen Wonen, Samen Le. Een groep van mensen uit het onderwijs en de kerken, een paar vertegenwoordigers van de organisaties van buitenlanders, iemand van de politie, een paar mensen van de deelraad en een aantal buurtbewoners. Het zou een kennismakingsbijeenkomst worden, maar het werd een drama. Een buurtbewoonster trok een brief uit haar zak en barstte los met een vloed aan klachten over ‘de buitenlanders’: vuile trappen, matig onderwijs, verloederde portieken. De Turkse en Marokkaanse vertegenwoords zaten aan hun stoel genageld. Op de volgende bijeenkomst vertelden ze hun problemen: opengescheurde vuilniszakken, jeugd die geen werk kan vinden, graffiti op de muren. Op de derde bijeenkomst brak het inzicht door dat ze het over dezelfde dingen hadden.
‘De zware stemming is verdwenen’, zegt Memet Uygun, die erbij gezeten had. Hij woont sinds zijn achttiende in Nederland, heeft jarenlang op een kwekerij gewerkt, maargende week begint hij met zijn nieuwe baan: welzijnswerker onder migranten. ‘Onze jongeren doen niet hun best’, zegt hij. ‘Dat zie ik ook wel. Maar de Nederlandse overheid blijft maar praten over vage structuren en maatregelen, terwijl er in de buurten zelf mensen genoeg zijn die iets willen doen, Nederlanders en migranten.’ Hij vertelt over een lezingencyclus over de islam die dit voorjaar in Bos en Lommer werd gehouden: honderden bezoekers, van wie negentig procent Nederlanders. Een open dag in de moskee en, pas nog, grote Ramadan-viering: idem dito.
Op 9 januari 1990 werd voor de Marokkaanse jongeren door het college van B en W van Amsterdam een ambitieus Plan van Aanpak aangenomen, getiteld ‘Een stevige handgreep’. Een groot aantal maatregelen werd aangekondigd, op uiteenlopende gebieden als onderwijs, huisvesting, werkvoorziening en sociaal-cultureel werk. Onlangs verscheen de voortgangsrapportage. Hoewel het plan zeker een stimulans blijkt te zijn geweest en een aantal projecten ook daadkelijk in gang is gezet, is er ook nogal wat mislukt. De financiering van projecten in het kader van de sociale vernieuwing is vaak nog onzeker, een gericht beleid ten aanzien van speciale probleemgroepen is vaak uitgebleven en bovendien is de rechtspositie van de Marokkaanse jongeren er niet zekerder op geworden. En dan zijn er de bezuinigingen.
Met de Turkse jongeren heeft Uygun soortgelijke ervaringen. Toen hij twee jaar geleden in Bos en Lommer kwam wonen, bleek zelfs in detypische migrantenwijk nog helemaal niets aan hun opvang gedaan te zijn, ondanks alle nota’s en politieke beschouwingen van de afgelopen jaren. ‘We hebben toen iets opgezet voor de Turkse jongeren hier, een soort praatclub. We hadden jongeren die dag en nacht in koffiehuizen zaten. Ze hadden niets anders. Sommigen zijn nu weer gaan leren, anderen hebben werk gevonden. We hebben ze iets kunnen geven. We zijn nu ook begonnen met Marokkaanse jong.’
Uyguns Multicultureel Jongerencentrum krijgt geen cent subsidie. ‘Ze betalen alles uit eigen zak.’ De club groeit als kool – er zijn nu tachtig leden – maar een eigen ruimte zit er evenmin in. ‘We kunnen een avond per week in het buurthuis de Schaffelaar, daarna staan we weer op straat.’ Voor de taalcursus Nederlands is in Bos en Lommer een wachtlijst van driehonderd personen. ‘We hebben goede vrijwilligers genoeg, via de sociale vernieuwing hebben we zelfs wat subsidie, maaoor ruimte is geen geld.’
In de naburige buurt, De Baarsjes, werd dit voorjaar voor het eerst ook een gemeenschappelijke Ramadan gevierd. Een maand lang kregen de migranten een eigen ruimte. Honderden buurtbewoners kwamen langs. Daarna stond iedereen weer op straat.
MARECHAUSSEE
Een ding valt bij alle gesprekken op: bij de grootstedelijke politiekorpsen heeft zich een stille verandering van mentaliteit voltrokken in hun omgang met achterstandswijken in het algemeen en migrantenproblemn het bijzonder. In de wijken zijn de meningen over de rol van de politie veel positiever dan enkele jaren geleden. Er wordt meegedacht, geluisterd en van de klassieke law-and-order-mentaliteit is weinig meer te bekennen. Volgens Arrien Kruyt van het Landelijke Bureau Racismebestrijding kan die goede relatie tussen politie en migranten echter wel veranderen, juist door de maatregelen die nu worden voorgesteld om illegalen te verwijderen. ‘Het wetsontwerp voor een identificatieplicht verplicht vreemdelingen zich nu te allen tijde te identificeren. In de dagelijkse praktijk komt het erop neer dat alles wat gekleurd is altijd papieren bij zich moet hebben.’ Bovendien wil staatssecretaris Kosto voor dat toezicht vaker de marechaussee inzetten. Kruyt: ‘Wie gaan ze dan aanhouden? Jou en mij? Vergeet het maar. Als iets rassenrellen kan geven dan zijn het marechaussees in Bos en Lommer, Spoorwijk en Overschie die voortdurend controles houden bij mensen dihier misschien al tien, twintig jaar verblijven. Want dit soort indentificatiecontroles zijn niet alleen controles, het zijn ook de middelen om te pesten en te intimideren.’ De hoofdcommissarissen hebben intussen al geprotesteerd. Kruyt: ‘Die zien het zwerk drijven. Want vergeet niet: al die rellen, in Brixton, in Miami, in Parijs, in Brussel, ze zijn allemaal op dezelfde manier begonnen: met uit de hand gelopen controle, een mislukte arrestatie, kortom, met een typische policriot van een politie die het niet meer aankan en een buurt die het zat is.’
Hij vertelt het verhaal van het groepje Marokkaanse jongens dat iedere avond rondhing op de Varkensmarkt in Amersfoort: praten, slenteren, kaarten, koffiedrinken. Iedere avond werd hen door de plaatselijke politie naar hun papieren gevraagd. Iedere avond was er wel eentje die mee naar het bureau moest omdat hij die niet bij zich had. Maandenlang ging dat zo door en de spanningen stegen. ‘veel illegalen hebt u nou zo gevangen?’ werd op een dag aan een politie-inspecteur gevraagd. Het antwoord was: geen.
RADIOMICROFOON
Het was een lome, hete dag, toen vorig jaar zomer de verhoudingen in de Haagse Spoorwijk op scherp kwamen te staan. ‘Ineens’, zegt jongerenwerker Harry van Blitterswijk, ‘werd alle wrevel op de buitenlanders afgereageerd. ‘De bruinen nemen ons over’, dat was de stemming.’
De agressie richtte zich vooral op groepjes buitenlandse jongeren, die bijeen kwamen op een pleintjen de Alberdingk Thijmstraat, in het centrum van de wijk. Met de dag nam hun aantal toe. Sommigen gebruikten openlijk hasj en cocane, anderen scholden op Nederlanders, de meesten waren slechts aanwezig. Een team van de regionale zender Radio West posteerde zich op het pleintje en liet omwonenden uitleggen wat hun grieven waren. Een lange serie klachten over de buitenlanders werd aan de radiomicrofoon toevertrouwd, en nu ze ook nog het pleintje hadden geannexeerd, had buurt er genoeg van. Harry, een 35-jarige WAO’er die tegenover het pleintje woont, smeedde samen met een stel maten het plan voor een burgerwacht. ‘Ik ben op het plein afgestapt en heb gezegd: oprotten, anders grijpen wij in. Ik kon het niet meer aanzien.’
Het werd een spannend etmaal. Toen de migranten hadden vernomen wat voor rond Hollands hun witte wijkgenoten op de radio hadden gebruikt, maakte een aantal van hen zich op voor een stevige partij matten. Maar de politie s tijdig ter plekke en loste de zaak tactisch op door beide partijen langdurig aan te horen: een paar dagen later was de kou uit de lucht. ‘Het is maar goed dat we onze muil hebben opengetrokken. Anders stonden ze nu nog op het pleintje’, meent Harry.
Spoorwijk heeft een traditie van rumoer en rellen. Reeds aan het eind van de jaren zeventig – toen de wijk nog voornamelijk wit was – deden er zich zware onlusten voor. Jongerenwerker Van Blitterswijk, diel vijftien jaar in de wijk werkt en in zijn vrije tijd de supportersvereniging van FC Den Haag voorzit: ‘Het liep gigantisch uit de hand. De politie stelde een soort avondklok in: wie zich na een bepaald uur op straat begaf, werd zo’n beetje in zijn huis teruggeslagen. Zo angstig heb ik het nadien niet meer meegemaakt.’ Nu is de politie eerder soft, zegt Van Blitterswijk, wat bij sommige buurtbewoners ook slecht valt. In zijn piepkleine woning in de Oltmansstraat, waar naar schatting negentig procentan de bewoners niet-Nederlands is, vertelt een man van rond de zestig dat hij Janmaat het liefst morgen premier ziet worden. ‘Als ik de politie bel om te zeggen dat het bij de buren een kankerherrie is, zeggen ze dat ik begrip moet hebben. Hebben die buren dan begrip voor mij?’ Hij wil zijn naam onder geen beding in de krant, maar we mogen wel noteren dat hij een van degenen was die enkele maanden geleden met succes de strijd openden tegen de bouw van een moskee annex gebedstempel in h centrum van de wijk.
Ook daarbij werden de raciale verhoudingen zwaar op de proef gesteld, zonder dat de zaak escaleerde. Toen de zorgvuldig voorbereide plannen tot de Nederlandse wijkbewoners doordrongen, protesteerden ze onder meer door de straat, waaraan de gebedsruimte moest verrijzen, open te breken. ‘Het was onaangenaam heftig’, zegt opbouwwerker Marko Fehres. ‘Mensen hadden geen enkel begrip, ik vond het een wanvertoning.’ Dgemeente trok het plan na een inspraakavond snel in, de vertegenwoordigers van de Surinaamse, Marokkaanse en Turkse gemeenschap legden zich aarzelend neer bij een minder centraal in de wijk gelegen locatie, waarvoor een nieuwe procedure is gestart. ‘De kans bestaat dat het dus weer fout gaat’, zegt Fehres. ‘Ik ben somber.’
Chris Kalpoe van de Hindoestaans-Surinaamse wijkbewoners: ‘Ik was bang in die dagen. Vooral toen de mensen de straat openbraen. Ik ben ernaar toegegaan, ik probeerde ze te kalmeren en dat lukte, ook al ben ik een bruintje.’ Toen Janmaat zelve zich op de inspraakavond meldde, werd hij door de tegenstanders van de gebedsruimte het pand uitgezet. ‘Dat was mooi, maar ik baal wel dat we ons verlies hebben moeten nemen. Ik probeer te integreren, maar willen de Nederlanders dat ook? Ik twijfel.’
Anderzijds, en dat vindt hij een goed teken, hebben de gespannen situaties van het laatste bewezen dat het in de wijk niet tot rassenrellen zal komen. Marko Fehres en Harry van Blitterswijk denken er net zo over. El Houssaine Mouttahid, bestuurslid van Issalam, de Marokkaanse vereniging in de wijk: ‘Het tegenstelde ligt meer voor de hand. Marokkaanse jongeren hebben steeds meer de neiging zich van hun omgeving te isoleren. Ze bemoeien zich nergens mee, gaan hun eigen gang. Ook voor ons zijn ze onbereikbaar. Ze komen niet in opstand, maar raken steeds verder in verval.’
ROOFOVERVALLEN
In een kamer va Amsterdamse politiebureau laat woordvoerder Klaas Wilting de ene grafiek na de andere zien. ‘Hier, de aanhoudingen voor roofovervallen, per district uitgesplitst. Ze komen vrijwel overeen met de aangiften. Blanken doen weer meer aan autodiefstallen, fraudezaken en zakkenrollen, maar moet je dit zien.’ Hij toont een map vol rondjes, die weer verdeeld zijn in zwarte, witte en gearceerde sectoren. ‘Hier, District 3, Leidseplein: 134 verdachten, van wie 49 kleurlingen, 5 Zuidpeanen, 32 Noordafrikanen, 35 blanken. District 2, Warmoesstraat: 1091 verdachten, van wie 124 blanken, 515 kleurlingen, 233 Noordafrikanen, 46 Zuideuropeanen en 14 Aziaten. District 6, onder andere Bos en Lommer: 176 verdachten, van wie 49 Noordafrikanen, 39 blanken, 5 Zuideuropeanen. District 7, de Bijlmer: 368 verdachten, van wie 2 Aziaten, 5 Noordafrikanen, 15 blanken en 323 kleurlingen.’
De rol van de Amsterdamse rechtbank voor volgende week: K.: geprobeerd iemand dood te rijden, traatroof, D: juwelier overvallen, B: heling girobetaalkaarten en fototoestellen, G: inbraak. Enzovoorts. Een relatief hoog percentage buitenlandse namen, allemaal 19 of daaromtrent.