• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • NRC: Ondeugdelijk

    NRC Handelsblad 22/03/1991

    EEN TOONPLICHT maar geen draagplicht. Dat is de jongste variant in de niet-aflatende aandrang om te komen tot een identificatieplicht in dit land.

    De Commissie-Zeevalking inzake binnenlands vreemdelingentoezicht geeft de laatste voorzet waarop minister Hirsch Ballin van justitie zat te wachten. Het moet een legitimatieplicht worden met een vriendelijk gezicht: beperkt van aard, zonder strafsanctie en de gecontroleerde persoon mag zonodig onder begeleiding even naar huis om het zwart-wit bewijs van zijn bestaan op te halen. Dit document hoeft helemaal niet het gevreesde ‘Ausweis’ te zijn; dat is alleen een extra service, een paspoort, 65-pluskaart of postidentiteitsbewijs mag ook.

    Dit vriendelijke gezicht is echter vals. Thuis ophalen van je ID-bewijs is aardig bedacht maar volstrekt inconsequent. Men ziet het al voor zich in een drukke tram of bij de poort van het stadion. In Frankrijk mag men ook zijn identiteit met alle mogelijke middelen bewijzen, maar iedere Franse burger heeft wel degelijk een officiele Carte d’identite bij zich aangezien het niet leuk is mee te worden genomen naar het bureau voor vingerafdrukken en een foto. Want daar draait het binnen de kortste keren op uit.

    HET STELT DE logica op de proef een identificatieplicht te presenteren als ‘beperkt’ die neerkomt op een ‘algemene’ toonplicht voor iedere ingezetene, vreemdeling of niet. Dit is een wel zeer doorzichtige poging om strijdigheid met de mensenrechten te maskeren, strijdigheid waarvoor de regering ten aanzien van de algemene legitimatieplicht wordt gewaarschuwd in een juridisch advies uit 1987. De gretigheid waarmee woordvoerders van politieke partijen zich op het jongste voorstel hebben gestort is het beste bewijs dat de legitimatieplicht helemaal niet selectief is. De vraag is nog alleen of hij in het openbaar vervoer moet gelden; verder vormt de hele samenleving het schootsveld, van sportevenementen tot arrestatie, van banktransactie tot uitkering.

    En de ongelijkheid tussen vreemdeling en Nederlander dan? Als men met het oog daarop kiest voor een algemene legitimatieplicht, zo waarschuwde het onderzoeksinstituut van justitie in 1989, dienen de controles ‘willekeurig’ te worden uitgevoerd. Maar daarover zwijgt de Commissie-Zeevalking. Dat de politie bij vreemdelingencontrole in de praktijk afgaat op uiterlijk, is overigens niet gebleken in een speciaal onderzoek waarom was gevraagd in het parlement.

    ALLE OP ZICHZELF ongetwijfeld goedbedoelde pogingen de pil te vergulden baten niet. Ze zijn ook misplaatst gezien de voorgeschiedenis van versluiering in het politieke debat kenmerkt over deze aangelegenheid – die iedere burger zo direct raakt. Men herinnert zich minister Korthals Altes met zijn vrijstelling voor mensen boven de vijftig omdat ze de oorlog nog hadden meegemaakt. Of de wijze waarop de legitimatieplicht in 1986 het regeerakkoord werd binnnengesmokkeld door twee partijen die er in alle toonaarden over hadden gezwegen in hun verkiezingsprogram.

    Voor dit onderwerp geldt de wijsheid van een oude Texaanse landbouwcommissaris: op het midden van de weg vind je niets anders dan witte strepen en dode dieren. De keuze is duidelijk: de wettelijke identificatieplicht deugt niet.