Trouw 31/01/1992
LOUIS CORNELISSE; LEONOOR MEIJER
DEN HAAG – Een legitimatieplicht komt met Schengen mee als een natuurverschijnsel, lijkt het. Nederland is nu nog de enige deelnemer aan dat verdrag waar een gezagsdrager niet te pas en te onpas naar de papieren mag vragen.
De coalitie worstelt stevig met dat vraagstuk, zo bleek gisteren. Gualtherie van Weezel (CDA): “Zonder een legitimatieplicht zal het voor de CDA-fractie heel moeilijk worden Schengen te accorderen.” Van Traa (PvdA) wilde daar wel het zijne van weten; tenslotte staat in het regeerakkoord dat er een beperkte legitimatieplicht komt. Van Weezel kwalificeerde het regeerakkoord als ‘gedateerd’. “Dat is het voor ons niet” , reageerde Van Traa.
Een conflict? Ja, want er was eerder overleg geweest in de werkkamer van premier Lubbers. Toen leken de partijen het eens. Maar gaandeweg het debat over Schengen borrelden toch kwade sappen op. Het CDA leek het overleg anders uit te leggen dan de de PvdA. Zwartrijders in het openbaar vervoer, vandalen in voetbalstadions, duistere arbeiders op de werkvloer zouden hun identiteitskaart moeten tonen. Daarbij zou de politie onder strikte voorwaarden mogen fouilleren, op zoek naar een legitimatiebewijs.
Zo had PvdA het echter niet begrepen, want zo langzamerhand is er geen plek in de lage landen waar je geen pasje bij je moet hebben. Maar het CDA stelde dat Nederland een eiland wordt zonder legitimatieplicht. Er dreigt dan “een aanzuigende werking op velerlei gebied omdat het kwaad nu eenmaal geneigd is zich daarheen te verplaatsen waar de kans op overheidscontrole het geringste is” .
Van Weezel tergde de PvdA helemaal toen hij liet weten dat hij het instemmende geknik van de VVD ook wel eens te gelde kon brengen: een monsterverbond met de oppositie. Van Traa die zich toch al waande in een mijnenveld: “Oh, dat is dan ook weer een bom onder Schengen, die ik meeneem.” De Kamer debateert volgende week verder.