• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Tweede Kamer Stemmingen 2003

    Tweede Kamer Stemmingen
    16 december 2003
    TK 37 37-2607
     
    De voorzitter: Ik constateer dat dit wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen. Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging en aanvulling van de Wet op de identificatieplicht, het Wetboek van Strafrecht, de Algemene wet bestuursrecht, de Politiewet 1993 en enige andere wetten in verband met de invoering van een identificatieplicht van burgers ten opzichte van ambtenaren van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en van toezichthouders (Wet op de uitgebreide identificatieplicht)(29218),

    – over:
    – de motie-Wolfsen over een gratis identiteitskaart (29218, nr. 16);
    – de motie-Van der Laan/Wolfsen over criteria voor de evaluatie (29218, nr. 17);
    – de motie-Van der Laan/Wolfsen over het terugdringen en voorkomen van criminaliteit en ongewenst gedrag (29218, nr. 18);
    – de motie-Vos over een registratie op verzoek (29218, nr. 19);
    – de motie-Vos over de beklag-mogelijkheid (29218, nr. 20).(Zie vergadering van 10 december2002.)

    Artikel I, aanhef, wordt zonder stemming aangenomen.
    Onderdeel A wordt zonder stemming aangenomen.

    In stemming komt het amendement-De Wit (stuk nr. 9, I).

    De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks en de Christen-Unie voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 9 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.
    In stemming komt het amendement-Van der Staaij (stuk nr. 12).

    De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, de ChristenUnie en de SGP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-Vos (stuk nr. 13).

    De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks en de PvdA voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Onderdeel B wordt zonder stemming aangenomen.
    Onderdeel C wordt zonder stemming aangenomen.

    Artikel I wordt zonder stemming aangenomen.

    In stemming komt het amendement-Vos (stuk nr. 8).

    De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks en de PvdA voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    In stemming komt het amendement-De Wit (stuk nr. 7, I).

    De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks en de PvdA voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de overige op stuk nr. 7 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

    Artikel II wordt zonder stemming aangenomen.

    In stemming komt het amendement-Jager (stuk nr. 15, I).

    De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA en de LPF voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

    Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 15 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

    Artikel III wordt zonder stemming aangenomen.
    De artikelen IV t/m XXV en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

    De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

    De heer De Wit (SP): Voorzitter. Wij kennen in ons land tot nu toe een identificatieplicht in een beperkt aantal gevallen. De politie kan in het geval van strafbare feiten de nodige middelen aanwenden om de identiteit van de verdachte of de dader vast te stellen. Het voorliggende wetsvoorstel breidt de identificatieplicht uit tot de taken van de politie om de openbare orde te handhaven en hulp te verlenen.

    Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel is niet komen vast te staan wat de uitbreiding van de identificatieplicht toevoegt aan de reeds bestaande mogelijkheden, anders dan dat het de taak van de politie vergemakkelijkt. Dit is althans voor mijn fractie niet voldoende duidelijk geworden. Veiliger wordt het er in ieder geval niet op in onze samenleving.
    Sterker nog: er komt een reeks strafbare feiten bij doordat mensen kunnen weigeren om mee te werken aan hun identificatie, dan wel niet beschikken over een identiteits-bewijs.

    De minister is er bovendien niet in geslaagd om aan te tonen wat de noodzaak van dit wetsvoorstel is, gelet op de bepaling in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Samenvattend, is dit voor mijn fractie voldoende reden om tegen dit wetsvoorstel te stemmen.

    De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. De SGP-fractie wil voorstellen tot uitbreiding van identificatieverplichtingen welwillend bezien, zeker als het belang van een goede rechtshandhaving en van vergroting van de veiligheid daarvoor als motief worden aangedragen.

    Met het oog op bestrijding van het terrorisme ziet de SGP-fractie ruimte voor gerichte aanscherpingen van de bestaande identificatieplichten. Ons probleem met dit wetsvoorstel is echter dat het breekt met het bestaande stelsel van specifieke identificatieverplichting en materieel neerkomt op een algemene identificatieplicht. De gegeven argumentatie hiervoor was vaak nogal speculatief en is met weinig concrete knelpunten onderbouwd. De concrete voorbeelden die in het debat werden aangedragen, riepen veel discussie op over wenselijkheid en rechtmatigheid. Dat komt ook doordat de normering van de
    bevoegdheid algemeen en onbepaald is en redelijkerwijs noodzakelijk is voor een goede taak-uitoefening.

    Ook de uitwerking van dit wetsvoorstel roept bij ons veel vragen op. Moeite hebben wij met het feit dat ouderen niet worden ontzien. Ons amendement om mensen die ouder dan 70 jaar zijn niet meer op te zadelen met de verplichting om een identiteitsbewijs te kopen, is niet aangenomen. Tot slot weegt voor mijn fractie ook zwaar dat de grote vaart die achter de behandeling van dit wetsvoorstel is gezet, naar onze mening geen recht doet aan de zorgvuldigheid die zeker in het geval van inperking van grondrechten is geboden.

    Veelzeggend is dat de nota naar aanleiding van het verslag pas laat op de vrijdag voorafgaande aan het wetgevingsoverleg op maandag beschikbaar was. Alles afwegend, zal de SGP-fractie dan ook tegen dit
    wetsvoorstel stemmen.

    De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Ook dit debat is mijn fractie zeer kritisch ingegaan, vooral omdat zij het merkwaardig vindt om een strafbaar feit te creëren om het werk van de politie op andere terreinen te vergemakkelijken. Dit zou door aanneming van dit wetsvoorstel gebeuren. Ik moet u eerlijk zeggen dat de reactie en de houding van mijn fractie ten opzichte van het wetsvoorstel er in de loop van het debat niet beter op is geworden. De burger krijgt een plicht opgelegd. Dat mag natuurlijk best, maar er moet een duidelijke rechtvaardiging bestaan voor de materiële invoering van een draagplicht naast een toonplicht. Dit komt namelijk heel dicht in de buurt van een algemene identificatieplicht.

    Ook moet evident zijn wat de toegevoegde waarde is, maar daarvan is in het debat onvoldoende tot niet gebleken. Veelzeggend was dat wij tijdens het debat met elkaar niet of nauwelijks concrete voorbeelden wisten te geven van situaties waarin dit wetsvoorstel een duidelijke meerwaarde zou hebben.

    Wél circuleerden er ongelukkige voorbeelden die erop wezen dat de politie oneigenlijk gebruik kon gaan maken van haar bevoegdheden. De conclusie van mijn fractie is dat dit een onrijp wetsvoorstel is met een te dunne argumentatie. Daarom stemmen wij tegen dit wetsvoorstel.

    In stemming komt het wetsvoorstel.

    De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66, de VVD, het CDA en de LPF voor dit wetvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
    In stemming komt de motie-Wolfsen (29218, nr. 16).

    De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van der Laan/Wolfsen (29218, nr. 17).

    De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA en D66 voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Van der Laan/Wolfsen (29218, nr. 18).

    De voorzitter: Ik constateer dat deze motie is verworpen met dezelfde stemverhouding als de vorige.

    In stemming komt de motie-Vos (29218, nr. 19).

    De voorzitter: Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks en de PvdA voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

    In stemming komt de motie-Vos (29218, nr. 20).

    De voorzitter: Ik constateer dat deze motie is verworpen met dezelfde stemverhouding als de vorige.

    Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de Wet op de geneesmiddelenvoorziening ter implementatie van richtlijn nr. 2001/20/EG inzake de toepassing van de goede klinische praktijken
    bij de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik (Wetenschappelijk onderzoek met geneesmiddelen) (28804),