Een alternatieve vorm van bedrijfsspionage
Geschreven voor een bundel van Bob Hoogenboom, niet geplaatst, zomer 1994
“Spionage in de Derde-Wereldbeweging”, “Oud papier ging rechtstreeks naar beveiligingsbedrijf”. Niet alleen ondernemingen kunnen slachtoffer worden van bedrijfsspionage, ook actiegroepen zijn doelwit. Dat werd duidelijk in de zomer van 1994. Een medewerker van een beveiligingsadviesbureau bleek niet alleen als vrijwilliger automatiserings-klusjes te doen bij een aantal belangenorganisaties. Hij haalde ook bij tientallen clubs het oud papier op. Kofferbakken vol verdwenen rechtstreeks naar het kantoor van Algemene Beveiligings Consultants in Vinkeveen. Deze ‘carbologie’ heeft vele mogelijkheden. Interne stukken, notulen, post en wat er zo meer in de prullenbak verdwijnt kan aangevuld met informatie uit openbare bronnen als eigen periodieken en jaarverslagen aan aardig beeld opleveren van de bezigheden en plannen van de Derde-Wereldbeweging en vredesgroepen. Materiaal genoeg om interessante risico-analyses te maken voor bedrijven die in de belangstelling staan van actiegroepen. 1.
De waarde van informatie is toegenomen door de verscherpte concurrentieverhoudingen. Het is voor bedrijven van groot belang zo vroeg mogelijk te weten wat de concurrent gaat doen. Er kunnen zich echter ook andere problemen voordoen die zeer schadelijk zijn voor de marktpositie. Een onderneming kan onderwerp worden van een boycotcampagne, of het mikpunt van aanslagen.
Wat te doen tegen acties? Allereerst: informatie verzamelen. Ondernemingen willen weten wat hen te wachten staat. Over maatregelen die genomen worden is zeer weinig bekend. Is bedrijfsspionage al geen favoriet onderwerp, de kwestie van het verzamelen van inlichtingen over politieke tegenstanders is zo mogelijk nog moeilijker materie.1
Dit artikel probeert een overzicht te geven van wat bedrijven ondernemen die te maken krijgen met actiegroepen. Blijven ze de toestand zo lang mogelijk negeren? De Universiteit Twente onderzocht hoe dat komt. Of huren ze een extern onderzoeksbureau in? Shell liet in de Verenigde Staten een compleet strategieplan ontwikkelen tegen de boycotcampagne, die ook in Nederland merkbaar was. Hoever gaat dat? Van wat voor methodes bedienen dit soort particuliere onderzoekers zich? Voor sommige bedrijven lijkt het aannemen van beveiligingsexperts een betere oplossing.
Tot slot wordt de markt voor politieke inlichtingen bekeken aan de hand van de ontmaskering van de oud papierman. Verschillende actiegroepen constateerden dat interne stukken in verkeerde handen terecht waren gekomen. Wat heeft dat voor consequenties? En weten cliënten van ABC niet veel meer dan dat ze laten merken?
De laatste vraag is wat voor gevolgen dat kan hebben. In het buitenland gaan bedrijven voor Nederlandse begrippen erg ver en komt het tot confrontaties met activisten, fysiek of anderzins.
Tegen de oud papierman en ABC in Vinkeveen zijn inmiddels juridische stappen ondernomen.
2.
De problematiek werd urgent toen het SHV-concern zich midden jaren tachtig geconfronteerd zag met een serie geslaagde brandstichtingen bij filialen van de Makro. Het concern voelde zich uiteindelijk genoodzaakt toe te geven aan de eisen van de RARA en trok zich terug uit Zuid Afrika.
Dat was aanleiding voor intensivering van het informeel overleg tussen bedrijfsleven en inlichtingendiensten. De mogelijkheden voor een public-private-partnership werden afgetast, om documentatie over mogelijk criminele en politieke dreigingen samen te brengen. De Stichting Maatschappij en Politie publiceerde naar aanleiding van deze gedachtewisselingen in 1988 het boekje ‘Wie keert het geweld in Nederland. Bedrijfsleven, politie en (politiek) geweld’.
De angst bestond dat “wanneer de overheid onvoldoende inspeelt op de huidige ontwikkeling de kans groot (is) dat het bedrijfsleven zich afkeert van de overheid en er een situatie ontstaat waarin ondernemers vaker het heft in eigen hand nemen.”
De nota waarschuwt met zoveel woorden tegen “allerlei bedrijfjes die zich ‘specialiseren’ in het verzamelen van inlichtingen over personen en groepen ten behoeve van bedrijven”.2
In de jaren daarna is van een meer gestructureerd inlichtingenoverleg niet veel terechtgekomen. De bestaande contacten blijven informeel en hebben overwegend “een zeer incidenteel en sporadisch karakter”.3 Een van de belangrijkste redenen daarvoor is de aard van de werkzaamheden van de BVD: eerder geneigd informatie te verzamelen dan te verstrekken. Dat levert niet alleen problemen op met concurrerende diensten -de CRI en de recherche- maar ook met de buitenwacht. Bovendien staat het bedrijfsleven niet te springen om gezamelijk bij de dienst op de thee te gaan. De vertrouwelijkheid van de betreffende informatie is daar debet aan. Beveiligingsfunctionarissen van bedrijven houden liever vast aan de comfortabele positie van goede contacten met oude bekenden. Als nadeel voeren de betrokkenen aan dat, omdat dit alles zich aan het zicht onttrekt, soms de indruk ontstaat dat deze uitwisselingen het daglicht niet kunnen verdragen.4
De vraag is bovendien wat bedrijven doen met de informatie die ze via het old boys netwerk krijgen. Als er daadwerkelijk acties in voorbereiding zijn is het meestal al te laat.
3.
Waarom zijn grote bedrijven steeds weer onderwerp van maatschappelijke actie? En waarom lijken ze niet in staat daar iets aan te doen, ondanks het feit dat de onderhavige problematiek vaak al jarenlang speelt?
Aan de Universiteit Twente is onlangs een promotie-onderzoek afgesloten naar de betrekkingen tussen maatschappij en onderneming. Maarten van Riemsdijk publiceerde zijn dissertatie onder de titel ‘Actie of Dialoog?’5
Als cases onderzocht hij de acties tegen Procter & Gamble, Nestlé en Shell en constateerde dat er een vast patroon zit in de reacties van de bedrijven. De relevantie van maatschappelijke ontwikkelingen wordt zo lang mogelijk ontkend en de problemen te lang genegeerd. De ondernemingen zijn steeds pas bereid tot een gesprek als het te laat is.
“Ignorance gets them in trouble; arrogance keeps them there.”6.
Van Riemsdijk concludeert (met Habermas) dat deze taktiek van negeren voortkomt uit een onvermogen te communiceren op een ander niveau dan dat van het geld en economische belangen. In die zin is het wel begrijpelijk dat ondernemingen pas reageren als er duidelijke eisen gesteld worden die het bedrijf financieel of anderzins schade opleveren. Dat is taal die aanspreekt. Met de actievoerders valt in dat stadium echter al niet meer te praten. De acties eindigen meestal pas als het bedrijf noodgedwongen het beleid aanpast in de richting van de eisen, of -in het geval van Shell- als de omstandigheden zich zo drastisch wijzigen dat de eisen vervallen.
Van Riemsdijk signaleert wel veranderingen die clashes tussen ondernemingen en de samenleving moeten voorkomen. De meeste grote ondernemingen hebben tegenwoordig afdelingen public relations en public affairs die proberen de omgeving in kaart te brengen.
In de praktijk blijken deze afdelingen echter ineffectief voor het tijdig signaleren van nieuwe ontwikkelingen. Als er al iets ondernomen wordt dan is dat -overeenkomstig de wensen van de top- het zo mogelijk neutraliseren van maatschappelijke weerstand.
Van Riemsdijk ziet meer in een tijdige aanpassing van het beleid. Volgens hem is de beste strategie om acties te voorkomen dat ondernemingen in een vroegtijdig stadium problematische issues ter discussie stellen. In een eerlijke open dialoog met alle maatschappelijk betrokkenen op initiatief van het bedrijfsleven.
“Na dialoog kan acceptatie en implementatie van controversiële of moeilijke produkten en produktieprocessen makkelijker verlopen. Maatschappelijke weerstand wordt zo voorkomen”.7
Helaas heeft de onderzoeker geen aandacht besteed aan de toenemende rol van beveilingsafdelingen bij grote ondernemingen. Ook het belang van ingeschakelde externe adviesbureaus laat hij buiten beschouwing.
4.
Het bekendste voorbeeld van een multinational die zich door een gespecialiseerd bureau laat adviseren tegen een internationale boycot, is dat van Shell en Pagan.
De koninklijke Shell liet in de Verenigde Staten een compleet strategieplan maken door het adviesbureau van Rafael Pagan. Dit advies, het Neptunus-rapport8, kwam kort nadat het was aangeboden onbedoeld in de openbaarheid en geeft een aardige inzage in het arsenaal dat ingezet kan worden tegen actievoerders.
Rafael Pagan hield zich als directeur van Nestlé bezig met de boycot tegen babymelkpoeder en bouwde in die tijd een uitgebreid bestand op van groepen met invloed op bedrijven. Eenmaal voor zichzelf begonnen verleent hij diensten aan Union Carbide na de ramp in Bophal, maar zijn eerste grote klant is Shell.
De problemen in Amerika worden voor Shell serieus als de mijnwerkersvakbond begin 1985 een consumentenboycot uitroept. Aanleiding is een arbeidsconflict in de Rietspruitmijn -voor 50% eigendom van Shell- in Zuid Afrika. De eis is aanvankelijk terugdraaiing van de ontslagen na een bloedig onderdrukte staking. Al snel sluiten omvangrijke en overkoepelende vakbondsorganisaties zich bij de boycot aan en worden contacten gelegd met actieve anti-apartheidsgroepen en verschillende Amerikaanse kerken. Grote beleggers zoals pensioenfondsen maar ook universiteiten en steden blijken bereid hun ‘aandelen in apartheid’ te verkopen. De organiserende groepen claimen zelfs dat eind november 1986 ruim 60 miljoen dollar uit Shell was teruggetrokken door aandeelhouders die het niet eens waren met Shell’s beleid in Zuid Afrika.9
In het Neptunus-rapport ontwikkelt Pagan een vijfjarenplan: de boycot moet geneutraliseerd en zo mogelijk helemaal beëindigd worden. Het honderden pagina’s dikke stuk beslaat het hele spectrum van mogelijke tegenstanders; in het jargon van een spionagedienst wordt een compleet intelligence plan ontvouwen. De media, het onderwijs, zelfs Shell-medewerkers die lid zijn van een politieke organisatie moeten geïnventariseerd en benaderd worden.
Een speciale intelligence functionary achterhaalde in Europa de taktieken van alle anti-Shell groepen en analyseerde hun politieke oriëntatie en eventuele invloed. Verschillende Nederlandse organisaties zoals het KZA, KAIROS, Shipping Research Bureau en Osaci10 werden uitgebreid ondervraagd over hun activiteiten en de financiering ervan en over hun standpunten en contacten. De interviews werden gedaan door iemand die zich uitgaf voor journalist van de International Barometer, een blad met als doel het nader tot elkaar brengen van actiegroepen en bedrijfsleven. Zijn naam was Alan Fuehrer, voor zijn pensionering was hij ‘in diplomatieke dienst’. De gesprekken werden opgenomen maar nooit gepubliceerd, de banden kwamen bij Shell te liggen.11
Pagan adviseert Shell vooral in gesprek te blijven met de invloedrijke kerkelijke groeperingen, die -zeker in Amerika- gezien worden als de kritische massa. Doel is radicale leiders te isoleren van de grote meerderheid van de achterban, fatsoenlijke mensen die oprecht bezorgd zijn. Pagan in een lezing12: “We moeten de activisten ontdoen van het morele gezag dat ze ontlenen aan hun bondgenoten, religieuze organisaties.” Kerkleiders, geselecteerd op integriteit en bereidheid mee te werken, krijgen vertrouwelijke documenten voorgelegd om zo overtuigd te raken van de oprechte bedoelingen van de onderneming. De eigen werknemers worden gezien als een bron van informatie en verwervers van steun. Door ze intensief te betrekken bij het besluitvormingsproces van het bedrijf, verzeker je je volgens Pagan van hun medewerking en trouw aan de zaak.
Om de aandacht van de boycotactie af te leiden krijgt Shell South Africa de raad te wijzen op wat het bedrijf ter plaatse concreet doet tégen apartheid. Internationaal moet de aandacht af van de actuele situatie door de nadruk te leggen op de problematiek van Zuid Afrika in het post-apartheid tijdperk. Een conferentie over dat onderwerp in september 1987 -toegang 650 dollar per persoon- mislukte gedeeltelijk toen bleek dat Shell erachter zat. Verschillende kerkleiders trokken zich terug omdat Pagan-zelf en iemand van Mobil Oil zitting hadden in het comité van aanbeveling.13
Het blijft niet altijd bij adviezen. Raphael Pagan stond ook aan de wieg van een organisatie van Amerikaanse zwarte geestelijken die het niet eens zijn met sancties tegen Zuid Afrika. Centrale stelling van deze ‘Coalitie voor Zuidelijk Afrika’ was dat de zwarten in Zuid-Afrika het zwaarst getroffen worden als bedrijven hun investeringen zouden terugtrekken. Het COSA kreeg gratis onderdak en faciliteiten in het kantoorpand van Pagan, het startkapitaal -1,6 miljoen gulden- kwam o.a. van Mobil Oil en Johnson & Johnson. Na het bekend worden van zijn betrokkenheid legde Pagan zijn functie als betaald adviseur van COSA neer, om de indruk te vermijden dat de organisatie een speelbal van het bedrijfsleven was.14
Shell Nederland heeft zich altijd gedistantieerd van het Neptunus-rapport. Het rapport, inderdaad gemaakt in opdracht van Shell Amerika, is echter blijkens de omslag bedoeld “voor gebruik in de Verenigde Staten en voor de ontwikkeling van een wereldwijde coördinatie binnen de Royal Dutch Shell Group.” Bovendien staat vast dat de top van Pagan International op het hoofdkantoor in Den Haag is geweest. Ook heeft president-directeur L.C. van Wachem over dit document overlegd met Pagan in Houston, Texas.15
Op de dag dat het bestaan van het Neptunusrapport onthuld wordt, in oktober 1987, voert Shell Nederland een eerste gesprek met kerkelijk leiders. Alhoewel dit precies past in de lijn van het advies, blijft Shell ontkennen dat Pagan erachter zit. “Shell Nederland heeft absoluut geen behoefte aan zo’n rapport” zegt voorlichter Van Rooijen tegen Hervormd Nederland, “Wij doen het eerlijk en met open vizier”. Onbedoeld geeft Van Rooijen met deze uitspraak een oordeel over de handelwijze van zijn Amerikaanse zuster Shell Oil concludeert het weekblad fijntjes.16
5.
Een ander bedrijf dat in het gat op de markt springt is het internationaal gerespecteerde Control Risks, bekend door hun specialisme onderhandelen bij gijzelingszaken.
Halverwege de jaren tachtig lijken actiegroepen naast oorlog, terrorisme en guerrilla een mogelijk gevaar voor het bedrijfsleven. In Groot Brittannië doet Control Risks de nodige ervaring op met het in kaart brengen van het radicale Animal Liberation Front. Als in 1986 als gevolg van toenemende politieke en sociale onrust een ware exodus van grote westerse ondernemingen uit Zuid Afrika begint, verschuift de focus van de risico-analyse.
Control Risks richt een geheim genootschap op om onderzoek te doen naar de “potentiële bedreiging van de veiligheid” door de anti-apartheidsbeweging in Europa. Vijfduizend gulden moet het lidmaatschap kosten volgens de zeer vertrouwelijke prospectus die het veiligheidsbedrijf in 1986 toestuurde aan eventuele klanten. Elke anti-apartheidsgroep in Europa zal worden onderzocht, een aantal organisaties in Nederland staan expliciet vermeld. Niet alleen onderlinge banden en relaties met sympathiserende bewegingen, maar ook contacten met politieke partijen en de banden met de bevrijdingsbewegingen in Zuidelijk Afrika worden nagegaan. En niet te vergeten: “de mogelijkheid dat andere militante of terroristische organisaties de Zuidafrikaanse kwestie exploiteren door de anti-apartheidsbeweging te infiltreren of via gewelddadige actie uit solidariteit”.17
Dat voor dit onderzoek gebruik zou worden gemaakt van controversiële methodes of van informatie afkomstig van inlichtingendiensten ontkent het bedrijf met kracht. De staf van Control Risks bestond en bestaat echter voornamelijk uit mensen afkomstig van hoge posten bij de politie en inlichtingendiensten. Directeur Onderzoek is Peter Janke, die al sinds de jaren zeventig zeer innige contacten met inlichtingendiensten uit Rhodesië en Zuid Afrika onderhoudt. De woordvoerder van Control Risks, Christopher Grose, een voormalige majoor van de Britse anti-terreureenheid SAS, ontkent tegenover de correspondent van NRC Handelsblad dat het veiligheidsbedrijf de anti-apartheidsbewegingen bespioneert. “Wij zijn niet bezig met een infiltratie-operatie om via illegale, immorele of onethische wegen aan informatie te komen.” Grose houdt vol dat inlichtingen uit alle mogelijke open bronnen komen: “Wij ontvangen geen geheime informatie uit officiële bronnen en willen dat ook niet. We zijn een informatiedienst, geen geheime inlichtingendienst”. Hij moet echter toegeven dat mensen van Control Risks zich bij het maken van interviews met betrokkenen niet bekend maken als medewerkers aan dit supergeheime project.18
De Anti Apartheidsbeweging Nederland werd niet rechtstreeks benaderd om informatie; een medewerker stuurde Control Risks wel een exemplaar van het AABN-jaarverslag mét een vergelijkbaar prijskaartje. Het materiaal kwam per kerende post retour met een kort briefje dat Control Risks al over alle relevantie informatie beschikte…..19
6.
Bij de maatregelen die bedrijven nemen tegen actievoerders spelen dezelfde discussies als bij bedrijfsspionage. Rechercheadviesbureaus die in opdracht onderzoek verrichten bedienen zich van methodes die inlichtingendiensten niet vreemd zijn. Aangewende taktieken spelen zich af op het grensgebied van het juridisch toelaatbare. Particuliere onderzoekers hebben connecties met politie of geheime diensten die het daglicht maar nauwelijks kunnen verdragen, veel inlichtingen worden gewonnen via het old boys network.
Maar voor lang niet alle ondernemingen is het noodzakelijk buitenstaanders in te schakelen. Van sommigen bedrijven is bekend dat ze zelf de nodige maatregelen namen. Shell Nederland heeft altijd gezegd geen gebruik te maken van de diensten van Raphael Pagan of van Control Risks. Dat dat niet nodig was valt te verklaren uit de bezetting van de eigen veiligheidsdienst. Voor het in kaart brengen van de omvang en kracht van de actiegroepen doet Shell begin jaren tachtig een gouden greep. Chef beveiliging werd het voormalig hoofd van de Plaatselijke Inlichtingen Dienst Amsterdam, E. van de Veer. Hij maakt volop gebruik van zijn voormalige collega’s bij de overheid; voor hem zijn competentiegeschillen tussen de BVD en de CRI geen probleem.
Van de Veer: “Ik bel ze allebei (..) Ik weet dat er weleens problemen zijn maar ik omzeil die door de twee verhalen te vergelijken voor onze analyses.” Hij wijst erop dat dreigingen die politiek gezien geen hoge prioriteit hebben, commercieel een enorme impact kunnen hebben: “De inschatting door de BVD van economische en commerciële risico’s is niet altijd aanwezig. Wij kregen een telefoontje dat een bruggetje in de Botlek zou worden geblokkeerd. Het belang daarvan werd onvoldoende ingezien. Vrijwel al het olietransport over de weg moet daar overheen. Binnen vier uur zou Schiphol zonder kerosine staan. De internationale blamage en commerciële schade zou gigantisch zijn (…) Wij hebben duidelijk een opvoedkundige en voorlichtende functie in deze”.20
Dat ook Shell Nederland zich niet altijd van even nette methodes bedient, blijkt uit het volgende verhaal. Lange tijd maakte het bedrijf zich niet al te druk over de acties. De omslag komt als steeds meer gemeentes zich uitspreken tegen Shell21. In 1986 is er in ruim tachtig gemeentes een anti-apartheidsmotie aangenomen. In dezelfde tijd doet het Instituut voor Psychologisch Markt Onderzoek een opinieonderzoek over de aanwezigheid van het Nederlandse bedrijfsleven in Zuid-Afrika. Enqueteurs vragen gemeenteraadsleden naar hun mening over het terugtrekken van het bedrijfsleven en de consequenties die dat zou hebben. Door de vragen wordt de suggestie gewekt dat het boycotten van Shell-produkten door gemeentes wel eens illegaal zou kunnen zijn. Volgens de begeleidende brief bij de enquête is de opdrachtgever voor het onderzoek ‘een groot bedrijf’. Dat het Shell is krijgen de ondervraagden niet te horen.22 Een fraaie manier om erachter te komen of de boycot in Nederland zal aanslaan.
Ook Holiday Inn Amsterdam richtte een eigen afdeling beveiliging op. Robin van Doorn, chef security: “Het Holiday Inn Crowne Plaza-hotel in Amsterdam is gebouwd op het terrein van een van de laatste grote krakersbolwerken uit de jaren tachtig. Na de ontruiming zworen de krakers het gebouw onmiddellijk weer te bezetten zodra het opgeleverd zou worden als hotel.” Buiten de voor de hand liggende maatregelen als bewakers, een meldkamer en technische surveillance in en om het hotel werden er ook inlichtingen verzameld. Van Doorn: “Buiten de krakers is ook de anti-apartheidsbeweging een bedreiging geweest voor het hotel. Holiday Inn is immers sterk vertegenwoordigd in Zuid Afrika. De beveiligingsafdeling heeft veel tijd en energie besteed aan het vergaren van informatie over de plannen en activiteiten van deze beweging”.23
Kleinere ondernemers zetten incidenteel particuliere detectives in. Recherchebureau Het Oosten werd in 1993 ingeschakeld door een groep Arnhemse autodealers die zich groen en geel ergerden aan mensen die billboards met autoreclames bekladden. P. van Elk, directeur van dit eenmansbedrijf: “De politie wist ervan, maar die kan niet nachtenlang gaan posten. Trouwens, ik ook niet, dus heb ik geprobeerd iemand binnen die groep te krijgen. En dat lukte.” De politie van Arnhem kreeg een ‘heterdaadje’ op een presenteerblaadje aangeboden, maar niet nadat Van Elk foto’s liet maken van de kladactie. Op basis van dat bewijsmateriaal zijn enkele leden van de groep ‘Ga toch fietsen’ door de rechter veroordeeld. De detective werkt alleen in opdracht aan de oplossing van een probleem: “Voor het systematisch verzamelen van informatie over dit soort groepen met je bij een ander zijn”.24
7.
De vraag is in hoeverre er tegenwoordig nog een markt is voor politieke inlichtingen. De actiebeweging van de jaren tachtig is over haar hoogtepunt heen, het tij in Zuid Afrika lijkt ten goede gekeerd en multinationals zijn in rustiger vaarwater beland. Het gaat heden ten dage niet meer om grimmige anti-apartheidsstrijd of grote boycotcampagnes, hardere acties of brandaanslagen. Maar bedrijven kunnen ook op subtielere manier de behoefte hebben op de hoogte te blijven van wat er speelt. Het kan om allerlei redenen van belang zijn de plannen van de betreffende groepen te kennen om er tijdig op in te kunnen spelen.
Een van de weinigen die er openlijk voor uitkomt zich bezig te houden met het verzamelen van politieke inlichtingen is Peter Siebelt uit Vinkeveen. Zijn bedrijf Algemene Beveiligings Consultants (ABC) kwam in de zomer van 1994 nogal opvallend in het nieuws. Een van zijn medewerkers, Paul Peter Oosterbeek, bleek onder valse naam te infiltreren in een aantal belangengroepen. ‘Marcel Paul Knotter’ haalde oud papier op bij tientallen organisaties in Amsterdam en Utrecht, waaronder Pax Christi en de Parlementariërs tegen Apartheidclub van Jan Nico Scholten, Awepa. Hij reed daarmee niet naar de school in de Bijlmer waarvoor het bedoeld was, maar bracht het naar Vinkeveen.25 Op dat adres zit achter een hoge muur, videocamera’s en een hek met ijzeren punten het kantoor van ABC.
Siebelt begon zijn rechercheadviesbureau in 1986, de tijd van de Rara-aanslagen en de Shell-acties. Nederlandse bedrijven met belangen in Zuid Afrika willen weten wat hen te wachten staat. Het aanbieden van interne informatie of risico-analyses op basis daarvan lijkt een lucratieve business.
De directeur van ABC is geen onbekende. Begin jaren tachtig was hij, als eigenaar van de bewakingsdienst Siebelt Beveiliging in de Amsterdamse Bijlmer, een veel geciteerd ‘bekend veiligheidsadviseur’. Interviews uit de begintijd van ABC laten weinig aan duidelijkheid te wensen over. Discretie was toen nog niet zo essentieel.
Tegen Het Parool zei Siebelt in 1986: “Je hebt natuurlijk organisaties die door beleggingen in en contacten met bepaalde landen in de belangstelling staan van terroristische groepen. (..) Het kan ook zijn dat een bedrijf ten onrechte denkt geen risico te lopen, maar intussen staan ze er niet bij stil dat ze geld hebben geïnvesteerd in een omstreden project in Zuid Afrika of Israël, om maar iets te noemen. Dan staan ze opeens wèl op een lijst. Ik denk dat bedrijven zich daarvan steeds meer bewust moeten zijn en in het uiterste geval zal zo’n investering ongedaan moeten worden gemaakt.”
Siebelt waarschuwde een half jaar later in een artikel over bedrijfsspionage voor kopietjes die in de prullenbak terecht komen. Hij komt met het verhaal van “mensen, soms zelfs de directeur, die ‘s avonds in de containerbak van de concurrent kruipen om gegevens te pakken te krijgen”.26
In zijn begintijd als bewaker deed hij veel ervaring op met stakingen en bood zich aan om de directie te beveiligen. Hij was de -bij stakers gehate- controleman van het management bij Ogem voor bedrijfsbezettingen; hij waarschuwde Boskalis toen zich daar vergelijkbare problemen voordeden.27 Siebelt ging actief de boer op met zijn diensten. Paul Oosterbeek legde in 1990 contact met elite-onderzoeker Jos van Hezewijk in Uden. Hij wist de onderzoeker een copie van het bestand ‘Rijke mensen en hun dubbelfuncties’ af te troggelen. Voor ABC bood dit uitstekende mogelijkheden ter uitbreiding van het klantenbestand: een deel van dit select gezelschap had ongetwijfeld behoefte aan een regelmatige risico-analyse.
Omdat de directeur de laatste jaren minder geneigd is tot het geven van interviews, is de kijk op de afnemers van ABC beperkt. Enig inzicht biedt de carrière van Paul Oosterbeek. Hij begon zijn activiteiten acht jaar geleden als vrijwilliger bij Osaci, een kerkelijke organisatie die onderzoek doet naar investeringen in de Derde Wereld. Deze ‘Marcel Paul Knotter’ deed zich voor als onderzoeker met een interessegebied dat varieerde van bedrijven met belangen in Zuid Afrika tot extreem rechtse connecties met apartheid. Zijn persoonlijke hobby was naar believen invloedrijke families (de Brenninkmeijers, de Fenteners) of machtige multinationals (Unilever, Van Leer) – maar zelf leverde hij nooit veel informatie. Bij vergaderingen van het ‘Schone Kleren Overleg’ over C&A, illegale naaiateliers en lage lonenlanden leerde hij andere Derde-wereldorganisaties kennen. ‘Marcel Knotter’ kreeg ingangen bij onderzoeksorganisaties die zich bezig houden met het internationale bedrijfsleven, maar ook bij Kairos (Christenen tegen Apartheid) en Pax Christi in Utrecht.
Had eerst vooral Zuid Afrika zijn interesse, de laatste tijd toonde Paul Oosterbeek meer belangstelling voor milieuzaken. Begin 1994 probeerde hij -zonder succes overigens- een campagneleider van Greenpeace, die hij nog kent via Kairos, te verleiden tot een lunchafspraak. Greenpeace startte onlangs de nieuwe campagne tegen de chloorindustrie met acties tegen Akzo-chemie.
8.
Wat doen bedrijven met informatie over de bezigheden en plannen van dit soort tegenstanders? Dat is voor een deel af te leiden uit het relaas van clubs die constateerden dat interne stukken in de openbaarheid kwamen.
De waarnemersdelegatie van de Parlementariërs tegen Apartheid (Awepa), die de verkiezingen in Zuid Afrika ging volgen, werd dit voorjaar door de Telegraaf valselijk beschuldigd van misbruik van subsidies. “Zuid Afrika-missie ernstig in opspraak. Echtgenotes reizen mee op kosten van de gemeenschap.” Blijkens een hetze-achtig artikel beschikte het ochtendblad over correspondentie tussen Awepa-president Jan Nico Scholten en Livi, directeur van de afdeling Ontwikkelingssamenwerking van de Europese Unie. Bovendien heeft de schrijver van het stuk kennelijk inzage in voorlopige versies van deelnemerslijsten. Een proces tegen de Telegraaf leverde een rectificatie op -van postzegelformaat natuurlijk- maar geen zicht op de oorzaak van het lek. Er kwam een papierversnipperaar en een nieuw sleutelbeleid. De medewerkers van Awepa begonnen elkaar al scheef aan te kijken. Bij de eerste geruchten over het oud papier realiseerden de Parlementariërs tegen Apartheid zich dat ze de duivel zelf in huis hadden gehaald. Jan Nico Scholten is al jaren een gewild slachtoffer van haatcampagnes in de rechtse pers. Dat hij het basismateriaal daarvoor al de tijd zelf lijkt te hebben aangeleverd gaf een grote schok.
Awepa is niet het enige slachtoffer van de Telegraaf. Via verslaggever Joost de Haas zijn meer documenten van de oud- papierman op de redactieburelen terechtgekomen. Ook een actiegroep tegen de Golfoorlog die gebruik maakt van het pand van de Filippijnengroep Nederland vond haar notulen terug in de krant. De fondsenorganisatie X-Y overkwam hetzelfde.
Op basis van intern materiaal citeert de Telegraaf ‘woordvoerders’ zonder ze gesproken te hebben. De krant gebruikt uit verband gerukte details om stemming te maken tegen linkse groepen.28
De gevolgen laten zich raden. De kans bestaat dat de clubs in kwestie minder serieus genomen worden, en op basis van dit soort desinformatie moeilijkheden krijgen met bijvoorbeeld subsidiegevers. Wat uiteindelijk het actie-rendement kan verkleinen.
Een iets minder groffe manier om actiegroepen het gras voor de voeten weg te maaien is de volgende.
Neem de farmaceutische industrie of de producenten van babyvoeding. Al sinds jaar en dag worden hun (agressieve) verkoopstrategieën in de derde wereld kritisch gevolgd door samenwerkende monitoring groups uit diverse westerse landen. Deze groepen overleggen niet alleen onderling, er wordt ook regelmatig op hoog niveau gesproken met het bedrijfsleven. Het is voorgekomen dat op dit soort bijeenkomsten vertegenwoordigers van de industrie onverwacht interne stukken als troef uitspeelden. Dit overkwam een aantal clubs die op de lijst van Paul Oosterbeek stonden. Er komt een subsidieverzoek op tafel of een nog niet gepubliceerd zwartboek. Om aan te tonen dat de groepen geen open kaart spelen, of zich wel degelijk schuldig maken aan company campaigning.
De andere kant voelt zich op zijn minst een moment uit het veld geslagen. Overrompeld en geconfronteerd met een informatielek.
Bij de zoektocht naar de oorzaak van het lek werd aan één ding niet gedacht. Dat was het oud papier. Allerlei andere mogelijkheden passeerden de revue, wat zorgde voor de nodige onrust. Uiteindelijk bood de onthulling van de ware identiteit van de oud-papierman een sluitende verklaring. Het was dus niet een afgetapte faxlijn; iedere fax die binnenkomt wordt gecopieerd op normaal papier, het origineel gaat bij het oud papier. Dozen vol foute fotocopiën en afgekeurde uitdraaien werden volkomen vrijwillig afgegeven, in de veronderstelling dat het voor een goed doel was.29
Opvallend is de reactie van de betrokken clubs op deze alternatieve vorm van bedrijfsspionage. Die kenmerkt zich door terughoudendheid. Liever dan publiekelijk kond te doen van verontwaardiging over dit soort praktijken, hult men zich in stilzwijgen. Om op speaking terms te blijven met de betrokken bedrijven of niet teveel opzien te baren in verband met lopend onderzoek of een belangrijke subsidieaanvraag. De geleden schade wordt ontkend of -na de aanvankelijke schrik- weer zoveel mogelijk naar beneden gepraat.
Een vergelijking met reactie problemen in het ‘echte’ bedrijfsleven dringt zich op. Om het met de Amerikaan Toffler maar eens wat plastisch uit te drukken: “Slachtoffer zijn van bedrijfsspionage is zoiets als geslachtsziekte hebben. Velen kunnen ermee besmet zijn, maar niemand wil erover praten”.30
Tegelijkertijd geven die reacties precies het belang aan dat de tegenpartij heeft bij het schermen met voorkennis. Het zelfvertrouwen van de actiegroep wankelt. Achterdocht is gezaaid wat kan leiden tot ernstige verdenkingen. Naar buiten toe kan het imago van de groep beschadigd raken, de betrouwbaarheid van de medewerkers is in het geding. Een onderzoeksbureau naar de praktijken van multinationals wil niet bekend staan als een organisatie die lekt, dan komt er nooit meer informatie.
Het is voor een bedrijf niet per se noodzakelijk om meteen of zo nadrukkelijk te laten merken wat men weet. Analyse van het materiaal kan aanleiding geven tot het wijzigen van de public relationsstrategie of aanpassing van de reclamecampagne. Soms zelfs wordt het beleid daadwerkelijk gewijzigd of doet men veel moeite die indruk te laten bestaan.
Fastfood-gigant McDonald’s verminderde het gebruik van plastics en piepschuim als verpakkingsmateriaal. Er verschenen pagina-grote advertentie met een weerwoord op de aantijging dat het bedrijf grote schade toebrengt aan het tropisch regenwoud. Bij de patat krijg je tegenwoordig gratis een boekje vol informatie over de verantwoorde produktie van McDonald’s voedsel. Op het menu staat nu naast de supergezonde salade zelfs een vegetarische hamburger!
Met voorkennis kan ook slim ingespeeld worden op voorgenomen acties. Het Schone Kleren Overleg startte in 1990 een campagne tegen C&A, om aandacht te vragen voor de slechte omstandigheden in lage lonenlanden en illegale naaitateliers. Klanten werden opgeroepen bij de kassa te vragen waar de gekochte kleding vandaan kwam. Bijna onmiddellijk na de start van de actie had C&A voorgedrukte antwoordkaarten klaar. De vragenstellers werden per omgaande van repliek gediend.31
Veel bedrijven doen helemaal niets met de informatie die ze verzamelen of laten verzamelen. Niets waarneembaar althans. Misschien vindt er uitwisseling plaats met de diverse betrokken inlichtingendiensten. Gegevens wachten opgeslagen in computers tot de tijd rijp is. Of tot -zie van Riemsdijk- de top van het bedrijf door heeft dat er echt iets moet gebeuren.
Lang niet alle groepen waar Paul Oosterbeek contact mee onderhield, hadden daadwerkelijk gemerkt dat informatie in verkeerde handen was gekomen. Toch stonden zij kennelijk in de belangstelling van ABC. Over het waarom kan alleen maar gespeculeerd worden en er is niet veel verbeeldingskracht nodig voor allerlei duistere vermoedens.
9.
In het buitenland is men al veel verder met het ontwerpen van nieuwe strategieën tegen vasthoudende actievoerders. Ook het gebruik van totaal verschillende tactieken naast elkaar is geen uitzondering.
Diende Procter & Gamble in het onderzoek van van Riemsdijk32 nog als (school)voorbeeld van een conflict dat werd opgelost via een serieuze dialoog, dé ultieme tactiek was dat kennelijk niet. De agressieve opstelling is veel bekender, onder andere in de wasmiddeloorlog met Unilever.33
In de Verenigde Staten staat Procter de laatste jaren onder grote druk van de milieubeweging. Dat kost miljoenen aan procedures, public relations en investeringen in zuiveringsinstallaties. In reactie daarop probeert het concern activisten in diskrediet te brengen en het zwijgen op te leggen. Dat kan enorme escalaties tot gevolg hebben.
Werknemers nemen het heft in eigen hand. Milieu-activisten worden bedreigd door gemaskerde mannen, in 1992 gebeurde dit verschillende keren. Een woordvoerder van Procter bevestigt dat er meerdere incidenten zijn geweest waarbij de anonieme aanvallers zeiden dat ze bang waren door toedoen van de activisten hun baan te verliezen.34 Het nuvolgende voorbeeld staat niet op zichzelf.
Stephanie McGuire werd op 7 april 1992 aangevallen door drie mannen met ski-brillen op, identiek gekleed in camouflagepakken en splinternieuwe laarzen. De achtendertig-jarige vrouw woonde al haar hele leven tamelijk teruggetrokken 25 kilometer stroomafwaarts van een Proctor & Gamble cellulose-fabriek. Omdat ze zich als manager van het Fenholloway Fishcamp zorgen maakte om de toestand van de rivier, had ze zich een jaar eerder aangesloten bij een kleine lokale actiegroep Help Our Polluted Environment (HOPE). Haar gezicht en borsten werden bewerkt met een scheermesje en een brandende sigaar. Uit wraak voor een geplande aanklacht tegen P&G wegens vervuiling. Vervolgens goten de mannen water uit de vervuilde rivier over de wonden heen. “Nu heb je iets om ons mee aan te klagen” werd haar toegevoegd.
Het concern zit erg omhoog met dit soort voorvallen waarbij werknemers van Procter betrokken zijn. “Wat het motief ook was, het is een afkeuringswaardig incident.”35 Formeel distantieert P&G zich; of de onderneming er werkelijk niets mee te maken had blijft onduidelijk.
Gebeurtenissen als deze liggen in het verlengde van stemmingmakerij tegen actievoerders. Greenpeace International maakt zich zoveel zorgen om deze ontwikkelingen dat ze in Canada een speciale databank begonnen zijn. Milieu- en vredesactivisten uit de hele wereld worden opgeroepen hun ervaring in te sturen: ben je fysiek bedreigd of anderzins geïntimideerd, of ken je iemand die zoiets is overkomen? Ben je telefonisch lastig gevallen of per brief bedreigd? Heb je te maken gehad met geweld, inbraken, thuis of op je werk; is er wel eens iets vernield? Speciaal gevraagd wordt naar voorbeelden van dreigen met juridische stappen. Greenpeace wil alles weten over aanklachten door individuen of bedrijven, maar ook door lokale autoriteiten of de staat.36
Een zaak die zeker in deze verzameling thuishoort, is het monsterproces van McDonald’s tegen twee actievoerders wegens smaad (libel). Na aanpassingen van het beleid en een fikse informatiecampagne (zie boven) is de fastfood-gigant het meer dan zat. Inzet is de folder ‘What’s wrong with McDonald’s? The facts they don’t want you to know’ waarin alle kritiek van de laatste jaren is verzameld. In een tegenpamflet dat McDonald’s verspreidt in al haar Britse vestigingen wordt erop gewezen dat ‘this action is not about freedom of speech, it is about the right to stop people telling lies.’ Dat kwam hen te staan op een ‘counterclaim’: laat McDonald’s maar eens bewijzen dat wat de actievoerders beweren gelogen is. Voor het proces, dat in juli 1994 is gestart en vermoedelijk vier maanden gaat duren, zijn 150 getuigen opgeroepen. Overigens verkreeg McDonald’s de namen van betrokken actievoerders -nodig voor het aanspannen van dit proces- door het plaatsen van infiltranten in vergaderingen van de Londense milieugroep. Ook deze spionage-methode komt op het rechtszitting aan de orde.37
10.
Zover is het in Nederland nog niet. Gevallen van fysieke of psychische bedreiging zijn tot nu toe nauwelijks of niet voorgekomen.
De oud papier-affaire heeft wel een juridische nasleep. De publiciteit en in de Tweede Kamer gestelde vragen hadden een onderzoek van de Procureur Generaal tot gevolg. Nu het er op lijkt dat ABC rechercheactiviteiten verricht in de zin van de nieuwe wet op de particuliere recherchebureaus, moet Siebelt zich verantwoorden voor het feit dat hij geen vergunning heeft aangevraagd.
Hoe het ABC werkelijk aan informatie komt, zal moeten blijken uit het justitieel onderzoek later dit jaar. De slachtoffers van de oud papierman deden begin september 1994 aangifte wegens oplichting in vereniging, tegenover hen werd immers verzwegen wat een essentieel deel van de bestemming van het oud papier was.
Siebelt ontkent niet dat Paul Oosterbeek voor hem werkte, hij heeft zelfs een promotie voor hem in petto: hoofd van een nieuwe afdeling, “een development department voor advies aan Derde Wereldhulporganisaties die de afgelopen twintig jaar buitengesloten werden van de enorme subsidiestroom in dit land.” De directeur van ABC is de actiebeweging dankbaar voor alle gratis reclame, maar zegt: “ik heb geen oud papier nodig om aan mijn informatie te komen”. Ook Paul Oosterbeek suggereert in dit artikel in de Telegraaf dat er nog andere infiltranten in de beweging zijn.38
Begin 1994 werd bekend dat bijna alle in corporate intelligence gespecialiseerde bureaus bezoek hadden gehad van twee heren in een regenjas. Hoewel ze hun identiteit eerst niet bekend wilden maken, bleek het te gaan om agenten van de BVD. De meeste specialisten in strategische informatie over het bedrijfsleven houden vol dat ze uitsluitend gebruik maken van openbare bronnen, en dus niets te maken hebben met bedrijfsspionnage. Maar kennelijk wordt daar elders anders over gedacht: “Malafide informatiehandelaars trachten met de meest uiteenlopende methoden aan informatie te komen” aldus de BVD. “Het komt voor dat men zich bedient van methoden die grote gelijkenis vertonen met de praktijken uit de spionagewereld”.39 De BVD is hier duidelijk niet van gediend.
Peter Siebelt blijft wijselijk vaag over de door ABC gehanteerde werkwijzen. Maar hij geneert zich niet voor het verzamelen van politieke inlichtingen. Een fax die hij na alle publiciteit aan zijn relaties stuurde40 eindigt -trots- met een citaat uit actieblad NN, dat “ABC vanuit het ‘monitoren’ van de hele Derde Wereldbeweging een enorme achtergrondkennis heeft opgebouwd.” niet al te druk over de acties. De omslag komt
Noten.
1. A.B. Hoogenboom, Het Politiecomplex, Over de samenwerking tussen politie, bijzondere opsporingsdiensten en particuliere recherche. Gouda Quint, Arnhem, 1994. p. 290 ev.
Hoogenboom vroeg tientallen particuliere recherche- en adviesbureaus naar hun bezigheden. Slechts twee respondenten kwamen er openlijk voor uit zich in opdracht van bedrijven bezig te houden met actiegroepen.
2. SMO-boek, Wie keert het geweld in Nederland? Bedrijfsleven, politie en (politiek) geweld, SMO, ‘s Gravenhage, 1993, p. 51 en 53.
3. Commissie Schouten, Eindrapport van de Gemengde Projectgroep Overheid-Bedrijfsleven, oktober 1988 (citaat komt van p. 28).
Zie ook: R.W.M. Geerts en P.F.M. Boekhoorn, Criminaliteitsbeheersing, De wenselijkheid van publieke private samenwerking, SMP-boek, Gouda Quint, Arnhem, 1990, p.53 e.v.
De schrijvers baseren zich o.a. op het eindrapport van de cie Schouten.
4. R.W.M. Geerts e.a., p. 55.
5. M.J. van Riemsdijk, Actie of dialoog, Over de betrekkingen tussen maatschappij en onderneming, Enschede, 1994.
6. Van Riemsdijk citeert R.P. Ewing, in: J.S. Nagelschmidt (ed.), The Public Affairs Handbook, Amacom, New York, 1982, p. 56.
7. Van Riemsdijk, p. 220.
8. R.D. Pagan jr., Shell US South Africa Strategy. Prepared for: The Shell Oil Company for use in the U.S. and for the development of global coordination within the Royal Dutch Shell Group. Washington D.C., 1986.
9. Zie Van Riemsdijk, p. 87 e.v. en Brochure Shell smeer ‘m uit Zuid Afrika, 1987, p.24.
10. Osaci, tegenwoordig Oikos, is een kerkelijke organisatie die onderzoek doet naar investeringen in de Derde Wereld. En kerken adviseert wat betreft hun beleggingen.
11. Research: het VPRO televisieprogramma ‘Gouden Bergen’ van zondag 11 oktober 1987 ‘De Neptunus Strategie’. Tekst van het programma uitgegeven door VPRO publieksservice, p. 2-5.
Gouden Bergen sprak met mensen die door deze ‘journalist’ geïnterviewd zijn en ook met Alan Fuerher zelf.
12. R.D. Pagan jr., Carrying the fight to the critics of multinational capitalism, New York, 22 april 1982.
Lezing van Pagan -toen nog president van the Nestlé Coordination Center for Nutrition- voor een conferentie over internationaal activisme en multi-nationaal kapitalisme van the Public Affairs Council in New York. De denkbeelden die hij hier tentoonspreidt liggen ten grondslag aan zijn latere werk, waaronder het Neptunus-rapport.
13. T. Smith en D. Katzin, The Shell Game: Shell oil’s secret plan to counteract the anti-apartheid boycot. Interfaith Center on Corporate Responsibility, New York, september 1987.
De ICCR, een organisatie van de National Council of Churches, was de club die het Neptunus-rapport onbedoeld in handen kreeg en het opstuurde naar verschillende actiegroepen over de hele wereld.
14. Zwarte geestelijken VS wijzen sancties tegen Z-Afrika af, Boycot zou niet-blanken het zwaarst treffen, Katholiek Nieuwsblad, 31 maart 1989.
Ten overvloede: Mobil Oil en Johnson & Johnson zijn ook bedrijven met belangen in Zuid Afrika, zij hebben dus te vrezen van boycotacties en de-investeringscampagnes.
15. Tekst van het programma ‘Gouden Bergen’ p.11 e.v.
Volgens HN, 24 oktober 1987, deed Van Wachem dit formeel in zijn functie als voorzitter van de Raad van Bestuur van Shell Oil U.S.
16. Hanne Obbink, Er valt nog heel wat op te poetsen, Shell, Zuid-Afrika en de strijd om de publieke opinie, HN-Magazine, 24 oktober 1987.
17. Control Risks, The Anti-Apartheid Movement in Europe, Prospects for Increased Violence, A syndicated study, London, oktober 1987. Aankondiging van de studie door Control Risks Information Services Ltd zoals die verstuurd is naar mogelijke klanten.
18. K. Toolis, Syndicaat licht beweging tegen apartheid door, NRC Handelsblad, 11 december 1986.
19. F. van Aurich, CRIS spioneert, Zuidelijk Afrika Nieuws, Amsterdam, februari 1987.
20. A.B. Hoogenboom, p. 291-293. Hoogenboom noemt in zijn boek geen namen maar voert deze respondent op als “een voormalig PID’er, nu werkzaam voor een bedrijfsbeveiligingsdienst van een multinationale oliemaatschappij” Uit door hemzelf genoemde voorbeelden wordt duidelijk dat het hier om niemand anders kan gaan dan E. v.d. Veer van de Koninklijke Shell.
21. Van Riemsdijk (p. 91) citeert hierover Rob Bouman, afdelingshoofd p.r. bij Shell. Door de acties van de gemeenten vond men het bij Shell tijd om in te grijpen. In M. Sommer, De lokroep van de boze reus, de Volkskrant 9 mei 1987.
Gouden Bergen constateerde in 1987 hetzelfde.
22. Gouden Bergen, p. 7-8 en 16-17.
Het enige verweer dat directeur Public Affairs Van Rooijen destijds had, was dat er toch echt afgesproken was bij elk gesprek vermeld zou worden dat Shell de opdrachtgever was. Bij geen van de gemeenteraadsleden die Runderkamp en Salverda spraken was dat gebeurd.
23. Robin van Doorn, Veiligheid als onderdeel van de hotelservice, Beveiliging nr. 10, 1992.
De auteur schreef zijn artikel uit hoofde van zijn toenmalige functie als chef security van de Holiday Inn hotels in Nederland, tevens voorzitter van de vereniging Hotel Security Management.
24. F. Muller, Detectives willen af van ranzige types, de Zwolse Courant, 6 november 1993. En:
Telefonisch interview met P. van Elk, directeur van Het Oosten door auteur dezes op 23 augustus 1994.
25. De gegevens over de oud papieraffaire zijn afkomstig van het onderzoek van buro Jansen & Janssen, Dossier ABC, Amsterdam, juni 1994. En:
E. Lubbers, Liefdewerk, oud papier; Spionage in de Derde-Wereldbeweging. Onze Wereld, juli/augustus 1994.
Publiciteit als gevolg daarvan: Jos Slats, Oud papierman handelde in vertrouwelijke stukken, de Volkskrant, 15 juni 1994 en verder alle landelijke dagbladen in de dagen daarop.
26. Respectievelijk: K. v. Es en P. Junge, Bescherming op maat voor topmanagers, beveiligers storten zich op nieuwe ‘markt van de angst’ Parool, 10 mei 1986. En:
Es/Junge, Concurrent loert overal – zelfs via koffertje met groothoeklens, bedrijfsspion maakt zich op voor nieuwjaarsborrel, Parool, 7 januari 1987.
27. M. Huygen, De handel in angst, HP magazine, 20 oktober 1984.
28. De Telegraaf, Extremisten in ons land gaan met acties Gadaffi steunen, 15 augustus 1992.
De Telegraaf, De Tentakels van de Rara, ondergronds solidariteitsnetwerk in de maak, 24 juli 1993 (hoogtepunt op zaterdag in een serie vergelijkbare artikelen in de week ervoor en de week erna.)
De Telegraaf, Asielroutes via havens onder streng toezicht, 7 april 1994.
29. Zie voor een meer uitgewerkte versie van de zaak over de babyvoedingsindustrie: E. Lubbers, Onze Wereld, juli/augustus 1994.
30. A. Toffler, De nieuwe machtselite (Powershift): wie krijgen in onze veranderende wereld de macht?, Veen uitgevers, Utrecht/Antwerpen, 1990.
31. Informatie afkomstig van het Schone Kleren Overleg. ‘Marcel Knotter’ werkte daar toen als vrijwilliger en hielp mee aan de voorbereiding van de acties.
32. Van Riemsdijk, Hoofdstuk 3, Case I: Procter & Gamble en met name p.34-35.
33. Dat geen middel wordt geschuwd bleek onlangs weer in de strijd rond vernieuwde Omo-Power van de concurrent. Procter & Gamble toonde aan dat Omo-Power gaten in kleding veroorzaakte na een aantal wasbeurten.
34. S. O’Donnel, Targeting environmentalists, CovertAction nr. 41, summer 1992.
Dit incident gebeurde op 7 april 1992 in Perry, 25 km. van de Procter & Gamble cellulose fabriek aan de Fenholloway River in Taylor County, Florida.
In het jaar voorafgaand aan de aanval had McGuire last van bedreigingen en anonieme telefoontjes, haar tong zou uitgesneden worden als ze haar mond niet hield. De sheriff nam het niet serieus en de FBI weigerde op te treden.
35. S.O’Donnel, idem.
36. T. Katelman, Greenpeace Vancouver, Have you been harassed? Intimidated? 11 juli 1994. Oproep op Peacenet, a non-profit progressive networking service. Voor meer informatie, stuur een boodschap naar Peacenet-info
37. Guido, De leugens van een clown, eerste week monsterproces rond McDonalds veelbelovend, actieblad NN nr. 166, 22 juli 1994.
38. J. de Haas, Paul O. Ondergedoken als een mol, papierophaler vreest persoonlijke wraak linkse activisten, De Telegraaf, 18 juni 1994.
39. De BVD geciteerd in Quote, februari 1994, 007 in zaken.
N.B. Het gaat hier over álle informatiebureaus, incl. zij die zich meer met het financieel-economische gebied bezighouden. Als voorbeeld worden genoemd de veertig leden van de Society for Competitor Intelligence Professionals (Scip) van Jos Rodenburg.
40. P.W.J. Siebelt, ongetiteld bericht aan relaties en politieke partijen, Vinkeveen, juli 1994.