• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Voorkom Vernietiging

    Uit: Opening van Zaken, buro Jansen & Janssen, 1993.
    Roger Vleugels
    Het einde van de koude oorlog betekent in de ogen van de BVD een radicaal afscheid met het verleden. In 1991 werd bekend dat de Dienst van plan was om tweederde van haar archief te vernietigen, zonder dat iemand de mogelijkheid zou hebben dossiers in te zien. Geen glasnost aan de Kennedylaan.

    Van vele kanten kwam kritiek. Voordat alles de papiervernietiger in gaat, zou er recht op inzage moeten zijn, bovendien moet in ieder geval een deel bewaard blijven voor historisch onderzoek.

    De Vereniging Voorkom Vernietiging staat iedereen bij die met het oog op de per 1 januari 1994 startende precedentloze schoningsoperatie een inzageverzoek wil doen. De afgelopen jaren is een groot aantal ingewikkelde procedures gestart, die zich vaak voor zowel de advocaten als de betreffende instanties afspelen op nog niet eerder betreden terrein. In veel gevallen moet eerst de inhoud van begrippen worden vastgesteld: waar gaat het nu eigenlijk over. De inlichtingen- en veiligheidsdiensten blijken niet echt van goede wil. De inzageverzoeken worden voor het grootste gedeelte niet behandeld, maar aangehouden. De Diensten doen al het mogelijke om de voortgang te vertragen, wat de Vereniging dwingt tot zeer langdurige procedures.

    In mei 1992 heeft minister van Binnenlandse Zaken Dales de Tweede Kamer toegezegd dat er voor de start van de operatie geen dossiers zullen worden vernietigd. Desondanks stopt de BVD in de aanloop van de vernietiging alvast stukken in de versnipperaar, zonder zich iets aan te trekken van schorsingsverzoeken van dit soort onomkeerbare stappen. Je gaat je afvragen waar ze bang voor zijn bij de BVD. Wat is er te verbergen?
    De Vereniging Voorkom Vernietiging.

    De oprichting van de VVV was een reactie op het voornemen van de BVD ‘mogelijk tweederde’ van de persoonsdossiers te vernietigen. Dit gebeurde tijdens een korte periode van glasnost eind 1990, begin 1991, toen ook een eerste officiële indicatie gegeven werd voor het aantal persoonsdossiers dat de BVD bezat: enige honderdduizenden.

    De Vereniging tracht inzage te krijgen in dossiers van inlichtingendiensten. Hiertoe worden verzoeken gedaan en procedures gestart namens de ruim 400 VVV-leden: individuen en organisaties die reden hebben te denken dat zij op enigerlei wijze voorkomen in de archieven van de geheime dienst.

    Op de tweede plaats beijvert de VVV zich voor het bewaren van een representatief deel van de voor verwijdering c.q. vernietiging voorgedragen dossiers. Voor deze activiteiten is in mei 1993 Stichting Politieke Controverses opgericht.
    De verzoeken voor inzage spitsen zich toe op de dossiers die onder de schoningsoperatie van de diensten vallen en op dossiers die ouder zijn dan vijf jaar .

    Aanvankelijk beperkte de Vereniging zich daarbij tot de BVD en zijn voorlopers, zoals het Bureau Nationale Veiligheid (1945-1946) en de Centrale Veiligheidsdienst (1946-1949). Gaandeweg werd echter duidelijk dat meer schoningsoperaties te verwachten zijn, onder andere omdat in de Archiefwet de bewaartermijn voor overheidsbescheiden wordt verkort van 50 naar 20 à 30 jaar.

    Bij de Militaire Inlichtingendienst bijvoorbeeld zijn de voorbereidingen al zo ver gevorderd dat zij – hoewel later gestart – nu al in pas lopen met de BVD-operatie. Ook voor de komend jaar op te heffen Inlichtingendienst Buitenland bestaan schoningsplannen. De 148 Plaatselijke Inlichtingendiensten vormen een aparte groep. Deze PID’s vallen deels onder de BVD en deels onder schoningen die worden voorbereid in het kader van de Wet Politieregisters.

    Ook voor andere politiek gevoelige archieven zijn schoningen te verwachten, bijvoorbeeld archieven over de Tweede Wereldoorlog en de Bijzondere Rechtspleging van vlak daarna, Hierbij gaat het ondermeer om de archieven van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, de Politieke Opsporingsdienst en de Politieke Recherche Afdelingen.
    Vooralsnog richt de Vereniging richt zich behalve op de BVD ook op de MID, de PID’s en de IDB. De definitieve vaststelling van de schoningsplannen in zogenaamde vernietigingslijsten wordt voor de BVD, het BVD-deel van de PID en de MID direct na zomer 1993 verwacht.
    Meer inzageverzoeken

    Het aantal verzoeken voor inzage in BVD-dossiers is langzaam gestegen van rond de twintig per jaar begin jaren tachtig tot ruim zestig in 1991. Het gaat zowel om inzage in eigen dossier als om inzage voor historisch onderzoek, globaal eenderde van de verzoeken. Sinds de oprichting van de VVV is dat aantal met vele honderden spectaculair gestegen.(1)

    De stijging van het aantal verzoeken zegt echter niets over de kans op succes.

    De belangrijkste grond voor de toename staat los van BVD en past in een bredere trend van meer openheid, meer rechten voor geregistreerden en privacybescherming. Deze trend wordt gemarkeerd door verschillende vrij nieuwe wetten, zoals de Wet Persoonsregistraties en de Wet Openbaarheid van Bestuur, maar ook de Wet Politieregisters en de Wet op de Justitiële Documentatie. Deze wetten worden langzaam opgerekt door jurisprudentie.

    Wat de BVD betreft heeft deze trend echter nog niet geleid tot een zichtbare verbetering.
    Detailkwesties.

    Een uitvoerig overzicht van de precieze activiteiten van de VVV zou een boek op zich opleveren. Daarom hier een paar voorbeelden van de problemen waar de Vereniging mee te maken krijgt. Wat betreft de op handen zijnde schoningsoperatie bij de BVD voert de Vereniging twee soorten processen. Naast de ruim duizend processen voor inzage samen met diverse groepen leden zijn dat een aantal voorwaardescheppende procedures. De inzet van de Vereniging is duidelijk te krijgen welke periode de schoning gaat omvatten, welke diensten deze betreft, wat de definitie van dossier is, wat de criteria voor schoning worden, enzovoort. Deze kwesties zijn van groot belang om verzoeken voor inzage beter te kunnen formuleren en nodeloze procedures te voorkomen. Belangrijk ook omdat al te vaak blijkt dat het bij inlichtingen- en veiligheidsdiensten om minieme details gaat.

    Zo ook bij de BVD. Dat bleek bijvoorbeeld uit het commentaar van de minister op het bericht dat het abonneebestand van De Waarheid vernietigd was, terwijl in de ambtelijke voorbereiding afgesproken was tijdens de voorbereiding van de schoning geen dossiers te vernietigen. Laconiek antwoorde Dales op vragen van Groen Links kamerlid Willems: dat was geen dossier; dat was een registratie.

    In april 1992 vond op het ministerie van Binnenlandse Zaken een hoorzitting plaats over het eerste verzoek van de VVV, ingediend in augustus 1991. Op het punt van de definitie van dossier kwam op de hoorzitting geen duidelijkheid. (Dat lukte overigens later bij de civiele rechter, de Raad van State en in de Tweede Kamer ook niet.) De Vereniging kwam niet veel verder. Zo kon zelfs niet aangegeven worden welke diensten met de schoningsoperatie zou omvatten, bijvoorbeeld wat betreft de voorlopers van de BVD.

    Tijdens de hoorzitting werd wel duidelijk dat bij lange na niet alle vragen uit het VVV-verzoek in de ambtelijke voorbereiding betrokken waren, wat leidde tot grote ontevredenheid bij de voorzitter Ron Niessen. Het hoofd Constitutionele Zaken en Wetgeving van Binnenlandse Zaken werd echt kwaad toen hij wilde aantonen dat het departement en de BVD wel degelijk van goede wil waren. Hij vroeg de heer Raaijmakers, vertegenwoordiger van de BVD, om de bevestiging dat er nu, even afgezien van de definitiekwestie, geen dossiers vernietigd worden. Op dit een-tweetje antwoordde de BVD-er ietwat onverwacht: “Nee, er wordt nu niets vernietigd …… nou, ja een beetje”. Toen de zaal weer een beetje tot rust was gekomen, bleek uiteraard dat het gezien de veiligheid van de staat niet toegestaan was dat ‘beetje’ te omschrijven. Op het verslag van deze hoorzitting van april moest meer dan acht maanden gewacht worden; in december 1992 kwam tevens een beschikking waarin stond dat vooruitlopend op de vernietiging stukken met een momentele waarde vernietigd worden. Wat dat is, momentele waarde, bleef verder geheim.

    De hoorzitting eindigde overigens met het verzoek van Binnenlandse Zaken aan de Vereniging om kopie van enkele documenten over de relatie tussen de NAVO en de BVD, aangezien die volgens de aanwezige BVD-er bij de BVD onbekend waren.
    Vertraging in de behandeling

    Gezien het aantal inzageverzoeken had 1992 voor de VVV het jaar van de doorbraak moeten worden. Niets van dat al.(2)

    Op alle ingediende verzoeken wordt traag, cryptisch, onvoldoende of in het geheel niet gereageerd.

    Een voorbeeld van cryptisch reageren was de reactie van het ministerie van Binnenlandse Zaken op het inzageverzoek van 180 leden uit oktober 1991. Het ministerie deelt mee dat de beantwoording van het inzageverzoek van de 180 leden wordt ‘aangehouden’. Dat wordt aangevuld met de opmerking dat dit geen weigering tot antwoorden is en daarmee geen voor beroep vatbare beslissing. Zo probeert het ministerie zich in te dekken tegen wéér een proces van de VVV.

    Bij nadere bestudering blijkt het nog gekker te kunnen, twee dingen vallen op. Allereerst wordt de aanhouding gemotiveerd met de, ook in juridisch opzicht, niet-relevante opmerking dat het eerste verzoek zo ingewikkeld was. Daarbij moet aangetekend worden dat het ministerie de trage behandeling van dat eerste voorwaardescheppende verzoek, dat vooraf ging aan dat van de 180, beargumenteerde met het vele werk dat zou samenhangen met het inzageverzoek. Een doorzichtige cirkelredenering, want dat verzoek is nu juist aangehouden en kan dus geen werkdruk opleveren.

    Op de tweede plaats is er meer dan voldoende jurisprudentie die aangeeft dat het aanhouden van de beantwoording van een verzoek juridisch gezien gelijk is aan een weigering tot antwoorden en daarmee een voor beroep vatbare beslissing. Toen de Raad van State dan ook oordeelde dat het beroep terecht ingesteld was, reageerde het ministerie niet met een pleidooi, maar met intrekking van de brief met de aanhouding.

    Of dat zomaar kan, een brief intrekken waar al een beroep tegen loopt, wordt bestudeerd.

    Voorlopig is het netto-effect dat het door de 180 in oktober 1991 ingediende inzageverzoek nu, mei 1993 nog steeds bij het beginpunt staat. In termen van de Nationale Ombudsman is dit drie, vier maal de redelijke termijn voor beantwoording.

    Dit voorbeeld toont aan dat de BVD de rechten van geregistreerden absoluut niet serieus neemt. Het is er één uit een rijtje dat moeiteloos uit te breiden is.

    Om maar wat te noemen: De hoogbejaarde leden van de Vereniging, van wie sommigen boven de 90 zijn, doen een verzoek om versnelde behandeling. Dat wordt afgewezen met de verwijzing naar de gemiddelde levensverwachting van 78 jaar!

    (De gemiddelde leeftijd van de hoogbejaarde VVV-leden ligt rond de 70…)
    Russische roulette

    Ondanks het feit dat de verzoeken van de Vereniging vooralsnog niet succesvol waren, hebben er in 1992 toch enkele tientallen inzages plaatsgevonden.(3) Dit was in nagenoeg alle gevallen direct op basis van het verzoek, dus zonder dat de Raad van State er aan te pas kwam.

    Er zijn een aantal redenen waarom losse verzoeken sneller kans lijken te maken dan die via de Vereniging. Het betreft meestal zeer beperkte verzoeken, waarin naar slechts een deel van het dossier wordt gevraagd. Vaak gaat het om mensen met een duidelijk materieel belang, bijvoorbeeld een beroepsverbod. Tot slot zijn de verzoeken van de Vereniging zeer omvangrijk.

    De ervaring is dat wanneer inzage niet meteen wordt toegestaan op basis van het verzoek – na een wachttijd van enkele maanden tot ruim een jaar – een lange juridische weg volgt met een duur van vele jaren.

    De afwijzingen zijn soms curieus en vaak wordt duidelijk dat er sprake is van onwil. Zo kreeg de Stichting tot Beheer van de CPN-archieven nauwelijks fatsoenlijk antwoord op een inzageverzoek. Dat is raar omdat het verzoek voortbouwt op een eerder wel gehonoreerde aanvraag van de PSP, die nagenoeg identiek was. Waarom krijgt de CPN geen inzage?

    Pikant detail is dat minister Dales in mei 1992 wèl het ministerie van Buitenlandse Zaken vraagt in Moskou te bemiddelen teneinde aldaar inzage te krijgen in de archieven van de CPSU. Wat Dales betreft mag de CPN in Moskou wel neuzen, maar hier niet.

    Ook uit historische en journalistieke kring zijn enkele inzageverzoeken gedaan. Onwil blijkt bij een aanvraag uit kringen rond de NISA, door Bob de Graaff en Cees Wiebes.(4)

    Een van de zaken die zij wilden uitspitten was de arrestatie begin jaren zestig van de voor de Dienst in de toenmalige Sovjetunie spionerende zeelieden Evert Reydon en Lou de Jager. De Inlichtingendienst Buitenland deed alles om de inzageprocedures zoveel mogelijk te frustreren. Algemene Zaken heeft geen zin het damage assessment-rapport vrij te geven. Sterker nog, na eerst in correspondentie met de onderzoekers de suggestie te hebben gewekt dat zo’n rappport over de implicaties zou hebben bestaan, verklaarde mr. G. Wuisman op de zitting van de Raad van State dat men een dergelijk rapport na lang zoeken niet had kunnen vinden; zo het al bestaan had was het namelijk ‘al werkende zoekgeraakt’. In de vervolgzitting werd het nog gekker. Algemene Zaken verklaarde toen dat er sprake was van een misverstand: er was niets zoekgeraakt, want wat niet bestaat kan ook niet zoekraken.(5)
    Inzagebeleid

    Het inzagebeleid is zeer willekeurig. In geslaagde pogingen is niet echt een grootste gemene deler aan te wijzen. Dit geldt ook voor toestemming na tussenkomst van de Raad van State.

    De laatste jaren neemt de kwaliteit van het oordeel van de Raad van State overigens sterk af. Bij herhaling komen er nieuwe arresten die op deelpunten rechtstreeks strijdig zijn met eerdere. Dat kan komen door de op handen zijnde reorganisatie van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State, waardoor rechters met kwaliteiten vertrekken of niet meer solliciteren.

    Een voorbeeld van tegenstrijdigheid in uitspraken. Uit de King Kong-arresten is op te maken dat stukken ouder dan 30 jaar moeilijk meer onder de uitzonderingsbepalingen van de Wet Openbaarheid van Bestuur kunnen vallen.

    Buiten dat was de Raad van mening dat BVD-documenten niet vanzelfsprekend onder de uitzonderingsbepalingen van de WOB vallen. Dat was een fikse tegenvaller voor de BVD, die zich graag op de uitzonderingsbepalingen beroept.

    December 1992 volgt dan het Rooie Reus-arrest waarin simpelweg staat, dat alles wat zich bij de BVD bevindt onder de uitzonderingsbepalingen valt. Zonder welke nuancering en zonder welke verwijzing naar King Kong dan ook. Eigenaardig omdat in de Rooie Reuszaak, in eerdere fases wel inzage toegestaan werd.
    De redenen waarop BVD inzage weigert zijn steeds dezelfde: de veiligheid van de Staat en andere gewichtige belangen van Staat, de informatiepositie van de Dienst, alsmede bescherming van haar bronnen en werkwijze en de derdenbescherming.

    Voor de BVD zijn dit absolute weigeringsgronden, maar sommige arresten knibbelen daaraan door bijvoorbeeld de veiligheid van de Staat aan de factor tijd te koppelen. Of door de informatiepositie van de Dienst ondergeschikt te oordelen aan de belangen van de verzoeker, zeker bij niet meer operationele dossiers.

    In zowel wetenschappelijke als politieke kringen is men in toenemende mate van mening dat een beroep op de veiligheid van de Staat, informatiepositie of de bescherming van werkwijze en bronnen eindig is als uitzonderingsgrond. In diverse buitenlanden ontstaat dan ook regelgeving voor inzage in oudere inlichtingen-archieven.

    De derdenbescherming wordt door de BVD alleen propagandistisch gebruikt; eigenlijk is het een lachertje. Komt het tot inzage dan worden sinds jaar en dag de namen van – nog levende – derden gewit of gezwart. Een methode die ook voor bronnen gehanteerd wordt, hoewel bij de Stasi-archieven in sommige gevallen juist gekozen is voor het onthullen van dit soort informatie.

    Nog steeds wordt veel geschermd met het CID-arrest uit 1988. Dit arrest stelt dat de vraag òf de BVD een dossier heeft al valt onder de staatsveiligheid en daarom niet beantwoord hoeft te worden. Spreken over de inhoud van een eventueel dossier is dan niet aan de orde, laat staan het verzoek om inzage.
    Zoals gezegd: er is geen duidelijke lijn. De ouderdom van het dossier, het belang van de verzoeker of de beperktheid van de vraag – het geeft geen garanties op een geslaagde inzage.

    Of, zoals minister Dales het in de Tweede Kamer zo mooi verwoordde: “Soms staan we een inzage toe om van het gezeur af te zijn; het gaat soms om heel zielige gevallen.”(6)
    Inzagemogelijkheden bedreigd

    Op termijn zijn er een aantal factoren die een bedreiging voor de mogelijkheid tot inzage gaan vormen.

    Één daarvan is het project ‘de geschiedenis van de Koude Oorlog’ dat BVD-medewerker en historicus Engelen uitvoert in opdracht van de BVD. De selectie uit de dossiers die hij maakt, vormt de kern van wat uiteindelijk bewaard wordt. Nu al wordt verwezen naar ‘Engelen’ alsof alle vragen die het BVD-archief zou kunnen oproepen, in dat ene onderzoek beantwoord zullen worden.

    Nog afgezien van vraagtekens die te plaatsen zijn bij de kwaliteit van een onderzoek door een schrijver-uit-eigen-huis. Bij de aanstelling van voormalig Radio-Oranjemedewerker Lou de Jong als Rijksgeschiedsschrijver van de Tweede Wereldoorlog leidde dat nog tot Kamerdebatten. Nu kraaide er geen haan naar.
    In de grote schoningsoperatie zijn de dossiers waarover niet geprocedeerd wordt per 1 januari 1994 vogelvrij. Dit is een door de Vereniging Voorkom Vernietiging bereikte tussenstand. Aanvankelijk wilde de minister vanaf dat moment alles kunnen vernietigen. Zij liet mr. Peter Banda, bij Binnenlandse Zaken speciaal belast met inzage-procedures, dit bij de Raad van State als volgt formuleren: ‘Per 1 januari begint de vernietiging, behalve voor de dossiers waarover serieus geprocedeerd wordt’.(7) Toen de voorzitter vroeg wat serieus was en aan wie het was dat te beoordelen, schrapte Banda deze belachelijke toevoeging.

    Voor mensen die overwegen een inzageverzoek te doen is dus zeer grote haast geboden, want tussen het indienen en de eerste zitting bij de rechter zit snel twee tot drie maanden.
    Of de schoningsoperatie daadwerkelijk op 1 januari 1994 kan beginnen valt nog te bezien. De ontwerp-vernietigingslijst, die al op 15 oktober 1992 klaar zou zijn is er nog steeds niet. In een vlaag van glasnost ontving de Vereniging als bijlage bij het verslag van de hoorzitting de notulen van de ambtelijke voorbereiding. Het gaat daar uiterst stroef. De BVD wil het deel van het archief dat vernietigd gaat worden herindelen en herbenoemen. Uiterst arbeidsintensief, maar vooral gevaarlijk omdat daardoor allerlei grijze gebieden kunnen ontstaan. Op een gegeven moment was bij het hoofd van de Rijksarchiefinspectie kennelijk de maat vol. Hij kwam met een nota voor de BVD met de veelzeggende titel: Kwakzalverij is niet uit te roeien.

    Als de ontwerp-vernietigingslijst af is gaat hij voor advies naar de Rijkscommissie voor de Archieven van de Raad voor het Cultuurbeheer, die het historisch belang bekijkt. Het Algemeen Rijksarchief, supervisor van de hele operatie, heeft in deze geen taak. De Tweede Kamer heeft zich er in mei 1992 met een Jantje van Leiden vanaf gemaakt met de instelling van een driemanschap voor de bewaking van de schoning. Dit driemanschap legt in deze uitzonderlijke constructie alleen verantwoording af aan de geheime Vaste Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Na een debat en de goedkeuring door de Tweede Kamer volgt de definitieve vaststelling c.q. publikatie in de Staatscourant.
    Straatsburg.

    Onlangs werd bekend dat Nederland is veroordeeld door de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens van de Raad van Europa. Dat gebeurde naar aanleiding van een in 1988 ingediende klacht van tien mensen, die naar hun mening ten onrechte geregistreerd stonden bij de BVD en de CID, het Contra-Inlichtingen onderdeel van de MID.
    De voorgeschiedenis. De anti-militaristische actiegroep Onkruit ontvreemdde op 19 november 1984 het archief van de Landmacht Inlichtingendienst uit het kantoor van Contra-Inlichtingendetachement (450 CIDet). De publikatie van de buit leidden via Kamerdebatten in 1985 tot de reorganisatie van de drie militaire inlichtingendiensten tot de huidige MID in 1988.

    Uit de gepubliceerde stukken bleek onder meer dat er van 150 mensen en organisaties uit de regio Utrecht dossiers werden bijgehouden. Zestien van hen hadden een extra aantekening omdat zij gezien hun kennis of contacten een gevaar voor de mobilisatie zouden kunnen vormen. Deze aantekening deed sterk denken aan zogenaamde interneringslijsten, maar dat werd door de ministers Rietkerk en De Ruiter heftig ontkend.

    Tien van deze mensen deden in 1985 een verzoek tot inzage in hun dossiers bij de ministeries van Binnenlandse Zaken en Defensie.

    Dit verzoek leidde in 1988 tot het nu nog veel gebruikte arrest bij de Raad van State, dat een inlichtingendienst geen uitspraak doet over de vraag òf er een dossier is in verband met de staatsveiligheid. Terwijl juist in deze zaak de vraag of er wel een dossier was, door de inbraak al beantwoord was. Ook de ministers hebben in deze kwestie het bestaan van de dossiers toegegeven. Toch volstond de Raad van State met een marginale toetsing.

    Daarop dienden de tien een klacht in bij de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens in Straatsburg, die nu volledig gehonoreerd is.

    Nederland werd veroordeeld wegens overtreding van artikel 8 van het EVRM. De inbreuk op de privacy van de tien was te groot geweest, of te langdurig, of vond plaats met gebruikmaking van te zware middelen.

    Omdat de klagers niet om inzage hadden gevraagd is geen uitspraak gedaan over het bestaan van de dossiers. Indirect is wel toegegeven dat de dossiers bestonden, omgekeerd is er geen direct oordeel dat ze er niet hadden mogen zijn.

    De strafmaat is conform de eis 1.000 gulden per persoon plus de kosten van de advocaten, en niet het gebruikelijke ‘de eisers zijn reeds voldoende genoeggedaan door verbeteringen in de wet sindsdien’.

    Omdat deze beslissing volgens Peter Banda, de inzage-specialist van Binnenlandse Zaken, mogelijk ingrijpende consequenties heeft voor de inzagepraktijk in Nederland, staan we even stil bij de overwegingen van de Europese Commissie.

    De Commissie vindt het een democratisch gebrek dat er in 1985 geen wettelijke basis is voor de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten, alleen maar het Koninklijk Besluit van 5 augustus 1972.

    In het KB zijn de taken van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten onvoldoende omschreven. Zo wordt niet aangegeven welke groepen mensen object van onderzoek mogen zijn, noch wordt een indicatie met betrekking tot omstandigheden en middelen gegeven.

    Het KB is niet duidelijk genoeg over de omstandigheden waarin en de voorwaarden waaronder de autoriteiten de bevoegdheden bezitten om de veiligheids- en observatiemaatregelen te nemen die ze genomen heeft. Bovendien zijn er geen waarborgen en regelingen voor controle op de activiteiten in het KB opgenomen.

    Inmiddels is er wel een wet, maar de in deze beslissing gewraakte passages zijn in deze wet nagenoeg identiek aan het KB. De beslissing is daarom hyperactueel. De wettelijke basis voor de Dienst en voor dossiervorming zijn in de ogen van de Europese Commissie op zijn zachtst gezegd gammel.

    De tien gaan met dit vonnis op zak opnieuw naar de Nederlandse rechter, naar de Raad van State en de civiele rechter. Hun verzoek zal identiek zijn aan dat van 1985: inzage.
    De Stichting Politieke Controverses.

    Ook in wetenschappelijke kring groeit de weerstand tegen het voornemen een groot deel van de archieven te vernietigen. Op 7 mei 1993 werd op initiatief van de VVV de Stichting Politieke Controverses opgericht, een samenwerkingsverband van onder andere historici, politieke wetenschappers en juristen. De Stichting wil komen tot regelgeving voor het bewaren en beheren van een representatief deel van de af te stoten BVD-collecties. De Wetenschappelijke Raad van de stichting, waarin onder meer de hoogleraren H. Van der Dunk, G. Harmsen en Th. De Roos zitting hebben, laat zich adviseren de hoogleraren C. Fijnaut en mevrouw S. Leydesdorff. De Raad heeft een lijst opgesteld van een honderdtal ‘politieke controverses’, een verzameling van onderwerpen die in de afgelopen decennia ongetwijfeld de belangstelling van de Dienst genoten.

    Als eerste stap in dit debat heeft de SPC een verzoek voor inzage gedaan voor historisch en journalistiek onderzoek. Naast alle dossiers die samenhangen met de honderd onderwerpen, zijn 1300 dossiers op naam of organisatie opgevraagd. Dit verzoek brengt nagenoeg het hele BVD-archief onder de rechter, zonder twijfel het meest omvangrijke verzoek dat ooit in het kader van de WOB aan de overheid is gericht.
    (Roger Vleugels is voorzitter van de Vereniging Voorkom Vernietiging. De VVV is te bereiken via: VVV, Postbus 10107, 3505 AB Utrecht, tel: 030-616351)
    1. Aantallen verzoeken: In 1991 deed de Vereniging 180 verzoeken voor inzage in dossiers van leden. Daarnaast waren er 41 individuele verzoeken om inzage in eigen dossier en de 22 historische inzageverzoeken. In 1992 waren er naar schatting ruim vijftig losse verzoeken en kwamen daar via de Vereniging 118 rechtstreeks aan de BVD gerichte en 831 via de Plaatselijke Inlichtingendiensten van de politie aan de BVD gerichte bij.

    De ervaring is dat behandeling van de verzoeken van de VVV vaak vertraging oploopt, wat rechtsongelijkheid met zich meebrengt ten opzichte van de losse verzoeken die vaak binnen een jaar afgehandeld zijn. In 1991 werden 34 van de 41 losse verzoeken afgewezen; verzoeken voor historische inzages worden bijna altijd ‘tot tevredenheid’ van de indiener afgewikkeld.

    2. Concreet heeft de Vereniging augustus 1991 een voorwaardescheppend verzoek ingediend, gevolgd door verzoeken van 180 leden in oktober 1991 en 118 leden in april 1992. Ook in april 1992 werden 831 verzoeken voor inzage namens 172 leden bij de 148 PID’s ingediend, voor het BVD-deel van deze verzoeken dienen ze doorgeleid te worden aan Binnenlandse Zaken.

    3. In 1991 kregen 7 van de 41 losse verzoekers inzage in hun eigen dossier. Ook in 1992 zijn enkele gevallen bekend. Ook hier weer gaat het om inzage in een deel van het dossier en/of gevallen waarin sprake was van een materieel belang. In één geval werd inzage verleend in een voor die inzage gemaakte samenvatting van de gevraagde passages uit het dossier.

    4. Netherlands Intelligence Studies Association. Zie ook het hoofdstuk Zaken doen met de Dienst.

    5. HP/de Tijd op Zondag, 21 februari 1993

    6. Minister Dales in de Tweede Kamer op 13 mei 1992.

    7. Mr. Peter Banda in een civiel kort geding van de VVV tegen Binnenlandse Zaken op 4 juni 1992.